‘Zijn wij de juiste voor elkaar?’ vraag ik aan mijn geliefde. Die vraag stel ik eens in de zoveel maanden. Hij lacht en gaat door met koken. ‘Serieus,’ zeg ik, ‘is dit een gouden match of settelen we voor less omdat we simpelweg te druk en niet wanhopig genoeg zijn om verder te zoeken?’
‘Zeg hou eens op,’ zegt hij. ‘We hebben het toch heerlijk samen.’ Ik schenk een glas wijn in, hoewel ik vrees dat ik zowel te druk als niet wanhopig genoeg ben om doordeweeks (veel) te drinken en later deze avond nog naar dansles moet, en neem een slok.
In de nieuwe dichtbundel van Anne Vegter, Big data, dat gaat over de ellende van aflopende liefdesrelaties, wordt de Afrikaanse dichter Ingrid Jonker geïnterviewd. Niet echt natuurlijk, Jonker maakte in 1965 op tweeëndertigjarige leeftijd een einde aan haar leven. Maar dat weerhoudt haar er niet van om in de bundel helder en overtuigend te vertellen over haar reis naar Europa, waar haar minnaar André Brink haar komt opzoeken. Tijdens de reis moet ze af en toe aan Jack Cope denken, de vriend in Kaapstad met wie ze ook een verhouding heeft: ‘Dus ik zat enorm te verlangen naar André. / Ondertussen begon ik ook weer aan Jack te denken, dat kan toch? / Ik heb geen probleem met twee mannen. / Maar twee mannen hebben geloof ik wel altijd een probleem met één vrouw.’
Voor de meeste mensen is het leven een aaneenschakeling van pogingen ellende te ontlopen
Het loopt niet goed af. André gaat terug naar zijn vrouw en kind, Jonker wordt opgenomen in een kliniek in Parijs: ‘In de inrichting kreeg ik een brief van Jack over mijn bestwil. / Dat het over was. / Dat dat beter was voor ons. / Wat dan. / Of allemaal uit mijn hoofd geschud. / Die verdovende twinkel.’
Die avond sta ik met vijftien andere meiden in een overgeventileerde anderhalvemeterstudio een dance-hall-choreografie in te studeren. Tak, tak, tak, zegt de docent terwijl haar heupen mechanische clicks maken. Ik voel me een boomstronk tussen al dat flexibele riet om me heen. ‘Giiiirrrls,’ roept ze boven de muziek uit, ‘de hele worrrld is ready voor jullie. Dance like the adventure is yourrrs en vijf, zes, zeven, acht!’
Voor de meeste mensen is het leven een aaneenschakeling van pogingen ellende te ontlopen of er op een zo flexibel mogelijke handen-uit-de-mouwen-manier mee om te gaan, denk ik weleens. Voor Ingrid Jonker was dat in ieder geval zo. Wat dat betreft is adventure natuurlijk één van de rekbaarste woorden ooit. ‘Denk je niet dat wij te gehecht zijn aan onze veiligheid en geborgenheid?’ vraag ik mijn geliefde als ik weer thuis ben. Hij schenkt een tweede glas wijn in en ziet het probleem niet. Er is ook geen probleem, zeg ik, maar is dat niet juist het probleem?

Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.

Joëlle de Ruiter (1994) is een illustrator uit Groningen met een stevig zwak voor vorm en vlak.