In De Volkskrant lees ik het dagboek van Aliaksandr Kuushynau. Hij is een van de demonstranten uit Wit-Rusland die vecht voor eerlijke verkiezingen en de neergang van het regime van Aleksandr Loekasjenko. Ik zit in de hete tuin van mijn moeder en aai onze terminaal zieke hond, ze heeft een gezwel in haar staart in de vorm van twee aan elkaar geklonken tennisballen. Kuushynau beschrijft hoe hij tijdens de verkiezingen als waarnemer aanwezig is bij een stembureau, waar van alles fout gaat: er worden maar 126 stemmen voor de oppositiekandidaat geteld. De mensen buiten het lokaal, meer dan tweehonderd, zijn woedend, want alleen zij al hebben allemaal op de oppositiekandidaat gestemd.
Onze hond houdt de hitte lang vol. Kwispelen gaat niet meer met zo’n zware staart en overeind komen ook niet, de gezwellen beginnen uit te breiden naar haar achterpoten. Op sommige bulten zitten kleine wondjes, als die gaan ontsteken is het mis. Maar ik heb eens van een dierenarts gehoord dat het hart van een hond haast onuitroeibaar is, dat de meeste honden daarom ook worden ingeslapen als ze aan hun einde toe zijn. Het lijf heeft het opgegeven, alleen dat hart pompt maar door. Zou het waar zijn? Als honden natuurlijk zouden sterven, zouden ze dan nog weken rondlopen met een dood lijf en een kloppend hart?
Een dag na de stemfraude gaat Kuushynau met een groepje de straat op. Al snel wordt het groepje een groep, niet veel later zijn ze met meer dan duizend. De politie grijpt in met stungranaten, knuppels en rubberkogels. De volgende dag is het internet bijna overal afgesloten. Gearresteerde demonstranten worden in hun cellen geslagen en bedreigd, er zijn ruim zesduizend mensen vermist, de beelden gaan de wereld over. ‘Het geweld maakt me bang,’ schrijft Kuushynau. ‘Maar het zou oneerlijk zijn om te stoppen.’
Onze hond is vijftieneneenhalf. Dat is heel oud voor haar soort; grote honden worden meestal nog geen twaalf. Mijn moeder heeft er ‘vrede mee’ maar is verdrietig. ‘Wanneer moet ik hem bellen?’ vraagt ze zich af. Ze bedoelt de dierenarts met zijn spuit en draagbare pinautomaat. ‘Wanneer moet ik besluiten dat het klaar is, dat ze niet meer hoeft vol te houden?’ Ik kan geen antwoord geven. Ik heb een brok in mijn keel telkens als ik naar de hond kijk.
De bloedhitte houdt aan. Kuushynau schrijft over ernstig gewonde stadgenoten, maar ook over een omslagpunt: fabrieksarbeiders die zich bij de oppositie aansluiten, politie die wegblijft. ‘Het voelt geweldig,’ schrijft hij. ‘Nu zijn wij aan zet.’ ’s Avonds in bed hoor ik onze hond onrustig ademen. Ze jankt een beetje, dat doen honden als ze dromen. Of heeft ze pijn? Ik pieker lang over het woord ‘volhouden’. Lukt volhouden alleen als je heel duidelijk weet waarvoor je dat doet?
Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.
Joëlle de Ruiter (1994) is een illustrator uit Groningen met een stevig zwak voor vorm en vlak.