Vorige maand overleed David Graeber. De antropoloog werd wereldberoemd met de boeken Debt: The First 5000 years en Bullshit Jobs: A Theory. Als activist was hij vroeg betrokken bij de Occupy-beweging en sindsdien is hij voor velen een boegbeeld geweest. Zo ook tijdens de meest recente Maagdenhuisbezetting. Jonathan Luger blikt terug op een inspirerend persoon.
Als dromerige eerstejaarsstudent miste ik houvast om te begrijpen wat er in de wereld gebeurde. Ik werkte als pizzabakker, -bezorger, afwashulp en barman en mijn eerste relatie liep op de klippen. Veel dingen deed ik voor de eerste keer, zoals naaktzwemmen en in m’n eentje wiet roken. En hoewel ik als filosofiestudent gedetailleerde essays leerde schrijven, bleven krantenkoppen voor mij een raadsel. Ik vroeg me dingen af als: ‘waarom is er zoveel misère in de wereld terwijl het zogezegd beter gaat dan vroeger?’, ‘waarom zitten er kankerverwekkende pesticiden op mijn groenten?’ en ‘waarom steek ik mezelf in de schulden om te studeren?’ Ik miste in de theorie die ik las tastbare antwoorden op de raadsels die ik overal tegenkwam.
Er ging een wereld van antikapitalistische kritiek voor me open en ik begon de krantenkoppen beter te begrijpen.
Op zoek naar meer concrete wijsheid stuitte ik op het werk van antropoloog en activist David Graeber. Hoewel hij misschien niet direct antwoord gaf op bovenstaande vragen, tilde hij als geen ander de sluier van de dagelijkse realiteit op om een politiek-economisch systeem bloot te leggen. Toen ik voor het eerst op de universiteit rondliep begon de Nederlandse economie net op te krabbelen uit de krater die de financiële crisis had achtergelaten, terwijl er nog veel vragen onbeantwoord bleven. Het publieke debat was opengebroken, en kritiek op het neoliberalisme kreeg na de crisis vaste voet aan de grond. Graebers werk bood een nieuwe kijk op onze democratieën, op de verdeling van geld, en op de structuren van de vrije markt. Onderwerpen waar ik vragen over had, of juist nog nooit vragen over had gesteld, wist hij scherp te treffen in een tijd waarin velen nog gedesillusioneerd probeerden te begrijpen wat de crisis had betekend.
Volgens Graeber is het ironisch dat democratie niet blijkt te bestaan in landen die zichzelf wel zo noemen. Sinds de neoliberale golf zijn we in het Westen doordrenkt met het idee dat een kleine overheid de ruimte zou moeten geven aan de vrije markt. Maar in werkelijkheid, zo beargumenteerde Graeber gedetailleerd in The Utopia of Rules (2015), gaat elke stap naar méér marktwerking gepaard met méér ambtenaren, papierwerk, juristen en regelgeving. Zo hebben de ‘vrije’ marktsystemen ervoor gezorgd dat overheden en private machthebbers niet meer van elkaar te onderscheiden zijn, en bedrijven geld verdienen aan het speculeren op de hypotheekschulden en pensioenen van het volk. De financiële sector heeft de politiek gecorrumpeerd, en na de crisis is er niet veel veranderd.
Er ging een wereld van antikapitalistische kritiek voor me open en ik begon de krantenkoppen beter te begrijpen. Of ik had in ieder geval een gloednieuw paradigma waarmee ik de wereld om mij heen kon duiden. Waar er meer critici zijn die schrijven over de destructieve effecten van het neoliberalisme, ging Graeber verder door te laten zien dat ideologische kritiek hand in hand kan gaan met een radicaal politiek project. Zo was hij zelf dikwijls op de barricades te vinden, bijvoorbeeld bij de Occupy-beweging. Dit anarchistische project tegen structurele economische ongelijkheid omzeilde alle bestaande politieke en juridische structuren en bedreef wat Graeber prefiguratieve politiek noemde: politiek zonder systeem, met vrije individuen; politiek die horizontaal, creatief, interactief en soms chaotisch van aard is.
Grote groepen mensen komen in prefiguratieve politiek bij elkaar op levendige algemene vergaderingen. Er is niet één politieke kleur te vinden. Juist die diversiteit en decentralisering maken van politiek een creatief speelveld, waardoor Occupy, volgens Graeber, in staat was een mini-wereld te creëren van politieke gelijkheid: een échte democratie. Prefiguratieve politiek werd later de rode draad, zijn antwoord op de vraag: wat is een alternatief op de status quo? Waar critici hem wegzetten als onrealistisch, formuleerde hij juist een politiek antwoord dat zo dicht mogelijk bij de alledaagse, altruïstische interactie tussen mensen ligt.
Zelfs nu nog vertellen de docenten en studenten die ik later sprak mij nog over de elektriciteit die in de lucht hing.
Ondertussen was ik geboeid door Graebers combinatie van theorie en praktijk. Temidden van de voor mij overweldigende misère in de wereld bleef hij positief ingesteld. Dankzij zijn werk voelde ik me iets minder naïef, en iets meer wakker geschud. Tegelijkertijd ontdekte ik dat een concreet praktijkvoorbeeld van prefiguratieve politiek zich vlak onder mijn neus had afgespeeld zonder dat ik het echt had meegekregen: de meest recente bezetting van het Maagdenhuis in 2015 – het gebouw waar het bestuur van de Universiteit van Amsterdam huist is sinds 1968 talloze keren bezet. Door een totale breuk in vertrouwen in de transparantie en democratische waarde van het universiteitsbestuur werd het Maagdenhuis anderhalve maand lang bezet door studenten en docenten. In een streven de universiteit zelf te democratiseren waren er vergaderingen, discussies, optredens, exposities, lezingen en gesprekken.
Ook Graeber ging in gesprek, en gelukkig kon ik me jaren later aan de opnames kluisteren. Hij opende met: ‘Ik had gevraagd om niet voor jullie te staan praten, zoals bij een normale academische lezing, maar eerder iets dialogisch te doen, omdat het mij toepasselijker en aanzienlijk leuker lijkt.’ En die dialoog was er dan ook, over de rol van de universiteit, democratisering, macht en burgerlijke ongehoorzaamheid. Graeber ging in op het geweld van de neoliberale bureaucratie, schulden en het alledaagse communisme. Hij sprak bevlogen, tastbaar en vlijmscherp tegen een geëmotioneerd publiek. Zelfs nu nog vertellen de docenten en studenten die ik later sprak mij nog over de elektriciteit die in de lucht hing.
Nog steeds staar ik graag dromerig uit het raam en zweven mijn gedachten naar het landbouwgif op m’n groenten; waarom ik dan toch niet biologisch koop; waarom m’n tweede relatie uit is gegaan; of hoe het idee dat kennis macht is, en macht kennis is, me bij mijn scriptie zou moeten helpen. Toch heeft Graebers politieke en bovenal concrete werk me een andere kant laten zien van een vaak onbegrijpelijke wereld. Voorbij ideologische kritiek wees hij op de grillen van het neoliberalisme door te kijken naar de harde en tastbare realiteit.
Tegelijkertijd bleef het niet bij kritiek, maar presenteerde hij concrete alternatieven, door te laten zien hoe mensen over de hele wereld bestaande machtsstructuren doorbreken door prefiguratieve politiek te bedrijven. Toen Extinction Rebellion kortgeleden in een tweet benadrukte a-politiek te zijn, herinnerde hij ons eraan dat de weigering een politiek standpunt in te nemen de plank misslaat. Een positief antwoord op de klimaatcrisis zal noodzakelijkerwijs politiek zijn, als je tegelijkertijd zegt dat onze destructieve politieke-economieën de kern van het probleem zijn. Graebers werk zal nog lang toonaangevend zijn zolang activisten op de grillen van het neoliberalisme wijzen zonder alternatieve vormen van organiseren uit het oog te verliezen.
Foto: David Graeber & Enzo Rossi tijdens de Maagdenhuisbezetting. (Wikimedia Commons)