Twee personen blijven samen achter in de keuken, waar ze tijdens het bereiden van een pekingeend steeds dichter verstrikt raken in het spel van aanrakingen, blikken en opdrachten. Met Pekingeend won Fleur Klemann de juryprijs van Het Rode Oor 2025, de erotische schrijfwedstrijd van Vlaams-Nederlands huis deBuren. De illustratie erbij, gemaakt door Sarah Pannekoek, won de juryprijs van De Stoute Stift 2025.
Je vist een vleeshaak uit je kontzak en steekt behendig het ijzer door de kop van de pekingeend. De doffe zwarte kraalogen staren me aan. Je gebaart mij dichterbij te komen, tot we zij aan zij aan het fornuis staan. Mijn glazen beslaan van de hete stoom die uit de pan opstijgt, met trillende vingers schuif ik mijn bril wat lager op mijn neusbrug.
Het is hoe je arm steeds langs die van mij schuurt terwijl je met een soeplepel heet water over het ontvleugelde beest schenkt, over de kop en de snavel die zacht en roze is. Hoe je lippen iets uit elkaar staan, de kleine druppels glinsterend boven je lip. Van opzij gluur ik naar je.
Ik leer je hoe je pekingeend bereidt, had je gezegd. De andere jongens waren al weg. Je had ze een voor een naar huis gestuurd, tot alleen ik nog overbleef. Mijn T-shirt had ik net over mijn hoofd uitgetrokken, toen je de personeelsruimte in kwam. In de spiegel aan de muur zag ik mijn spierwitte buik. Losjes leunde je tegen een van de lockers aan, je buis tot boven dichtgeknoopt.
Bij de spoelkeuken vraag je me de eend af te blussen. Met de spuitkop sproei ik koud water op het bleke vlees. Je kijkt naar me en knikt goedkeurend. Bloed stijgt naar mijn wangen, ik hou er niet van om bekeken te worden – zelfs niet door jou. Niet voor niets werk ik diep weggestopt in de krochten van de keuken.
We herhalen het opgietritueel met zwarte azijn. Om beurten houden we de eend vast boven de pan. De azijn heb je zelf gemaakt, dat weet ik al. Ik zag je in de weer met kleefrijst en suiker, alles woog je zorgvuldig af. Je doopt de top van je pink in de zwarte azijn en zuigt.
‘Proef,’ zeg je.
Je doopt opnieuw je pink in de pan en steekt hem zonder twijfel in mijn mond. Mijn lippen plooien om je vinger heen. De azijn is zoet en heeft iets aards. Door het aardse heen proef ik jou. Het puntje van mijn tong glijdt over je nagel, je trekt je terug.
We lopen naar achteren, jij hebt de eend vast. De meeste lampen zijn al uit, alleen de grove lijnen van de werkbanken kan ik onderscheiden. Voor de dikke, bolstaande deur van de koelcel houd je halt. Een koude vlaag slaat in mijn gezicht als je de deur opent, wit licht springt aan. Binnen blazen vijf ventilatoren lucht op tientallen geel uitgeslagen, dode pekingeenden. Van het geel druipt vocht naar beneden dat wordt opgevangen op metalen platen. Op het zoemen van de waaiers en het zachte druppen na, is het stil. Mijn ademhaling voelt gejaagd.
Hoeveel kikkers heb ik je zien strippen, tot ze bleek en naakt op de rvs-werkbank liggen?
Je stapt naar binnen, verwacht dat ik je volg. De deur zet je op een kier, de eend hang je op aan een balk. In het midden van de koelcel staat een krat vol diepgevroren kikkerbillen. Vaak heb ik je het vel van de kikkers vast zien houden, tussen je duim en je wijsvinger. Gezien hoe je met een keukenschaar het vel rondom het middenrif losknipt, als een riem die wordt losgemaakt. Hoeveel kikkers heb ik je zien strippen, tot ze bleek en naakt op de rvs-werkbank liggen? Je vraagt me waar ik aan denk.
‘Kikkerbillen,’ zeg ik.
‘Ah,’ zeg je, ‘cuisses de grenouille.’ Het roze puntje van je tong piept tussen je tanden.
Je schuift het krat aan de kant en gaat achter me staan, legt je handen op mijn schouders. Ik zou mijn koude handen op die van jou kunnen leggen, je dichter tegen me aan kunnen drukken. Ik ben blij dat je achter me staat, in dit licht zie je alles. We kijken samen naar de eenden.
‘Zeven uur,’ zeg je. Je stem klinkt heser, je hete adem kriebelt in mijn nek. ‘Tot de huid uitgedroogd is.’
Beeld ik het me in, of kneed je zacht de bladen van mijn schouders? Mijn hoofd voelt zwaar, te zwaar voor mijn nek. Lichtjes kantel ik mijn hoofd naar achteren. Je bent veel langer dan ik, je zou je kin op mijn kruin kunnen leggen.
‘Het wordt te warm binnen,’ zeg je.
Ik wankel als je van me weg stapt. Je pakt de twee geelste pekingeenden en geeft er één aan mij. De huid staat strak, de laatste druppels vocht sijpelen naar beneden. De ijzeren haak vriest bijna vast aan mijn klam geworden hand.
De laatste halte in de keuken is een glimmend roestvrijstalen vat. Vaak heb ik op mijn knieën het staal schoongewreven met een ijzerspons, soms stond je achter me en wees je kleine plekjes aan. Je opent het luik voor me. Binnen in het vat hangen we de eenden boven het vuur. ‘Langzaam zal de huid kastanjebruin kleuren,’ zeg je, ‘zal het schroeien.’
Je sluit het luikje en neemt me mee naar de personeelsruimte. Je knoopt je buis los, je borst is harig.
Dit zei de jury over Pekingeend:
De jury bleef smachtend achter na het lezen van dit verhaal. Het verhaal is heel beeldend, zintuigelijk en haast filmisch geschreven en we stonden dan ook vanaf de eerste (geweldige) zin ('Je vist een vleeszaak uit je kontzak en steekt behendig het ijzer door de kop van de pekingeend') naast deze personages in de keuken. Het verhaal is mooi gedoseerd met een zeer sterke spanningsopbouw en een geweldige cliffhanger op het einde. Als locatie is de restaurantkeuken goed gekozen en heel overtuigend uitgewerkt. Het contrast tussen de tamelijk gruwelijke handelingen die worden verricht en die gedetailleerd worden beschreven en de tedere gebaren werkt ontzettend goed. De spanning tussen de twee personages is heel voelbaar, terwijl we onszelf als jury tegelijk afvroegen of er nu eigenlijk íets erotisch was gebeurd in dit verhaal of dat alles zich ook enkel in het hoofd van de ik-persoon kon hebben afgespeeld.
De jury bestond dit jaar uit Sophie Kok, Lisette van Eerten, Elianne van Elderen, Giovanni Baudonck, en Arno Boey.

Fleur Klemann noteert dagelijks in een klein boekje voor iedere opmerkelijke gebeurtenis één woord. Af en toe vist ze er een uit en maakt ze er een verhaal van. Vaak schrijft ze over obsessie, verdwalen en vergeten diersoorten. Vorig jaar stond ze met haar verhaal Turquoise op het podium op het Festival van de Gelijkheid in Gent en debuteerde ze in december in het Hollands Maandblad met het kortverhaal Rollade. Ze studeert aan de Schrijversvakschool in Amsterdam.

Sarah Pannekoek is illustrator, stripmaker en animator. Ze behaalde haar bachelor Illustratie & Animatie aan Academie Minerva in Groningen en haar master Animatie aan St. Joost in Den Bosch. In haar werk vloeien illustratie, animatie en strip moeiteloos samen. Haar afstudeerfilm Lost Eye werd wereldwijd vertoond op filmfestivals. In 2024 verscheen haar graphic novel-debuut Josefien en de wasmachine bij uitgeverij Oogachtend. Pannekoeks werk kenmerkt zich door een speelse toon, levendige beweging, absurditeit en liefde voor analoog materiaal. Naast haar kunstenaarspraktijk is ze docent aan Academie Minerva, waar ze graag samen met studenten verhalen tot leven brengt.