Asset 14

Hondenvoer

Hondenvoer

Een overleden hondje zorgt ervoor dat moeder en dochter in een strijd belanden. Ze willen beiden laten zien wie er meer van het dier gehouden heeft. In dit verhaal van Keet Winter mondt die spanning tussen de twee vrouwen uit in een pijnlijk diner.

Ik wil niet het soort meisje zijn dat huilt om het overlijden van een huisdier. Mijn tanden klem ik op elkaar, terwijl ik me gecontroleerd op de keukenvloer naast mijn hondje laat zakken. Mijn moeder kijkt over mijn schouder mee. Ik voel hoe haar blik mijn bewegingen stuurt. De vraag of ik snel weer eens thuiskwam heb ik de afgelopen maanden steeds afgewimpeld. Daardoor voelt het nu alsof ik een avond voor de deadline pas aan de opdracht begonnen ben. Met moeite krijg ik het tuigje om het opgezwollen, nog nét levende lijfje. Als ik weer overeind kom, grist mijn moeder de riem uit mijn handen. Hondje blijft liggen, richt alleen zijn hijgende kop op. ‘Ik zal hem naar beneden tillen,’ zegt mijn moeder met een overdreven zacht stemmetje, alsof het voor iedereen het beste is dat zij hondje draagt. Plotseling voel ik een barstende woede. Mijn moeder wilde hondje helemaal niet. Zo vaak zei ze: ‘Het is jóúw hond!’ Pas toen ik het huis uitging, heeft mijn moeder hem geaccepteerd. En nu, op zijn sterfbed, pikt mijn moeder mijn huisdier in. Ik zeg er niks van. Hou mijn adem even vast.

Er was een tijd dat ik niets liever wilde dan terug mijn moeders buik in kruipen, en als dat niet kon wilde ik precies worden zoals zij. Vandaag zal ik haar moeten vertellen dat er voorlopig van terugkomen geen sprake is. Al helemaal als er geen hondje meer is om voor terug te komen, maar die reden hoeft ze niet te weten.
‘Belangrijk dat we rustig blijven. Dat hij vredig–,’ begint ze, ‘nou goed, je weet wel.’ Hondje is eigenlijk te zwaar voor haar. Samen zien ze er breekbaar uit. Ik leg een hand op mijn moeders schouder en zeg toch voorzichtig: ‘Zal ik het anders doen, Mam?’
Mijn moeder schudt resoluut nee. ‘Straks neemt hij jouw spanning over.’

Op het internet vond ik verhalen over huisdieren, meestal honden of katten, die hun overleden baasjes op hadden gegeten. Tot die tijd dacht ik dat honger alleen een soort verlangen was, of een gebrek

In de dierenkliniek blijft hondje als enige rustig. Mijn voeten heb ik in een knoop gedraaid. Vanochtend heb ik expres de spijkerbroek gekozen die te strak om mijn buik zit en tussen mijn billen kruipt. Dat leidt mijn aandacht af. Mijn moeder houdt het beestje krampachtig op schoot. Ik aai hondje, en vermijd daarbij zorgvuldig de hand van mijn moeder. Hij stinkt uit zijn bekkie, naar verrot vlees. Ineens herinner ik me iets wat mijn moeder een keer heeft gezegd. Als de oorlog uit zou breken, zouden we mijn hondje natuurlijk opeten. Ik had met tranen in mijn ogen geprotesteerd dat ik dat nooit zou doen, maar mijn moeder had volgehouden. Als we om een of andere reden een tijd zonder eten zouden komen te zitten, was dat de normaalste zaak van de wereld. Niet dat mijn moeder ervaring heeft met hongersnood. Na dat gesprek had ik mijn neus diep in hondjes vacht gestoken en speels mijn tanden in zijn buik gezet. Hij sprong verbaasd op, en beet in mijn neus, zachtjes. Op het internet vond ik verhalen over huisdieren, meestal honden of katten, die hun overleden baasjes op hadden gegeten. Tot die tijd dacht ik dat honger alleen een soort verlangen was, of een gebrek. Een probleem met een oplossing. Maar toen drong het tot me door dat honger ook een vorm van verraad kan zijn.

Als de dierenarts ons komt halen, lach ik even naar hem. Om te laten merken dat ik niet in een melodramatische huilbui zal belanden, ofzo. Mijn moeder weigert hondje op de metalen tafel te leggen. Ze houdt hondje dicht tegen haar borst en geeft hem ongemakkelijk veel kusjes. Het doet me denken aan een babyfoto van mij, waarop mijn moeder haar lippen tegen mijn kleine baby-oor aandrukt en ik benauwd in de camera kijk.
‘Dat is geen probleem,’ zegt de arts zonder verandering in zijn glimlach. Mijn moeder gaat zitten op de enige stoel in de ruimte, die tussen twee archiefkasten staat. De dierenarts loopt heen en weer tussen de kasten en haalt allerlei in plastic verpakte benodigdheden uit de lades. Ik doe mijn best niet in de weg te staan. Pas als de spuit met lange punt naar zijn vacht gebracht wordt, begint hondje te protesteren. Hij probeert op te staan, maar het gaat al niet meer. Mijn moeder wiegt hem zachtjes heen en weer en begint een slaapliedje te zingen dat ik nog nooit eerder heb gehoord.

Op de terugweg mag ik wel het lege tuigje en de riem vasthouden. Mijn moeder snikt zachtjes, en vertelt over alle keren dat zij hier met haar hondje liep. Er is zeker een halve meter ruimte tussen mij en mijn moeder, maar toch voel ik haar aan mijn lichaam hangen. Het was zo’n brave hond, zegt ze steeds, zo’n lieve hond. Ja, knik ik, jaja. Ik vraag me ondertussen af wat dat eigenlijk betekent: een braaf huisdier zijn. Luisteren? Alleen blaffen als er gevaar is? Trucjes doen als er gasten zijn? Al die dingen deed hondje niet. Hij blafte veel en vooral naar mannen met petten. Trucjes deed hij alleen als hij zag dat je een snoepje in je hand had. En luisteren… tja. Maar hij is nooit weggelopen. Hij kwispelde en sprong blij tegen je op. En als je ’s avonds televisiekeek, kwam hij met zijn warme lijfje tegen je aanliggen. Hij heeft me alle keren dat ik per ongeluk op zijn staart ben gaan staan vergeven.

Mijn moeders kookkunsten: aardappels, groente en eindeloze herhaling

Tijdens het koken is mijn moeder nog steeds niet opgehouden met snikken. Ik loop naar mijn kamer. De deur staat op een kier, alsof er nog steeds iemand regelmatig in- en uitloopt. Misschien dat mijn moeder uit automatisme nog wel eens binnenkomt opzoek naar vieze was. Het is amper een jaar geleden dat ik wegging. Het voelt nog steeds vertrouwd, maar het is kouder. Ik trek de onderste la van mijn kast open en strijk met mijn hand langs de T-shirts. De meeste herken ik nog. Voornamelijk crop tops, eigenlijk niet meer hip. Even pak ik het groene truitje op waar mijn moeder me op een dag mee verraste. Jarenlang was het mijn lievelingsshirt, ook toen het eigenlijk al niet meer paste bleef ik het dragen. De shirts zonder opdruk leg ik op een stapeltje en stop ze daarna in een tasje. Die kunnen nog wel. Ze ruiken anders, niet naar mens maar naar kast.

‘Zal ik helpen, Mam?’ Het schiet niet zo op met het koken. Eigenlijk wil ik zo snel mogelijk weg, maar ik moet het haar eerst nog vertellen. Voor ze er zelf over begint, dat zou eigenlijk beter zijn. Ik pak de zak sperziebonen uit de koelkast. Die hoeven eigenlijk helemaal niet in de koelkast, weet ik nu. Mijn moeders kookkunsten: aardappels, groente en eindeloze herhaling. Alles smaakt eigenlijk altijd hetzelfde. Toch heb ik haar eten ook wel een beetje gemist, af en toe. Als ik haar recepten zelf maak, smaakt het wel ineens anders.
‘Heb nog stapels kuipjes in de kast staan, wat moet ik daar nou mee?’ Mijn moeder haalt haar neus op. Aan de manier waarop het snot reutelt kan ik horen dat ze nu wel bijna klaar zal zijn met huilen.
‘Ik heb weleens gehoord dat mensen ook hondenvoer kunnen eten,’ probeer ik.
Ze lacht niet, maar loopt naar de bijkeuken. Het aardappelschilmesje drijft verdwaald in de pan. Eronder liggen pas drie geschilde aardappelen.
‘Zou het vies zijn?’ Ze komt terug met een kuipje Pedigree Senior met kipsmaak. Voordat ik kan zeggen dat ik maar een grapje maakte, heeft ze het lipje al losgetrokken.

Een knokige koude hand strijkt over mijn wang, en veegt een haarlok achter mijn oor

We eten voor de televisie met ons bord opschoot. Het achtuurjournaal staat aan. Aardappels, groente en hondenvoer. We hebben er allebei nog geen hap van genomen. Mijn moeder is eindelijk gestopt met huilen. Haar wangen beginnen langzaam weer hun natuurlijke kleur te krijgen. Dit is een goed moment om erover te beginnen.
‘Mam,’ zeg ik, en zet mijn bord voorzichtig op het bijzettafeltje.
‘Wanneer kom je weer terug?’ Ze vraagt het zachtjes, hoopvol. ‘Nog twee weken, en dan komen ze terug, toch? Die mensen op wiens huis je past?’
‘Nee,’ mompel ik.
Ik vertel het snel. Ze komen wel terug, maar ik heb een nieuwe plek gevonden. Weer onderhuur. De bewoners gaan op wereldreis en laten hun kat thuis. Omdat ik voor de kat zal zorgen hoef ik maar weinig huur te betalen. Het is dichter bij de universiteit, lieg ik. Ik wil niet het soort dochter zijn die haar moeder in de steek laat. Ik buig me over mijn bord heen en prak de aardappels door het hondenvoer. Er zitten brokken in die uit elkaar vallen als ik er zachtjes met mijn vork tegenaan tik. Maar ook brokken die, als ik ze helemaal plet met mijn vork, daarna gewoon weer opveren. Mijn rug kromt als die van een kat. Een knokige koude hand strijkt over mijn wang, en veegt een haarlok achter mijn oor.
‘Mijn knappe dochter,’ zegt mijn moeder. Haar dunne lippen vormen een samengeperste glimlach. Ze trekt haar hand weer terug en prikt een brok hondenvoer aan haar vork.

Het hondenvoer smaakt muf en orgaanachtig, alsof ik mijn eigen tong opeet. Het lijkt niet echt op kip, of iets anders bekends. Het is tegelijkertijd vettig en taai. De gelei glibbert door mijn mond, en de grote brokken voelen stroef en blijven plakken aan mijn tanden. Ik kauw langzaam en probeer zo snel mogelijk door te slikken, in de hoop zo min mogelijk te proeven. De band van mijn broek drukt zo ver in mijn buik dat de hap nauwelijks wil zakken. Als mijn moeder hoofdschuddend naar een nieuwsfragment over Palestina kijkt, schuif ik stiekem het eten van mijn bord. Er komt geen kwispelende, smakkende hond aangelopen. Even vergeten. Niet het soort meisje zijn dat huilt om het overlijden van een huisdier. Met mijn voet schuif ik het eten zo ver mogelijk onder de bank.

Op de terugweg hangt het tasje met de laatste spullen die ik achter had gelaten onhandig om mijn schouder. Bij het kruispunt herinner ik me dat ik hier de lijn van hondje altijd kort moest houden. Hij rook het park al aan de overkant, maar zag daardoor niet de drukke autoweg. Hijgend en ongeduldig keek hij me dan aan. Mijn maag knort, en het stoplicht springt maar niet op groen. Ik kijk even of er iets aankomt en loop dan door rood. Mijn sok plakt. Bij iedere stap voel ik hoe de plek loskomt van de zool, en weer terug kleeft. Ik loop zo hard als ik kan, tot ik de smaak uit mijn mond heb gehijgd.

Mail

Keet Winter schrijft gedichten, verhalen en soms een essay. Ze studeerde filosofie aan de UvA. In 2021 won ze de tweede prijs in de finale van Write Now! Eerder verscheen haar werk in The Galaxy Gazette en Kluger Hans, en droeg ze voor op Dichters in de Prinsentuin. Momenteel studeert Keet Creative Writing aan ArtEZ.

Eva ten Cate (zij/haar, 2002) is een kunstenaar en illustrator. Haar werk wordt gekenmerkt door vaak opeenvolgende beelden met strakke lijnen en ruizige kleuren. Graag laat ze je beter kijken naar de schijnbaar kleine handelingen en objecten om ons heen, om ze zo meer waarde te geven.

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
test
het laatste
Het borrelt 1

Ortolaan

Liefde gaat door de maag, weet de chef in het verhaal van Fleur Klemann. Zorgvuldig bereidt hij al zijn ingrediënten én zijn geliefde: ‘Haar tong die ze langs haar vette lippen haalde, het rozige vlees.’ Lees meer

Naweeën

Naweeën

In Naweeën dicht Vlinder Verouden over vervellen, verpoppen, verschonen, volgroeien en legt zo het proces van veranderen vast. ‘Hier slaat de klok tien en stap ik uit spinseldraden slijmerig warm een / Laatste vinger die glijdt over de plastic bodem van een pot haargel.’ Lees meer

Het borrelt

Het borrelt

‘Vuur raakt water / en alles sist barst klapt fluit schuimt vergaat stijgt verdampt smelt breekt sterft’. Dieuke Kingma dicht over het moment dat het ondergrondse naar boven breekt: zoals bij vulkaanuitbarstingen, of de tweede symfonie van Mahler. Lees meer

Laboratoriumkinderen

Laboratoriumkinderen

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. In dit drieluik onderzoekt Louise van der Veen in vitro fertilisatie (IVF) als een mogelijke grond van het bestaan. Lees meer

Als de bodem niet dragen kan

Groeipijn

‘Volwassen worden is zorgen voor’ luidt de wijsheid waar de hoofdpersoon in dit verhaal zich aan vasthoudt. In Groeipijn laat Tim Kobussen zien hoe hoe er een steeds letterlijke invulling aan die wijsheid wordt gegeven in een studentenkamer. Lees meer

In een miniatuurgrafkistje wordt het duingentiaanblauwtje naar de natuurbegraafplaats gedragen 1

In een miniatuurgrafkistje wordt het duingentiaanblauwtje naar de natuurbegraafplaats gedragen

Van het zetten van kopjes koffie en het branden van salie tot de Pinterest-pagina van DELA: Maartje Franken schrijft over rouwrituelen en onderzoekt de grond waarin rouw wortelt. Lees meer

Voor de meisjes

Voor de meisjes

Terra van Dorst dicht over de passiviteit van het wachten op morgen en het uitstellen van keuzemomenten. ‘morgen gaan we een ijsje halen / zullen de bramen rijp zijn / maak ik een besluit’ Lees meer

Regenwormen 1

Als de bodem niet dragen kan

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. Anouk von Seida schrijft over de betonplaten op een boerderij en het onverwachte leven dat zich daarin afspeelt. Lees meer

Grond & Ik

Grond & Ik

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. In 'Grond & Ik' zoekt Lisia Leurdijk naar manieren om een dialoog tussen het individu en de grond te openen. Lees meer

Regenwormen

Regenwormen

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. Milou Lang graaft in dit tweeluik naar wormen, gangenstelsels en de geborgenheid die de grond kan bieden. ‘hier duw ik geil zijn in de kluiten aarde / durf mijn vingers te verliezen in slib en schimmeldraden’ Lees meer

Luchtspiegeling

Luchtspiegeling

'We bewegen log en lief.' Madelief Lammers onderzoekt in dit gedicht de onstilbare honger tussen twee mensen, een wankele relatie waaraan iets fundamenteels ontbreekt. 'Zie je hoe we ondanks die woede nog zo mooi zijn als een slapend paard dat met haar huid trilt om een daas te verjagen?' Lees meer

:Winnaar publieksprijs Rode Oor: Vespula vulgaris

Winnaar publieksprijs Het Rode Oor: Vespula Vulgaris

In een pot met schuimbanaantjes vecht een wesp om los te komen. Myrthe Prins portretteert een winkelbediende die in een snoepwinkel aan zoetigheid proeft. Met Vespula Vulgaris won zij de publieksprijs van Het Rode Oor 2025. Lees meer

Pekingeend

Winnaar juryprijs Het Rode Oor: Pekingeend

Twee personen blijven samen achter in de keuken, waar ze tijdens het bereiden van een pekingeend steeds dichter verstrikt raken in het spel van aanrakingen, blikken en opdrachten. Met Pekingeend won Fleur Klemann de juryprijs van Het Rode Oor 2025. Lees meer

Auto Draft 10

Als je te pletter slaat, dan klinkt dat zo

Midden in de nacht springt een man van een richel. Nee, geen man; een held. En iedereen weet: een man zoals Luciano slaat niet te pletter. In dit korte verhaal van Julien Staartjes bewegen de achterblijvers zich tussen het postuum cancelen of aanbidden van de man met gladde benen en mierzoete tong. Lees meer

Binnen de context van twee

Binnen de context van twee

In haar gedicht onderzoekt Sytske van Koeveringe de betekenis en fascinatie van het getal twee. Via paren, tegenpolen en verbindingen ondervinden twee vrouwen de mogelijkheden van samenzijn. Is er balans in vereniging? Lees meer

Stranding

Stranding

'Ze ligt hier als aanklacht / op het land gespuugd / om de noodzaak tot evenwicht / tussen mens en water te benadrukken.' Angelika Geronymaki trekt je met dit gedicht over zelfbeschikking en milieuvervuiling mee, als de aangespoelde zeemeermin in een sleepnet gevuld met platvissen, sardientjes en haringen, en slingert je vanuit het zure zeewater op een strand met grijpgrage mannenhanden. Lees meer

 1

Een luik naar het verleden

De opa van Emma Stomp vertrok vanuit Curaçao naar Nederland. In haar gedichten observeert ze het gemis dat dat met zich meebrengt. 'Koop een wollen muts tegen de regen en kou, bid tweemaal daags voor je examens, denk aan thuis maar niet te veel, weet dat alles uiteindelijk is voorbestemd.' Lees meer

Mijn Apocalypsis Leydenensis 1

Mijn Apocalypsis Leydenensis

In deze gedichten vliegt Joshua Snijders koerend over een postapocalyptisch Leiden, zijn Lays-chipszakjes tijdens een uitstapje in de Melkweg achtergelaten en zwemmen walvissen op wieltjes. 'De vraag is of je voetafdrukken kunt achterlaten wanneer er geen zwaartekracht is.' Lees meer

Water landt zachter

Water landt zachter

Via een staalarbeider en een PVV-stemmer onderzoekt Angelika Geronymaki zichzelf. Kan ze, zonder het doen van aannames, de ander leren kennen? Lees meer

:De archivaris en haar dochter: Een anatomie van opa's dochter 1

De archivaris en haar dochter: Morgen zal alles anders zijn

‘Even eufy checken.’ In ‘Morgen zal alles anders zijn’ dicht Bareez Majid over de eindeloze keuzes en opties die een dag voortbrengt. Een dag die getekend wordt door de sluimerende aanwezigheid van de videofeed van een beveiligingsapp. Lees meer

Lees Hard//hoofd op papier!

Hard//hoofd verschijnt vanaf nu twee keer per jaar op papier! Dankzij de hulp van onze lezers kunnen we nog vaker een podium bieden aan aanstormend talent. Schrijf je nu in voor slechts €3 per maand en ontvang in maart je eerste papieren tijdschrift. Veel leesplezier!

Word trouwe lezer