Asset 14

De draad

De draad

Voor Hard//Hoofd Magazine (Rituelen, 2022) verbeeldde Sumai Yahya wat rituelen voor hem betekenen en welke rol ze spelen in het leven. Soms zijn ze verwoede pogingen om houvast en liefde te vinden bij de mensen die ons dierbaar zijn, soms zijn ze juist van een onnoemlijke wreedheid. Een korte versie van dit poëtische verhaal verscheen in het papieren magazine, maar lees hier de volledige versie; vol symboliek, menselijke vleermuizen, donkere massa's, naalden, konijnen met rode ogen en aangeslepen ruggengraten.

Mijn hart trilt.

Met mijn zweterige ogen kijk ik naar de bodem, waar een zwart gat de gebouwen en het water naar zich toetrekt, net als een pupil met het witte land, en ik slinger hangend aan de draad.
Het wapperen van een vleermuis. Een bleke dode vrouw die loopt. Gefluister van as na een crematie. Ik zag jou. Loilta de gemartelde. De knielende jurk en hiel op het natte zand: de oceaan is een doorzichtige mythe.

“Ik hou van jou.”

Ik kijk naar rechts en zie een meisje, hangend, terwijl haar handen de draad goed vastgrijpen. Daarna slingert ze een beetje en ik hoor haar ademhaling. De manier waarop haar heup in de lucht slingert, maakt dat ik mijn handen van de draad los wil laten en haar visioen wil omarmen. Zij was de pijl die door gemartelde Loilta werd geschoten naar het verende matras van de lucht.

“Ik hou ook van jou.”

Ik schreeuw van pijn en grijp meteen naar mijn wang. Het steekt. Godverdomme! De fucking naalden. Rustig! Ja. Voordat ik ga huilen, wil ik graag even tegen jullie zeggen, jullie, de kijkende sterren boven mij, de oren aan de andere kant van het zwijgen, dat door die verborgen naaldjes mijn ruggengraat wordt aangescherpt als een arm potlood dat opnieuw gebroken werd en nu hard met een puntenslijper moet worden aangeslepen. De dunne houten veren zwaaien dan in de lucht van de keuken, totdat ze uiteindelijk vredig op de lege tafel neerdalen. En het potlood blijft overeind staan als een soldaat in het leger die bang is voor zijn officier, verliest een beetje van allebei, zijn grafiet en klei, zakt nog verder weg van de lamp en het plafond, en daalt dichterbij de grote lichtgrijze tafel.

Ik doe mijn ogen dicht. De steken van de naalden branden nog steeds in mijn wangen. Het geschreeuw van de onderdrukking verzamelt zich binnenin mij als zand in een wervelwind in de woestijn, waar alleen het zand en de wind bestaat. Misschien danst het zand soms met de wind in de eeuwigheid van de storm? Ik wil eruit. Ik, degene die gemaakt is van twee bijna vol glimmende ogen en voor de rest een vliegende donkere mantel en twee handen naar boven uitgestrekt en aan een draad vastklampend.

Misschien danst het zand soms met de wind in de eeuwigheid van de storm?

Maar geschreeuw zal er alleen maar voor zorgen dat er meer naalden op me worden geworpen. Dan word ik me bewust van die nare draad strak verbonden rond mijn gezicht over mijn gebit en tanden. Ik duw harder op mezelf. Ik geloof dat ik besta! Ik zweef rond op een mistige rivier. Er verschijnt een stille vijver en sterren in een hemel en die blijven draaien, constant. En ik zie mezelf als kind, voor de vijver staan. De sterren draaien, terwijl ik stil sta. Ik kan het niet meer. Ik wil los. Ik kijk naar boven en zie de oneindige hemel vol met sterren. Ze glimlachen! En dan glanst een verre ster! Ik glimlach! Die waren de hele tijd daar! Ik kijk dan naar de draad precies boven mij. Ik lach en zeg: “hallooo draad” en begin in de open donkere lucht te slingeren. Hij lacht ook een beetje moe, maakt een gebaar en kijkt vooruit. Ik kijk waar hij naartoe wijst en zie dat de draad, verlengd over de horizon, vol hangt met allemaal menselijke vleermuizen als zwarte vuilniszakken met rode handen. Ik lach onzeker terug. Hij kijkt naar mij en maakt een sarcastisch gebaar, alsof hij voor eens zijn pijn met een ander kon delen! Ik zie hoe gespannen hij is door al het gewicht dat hij constant moet dragen! Ik word een beetje bang: misschien gaat hij scheuren! Ik kijk naar mijn handen die hem goed vastgrijpen. Ik raak in paniek; als mijn handen voor een seconde de draad los laten, val ik naar het zwarte gat, dat mij zal opeten als een leeg schilderij hongerig naar kleur, met de gebouwen om zich heen als een gedroogd kleurenpalet, of als een schreeuwend kind dat, tussen het gevecht en de chaos van oorlog, hulpeloos voor het kadaver van zijn vader zit, met zijn ogen stil – het kind roept papa, maar papa is gezonken in een gootsteen en het kind is nu als een vis op land, als een druppel alleen in een lege badkuip. De draad slingert erg hard in de open lucht als een volgeblazen ballon die net open werd gelaten. En het kind vergat alles en wil in het zwarte gat vallen, het feestje overslaan en een lege ballon van gisteren worden.

Ik kijk naar de draad en zie hem zoals ik nooit eerder deed: hij leeft! Een bubbel glanst buiten mijn ogen, net als die ster. En de magie glijdt weg! Ik kijk aandachtiger naar hem. Hij is gemaakt van allemaal kleine naalden! Hoe heb ik dit nooit eerder gezien?! Ik kijk naar achteren en zie een oneindig rij van slingerende menselijke vleermuizen die af en toe een beetje bewegen: Ik leef, ik slinger. Boven ons staat de tekst ‘Ik leef, ik hang’ in gigantische lichtgevende letters die reflecteren in de bries. Het licht in sommige letters, bijvoorbeeld de ‘a’ in ‘hang’ en de ‘e’ in ‘leef', doet het niet, of nou ja, doet het slecht; het flikkert af en toe met snel voorbijgaand licht. Een wind waait, waardoor de draad beweegt als een golf, in de open lucht, alle donkere massa’s met zich meedragend. Kreten reizen door de hangende schaduwen heen en daardoor beginnen er vanuit het niets naalden als speren op ons te vallen. Mijn organen kronkelen over elkaar, ik verstop mezelf achter ze en kijk vol verwachting. Ik glimlach dan een beetje, genietend van de veiligheid. Het wordt weer stil.

Of als een schreeuwend kind dat, tussen het gevecht en de chaos van oorlog, hulpeloos voor het kadaver van zijn vader zit.

In de verte zie ik iemand constant springen en de draad loslaten! Wat een geweldige moed beheerst hij! Hoe mooi en bevallig slingert hij! Voor een seconde, voel ik de pijn rond mijn hangende handen en schouders niet meer! En ik vergeet dat beneden hem en mij, de val loert! In plaats daarvan, voel ik dat dit alles een attractiepark is! Dat bestaat zodat wij, net als hem, zo onachtzaam, zo vrij, slingeren! Oh, gauw zal hij vallen. “Blijf met ons,” fluister ik bang. Jij, mijn verre ridder achter de groene landen, ik ben Rapunzel, de bedroefde. Maar hij vaart voort. Ik voel dat iets mij vanachter aanraakt. Het is mijn broer, ik kijk naar hem en zie dat hij een beetje duizelig is. Hij beweegt naar rechts en links terwijl zijn ogen een beetje dicht gaan. Zijn vingers grijpen de draad minder goed vast. Ik raak niet opgewonden. In plaats daarvan, kijk ik naar beneden en een traan schijnt in mijn ogen. Ik kan er niks aan doen.

Ik word onderbroken door verre geluiden van gedempte schreeuwen, en zie dat sommigen naar elkaar toe zijn geslingerd en zich hebben verzameld rond die verre slingeraar! Zij laten geen plek op de draad vrij voor hem. Wat doen ze! Mijn organen beginnen weer over elkaar heen te kronkelen! Ik voel me alsof er een metalen brandende draad door mijn anus naar mijn keel wordt geduwd. Hij vecht terug en probeert ergens aan de draad te hangen, zijn handen op iets tastbaars te houden. “Waarom doen ze dat?!” denk ik in paniek. De menselijke vleermuizen slingeren meer en meer naar hem toe. Het is gevaarlijk, de draad zal scheuren, iedereen kijkt toe, niemand doet iets. Net als jij.

Nee. Sommige vleermuizen hangen zelfs niet meer aan de draad, maar gewoon aan de ruggen van de anderen. Ik hoor hun gegiechel! Het is ongelooflijk, ik kijk naar boven en zie alleen de voorbijgaande wolken, een beetje met rood verlicht en de stille letters met hun flikkering. Mijn handen zweten rond de draad en worden bijna gescheurd door die harde draad. En de pijn rond mijn schouders verergert en ik voel mijn zware massa, totaal afhankelijk van mijn handen in de lucht slingerend. Ik kijk naar beneden en zie het zwart gat, nu groter dan ooit. Ineens, in complete stilte, zie ik een kleine zwarte punt zakken door alle gebouwen die alsof ze van elastiek zijn, naar beneden zijn getrokken. Ik kijk naar boven en zorg dat ik de draad nog steviger vastgrijp. Mijn kaken worden op elkaar geklemd. Mijn ogen zwijgen en verkleinen. Ik voel een rilling door mij stromen terwijl mijn benen ergens vaste grond zoeken. Ik kijk naar beneden, naar het zwarte gat. De gebouwen zijn net als spoken en het water zweeft heel langzaam als gebroken glas rond het oneindige zwarte. Ik verstik mijn geschreeuw, uit angst voor de naalden. Stil. Blijf stil. Maar het gebroken glas gilt als in een oneindige tocht door instortende sterren naar een bevroren badkuip, waarin de kou de jurk van het water optilde en een stuk van mozaïek achter zichzelf liet, gemaakt uit kleine bevroren druppels, als een gordijn in een moment van passie, spatte haar ziel als ijs over de badkuip heen.

Iedereen kijkt toe, niemand doet iets. Net als jij.

Ik laat een hand los en plaats het nogmaals op de draad. Ik kijk om me heen. Ik ken niemand. Ze zijn allemaal ver en ik kan ze niet bereiken. Ze zijn vreemdelingen en zwart. Ik hoor een roepende echo. Is dat echt? Of raak ik in een waan? Nog een keer hoor ik het, het klinkt net als huilende wolven. Wat doen ze! De klanken gaan omhoog. De naalden beginnen te vallen als een zwerm net ontwaakte vleermuizen in een duistere zee. Ik begin over mezelf te kronkelen, terwijl mijn ogen gloeien. De klanken gaan omhoog. Naalden slaan mij terwijl ik als een slang naar achter kruip om mezelf daar te verstoppen, totdat ik misschien niet meer besta? Maar mijn handen moeten aan de draad blijven hangen en mijn lijf is veel te stijf. Ik raak vast en mijn twee ogen blijven door mijn lichte vlieghuid gloeien, klaar om te vliegen. En ik vlieg, ik doe mee met alle anderen, en begin hard te schreeuwen als een gekwelde vleermuis. Mijn andere hangende genoten raken nog meer opgewonden. De draad begint daardoor wilder te slingeren, van rechts naar links. Ik voel extase. Mijn stem dringt door de wereld! Ik besta! Ik begin zelfs mijn lichaam te duwen om harder te slingeren! Ik vlieg op de wolk van onze geluiden. Mijn hoofd beweegt op en neer, zo snel dat ik alles vervaagd zie: lange witte lijnen en donkere ramen door elkaar heen gemengd. Ik beweeg mijn hoofd nog sneller, nog harder. Ik wil geen witte lijnen zien, ik wil geen ramen, ik wil niets, geen licht, geen zwartheid. Mijn hoofd beweegt zo snel dat ik voel dat het bijna losraakt van mijn nek. De geluiden versterken. Nu vormen ze een ritme. Door mijn bewegende gezicht heen, dat nu op weg is naar het niet-bestaan en eruitziet als flitsen licht en schaduw, verschijnt mijn tong. Hij zwaait als de tong van een slang en is het enige dat nog een vaste vorm heeft. Ik ben niet meer bewust van hoe erg de draad slingert en eerlijk gezegd kan het mij nu ook niet meer schelen.

Ik zwerf in de ruimte terwijl ik glimlach, door de jaren heen, door het zwarte gat, naar het zwarte gat, wat is het zelfs? Dit zwart gat. Wie ben ik? Een behoefte aan een draad. Ik kijk naar onder en zie alle menselijke vleermuizen sterker dan ooit op de draad slingeren. Onder hen, het stille water, de gebouwen en het zwarte gat in het midden. Ik lach bijna. Wat zijn die dingen? Ik ken ze niet. Zij zijn een grapje, een elastiek grapje net als de gebouwen. En daar ben ik, een andere menselijke vleermuis. Ik besta wel, ik, Saraab. Ik staar nog even naar mezelf. Ik hang en slinger heel intensief. Ik zie mijn gezicht en lichaam, opgewonden. Saraab. Ik herken mezelf bijna niet. Ik zie mijn mond open en mijn ogen vlammend. Ik kijk voor Saraab, er is niks. Waarom slinger ik zo hard? Ik zie mijn kaken op elkaar geklemd. Ik roep: “Saraab! Saraab!” Maar het is alsof ik niet besta, alsof ik maar een zwervend ruimtestof ben, dat makkelijk kan worden opgeblazen. Maar mijn stem is dezelfde. Diezelfde stem die ik altijd al heb gehad, die als een sintel in mijn borst brandt en als de wind wappert. Ik herken zijn trillingen. Saraab gaat door, tegelijkertijd ga ik ook door, ik naar binnenin mezelf en hij, naar buiten zichzelf. Hij als een rivier naar de zee, en ik als een zee die wordt weggespoeld door een open cirkel in de aarde.

Ik wil geen witte lijnen zien, ik wil geen ramen, ik wil niets, geen licht, geen zwartheid.

De geluiden van de slingeraars komen terug, langzaam als de rook van een pan die net op het vuur werd neergezet. Zij zien eruit als golven, als onzichtbare golven door de onzichtbare lucht. “Mijn liefde,” hoor ik en kijk ik naar de bron. Ik zie Sura, hangend. Zij glimlacht een beetje. Haar twee ogen diep en een ver thuis belovend. Ik kijk naar boven en zie de draad niet, alleen sterren. Ik kijk weer naar de zijkant en zie Sura. Haar handen hangen niet meer op de draad. In haar ogen zie ik een nachtelijke vijver waarin passie verdrinkt. “Kom,” fluistert ze in het stille water en rent langzaam naar achteren als een parel voor vallende sterren. Ik sta stil... en begin te huilen. “Wat is er?” vraagt ze.

“Mijn broer.”

“Wat is er met je broer?” Ik verlaat het krassen, kijk naar rechts en zie zijn plek onder de draad, leeg. Niemand hangt daar. Ik begin de draad boven mij wanhopig hard naar voren en achteren te trekken. Ik wil gillen! Mijn mond wijd openen, mijn tong vasthouden en mijn slokdarm eruit trekken, zoals een goochelaar het doet, met een snaar van gekleurde doekjes waar aan het eind een wit konijn naar buiten wordt getrokken, met twee rode ogen, vol afschuw en schaamte. Een zwakkeling die niks anders kan dan afhankelijk te zijn op alle andere konijnen die voorbestemd zijn voor de goocheltruc.

Ik wil mijn tong vasthouden en mijn slokdarm eruit trekken, zoals een goochelaar het doet, met een snaar van gekleurde doekjes waar aan het eind een wit konijn naar buiten wordt getrokken, met twee rode ogen, vol afschuw en schaamte.

Ik schreeuw! Binnenin mij zit een stem, een wens. Ik begin boos mijn benen harder in de open lucht te duwen terwijl vlammen uit mijn ogen druppelen als tranen. Oh nee, het komt weer. Mijn hoofd begint hard naar boven en beneden te bewegen. Mijn tanden klemmen op elkaar in woede. De tong verschijnt weer en zwaait als de tong van een slang door het vergaande gezicht van mij. Terwijl alle macht mij verliet, alle wensen die als de sterren op geen draad hingen, al van de goddelijke stem. Alles verliet mij als spoken uit een behekst kind, als gif uit de tong van een slang, op het ritme van het gegil. En ik gilde... totdat ik de draad niet meer voelde.

    Op de draad hing Saraab, dood, zijn nek gebroken. Zijn handen zijn bleek en grijpen de draad nog steeds heel goed vast. Ze zijn net droge boomtakken. De ruimte is nog steeds gevuld met het krassen van alle menselijke vleermuizen. Als je van boven kijkt, zie je het zwarte gat in het midden omringd door gebouwen, als een venusvliegenval, en veel menselijke vleermuizen vallen. Ze worden geschonken, als water door een gootsteen in een draaikolk, als licht reizend door een sterrenstelsel. En de draad in de open lucht, blijft heel hard slingeren!
Mail

Sumai Yahya schrijft gedichten en kortverhalen, maakt films en doet aan fotografie. Hij studeert Film Production aan de Catalyst universiteit in Berlijn.

Noa Zuidervaart (1999) is interdisciplinair kunstenaar, gevestigd in Amsterdam. Binnen zijn werk richt hij zich voornamelijk op illustraties en installaties die onderling allen met elkaar samenhangen. Daarbij speelt hij met symbolen en tekens die een universele betekenis dragen. 

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
test
het laatste
Het borrelt 1

Ortolaan

Liefde gaat door de maag, weet de chef in het verhaal van Fleur Klemann. Zorgvuldig bereidt hij al zijn ingrediënten én zijn geliefde: ‘Haar tong die ze langs haar vette lippen haalde, het rozige vlees.’ Lees meer

Naweeën

Naweeën

In Naweeën dicht Vlinder Verouden over vervellen, verpoppen, verschonen, volgroeien en legt zo het proces van veranderen vast. ‘Hier slaat de klok tien en stap ik uit spinseldraden slijmerig warm een / Laatste vinger die glijdt over de plastic bodem van een pot haargel.’ Lees meer

Het borrelt

Het borrelt

‘Vuur raakt water / en alles sist barst klapt fluit schuimt vergaat stijgt verdampt smelt breekt sterft’. Dieuke Kingma dicht over het moment dat het ondergrondse naar boven breekt: zoals bij vulkaanuitbarstingen, of de tweede symfonie van Mahler. Lees meer

Laboratoriumkinderen

Laboratoriumkinderen

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. In dit drieluik onderzoekt Louise van der Veen in vitro fertilisatie (IVF) als een mogelijke grond van het bestaan. Lees meer

Als de bodem niet dragen kan

Groeipijn

‘Volwassen worden is zorgen voor’ luidt de wijsheid waar de hoofdpersoon in dit verhaal zich aan vasthoudt. In Groeipijn laat Tim Kobussen zien hoe hoe er een steeds letterlijke invulling aan die wijsheid wordt gegeven in een studentenkamer. Lees meer

In een miniatuurgrafkistje wordt het duingentiaanblauwtje naar de natuurbegraafplaats gedragen 1

In een miniatuurgrafkistje wordt het duingentiaanblauwtje naar de natuurbegraafplaats gedragen

Van het zetten van kopjes koffie en het branden van salie tot de Pinterest-pagina van DELA: Maartje Franken schrijft over rouwrituelen en onderzoekt de grond waarin rouw wortelt. Lees meer

Voor de meisjes

Voor de meisjes

Terra van Dorst dicht over de passiviteit van het wachten op morgen en het uitstellen van keuzemomenten. ‘morgen gaan we een ijsje halen / zullen de bramen rijp zijn / maak ik een besluit’ Lees meer

Regenwormen 1

Als de bodem niet dragen kan

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. Anouk von Seida schrijft over de betonplaten op een boerderij en het onverwachte leven dat zich daarin afspeelt. Lees meer

Grond & Ik

Grond & Ik

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. In 'Grond & Ik' zoekt Lisia Leurdijk naar manieren om een dialoog tussen het individu en de grond te openen. Lees meer

Regenwormen

Regenwormen

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. Milou Lang graaft in dit tweeluik naar wormen, gangenstelsels en de geborgenheid die de grond kan bieden. ‘hier duw ik geil zijn in de kluiten aarde / durf mijn vingers te verliezen in slib en schimmeldraden’ Lees meer

Luchtspiegeling

Luchtspiegeling

'We bewegen log en lief.' Madelief Lammers onderzoekt in dit gedicht de onstilbare honger tussen twee mensen, een wankele relatie waaraan iets fundamenteels ontbreekt. 'Zie je hoe we ondanks die woede nog zo mooi zijn als een slapend paard dat met haar huid trilt om een daas te verjagen?' Lees meer

:Winnaar publieksprijs Rode Oor: Vespula vulgaris

Winnaar publieksprijs Het Rode Oor: Vespula Vulgaris

In een pot met schuimbanaantjes vecht een wesp om los te komen. Myrthe Prins portretteert een winkelbediende die in een snoepwinkel aan zoetigheid proeft. Met Vespula Vulgaris won zij de publieksprijs van Het Rode Oor 2025. Lees meer

Pekingeend

Winnaar juryprijs Het Rode Oor: Pekingeend

Twee personen blijven samen achter in de keuken, waar ze tijdens het bereiden van een pekingeend steeds dichter verstrikt raken in het spel van aanrakingen, blikken en opdrachten. Met Pekingeend won Fleur Klemann de juryprijs van Het Rode Oor 2025. Lees meer

Auto Draft 10

Als je te pletter slaat, dan klinkt dat zo

Midden in de nacht springt een man van een richel. Nee, geen man; een held. En iedereen weet: een man zoals Luciano slaat niet te pletter. In dit korte verhaal van Julien Staartjes bewegen de achterblijvers zich tussen het postuum cancelen of aanbidden van de man met gladde benen en mierzoete tong. Lees meer

Binnen de context van twee

Binnen de context van twee

In haar gedicht onderzoekt Sytske van Koeveringe de betekenis en fascinatie van het getal twee. Via paren, tegenpolen en verbindingen ondervinden twee vrouwen de mogelijkheden van samenzijn. Is er balans in vereniging? Lees meer

Hondenvoer

Hondenvoer

Een overleden hondje zorgt ervoor dat moeder en dochter in een strijd belanden. Ze willen beiden laten zien wie er meer van het dier gehouden heeft. In dit verhaal van Keet Winter mondt die spanning tussen de twee vrouwen uit in een pijnlijk diner. Lees meer

Stranding

Stranding

'Ze ligt hier als aanklacht / op het land gespuugd / om de noodzaak tot evenwicht / tussen mens en water te benadrukken.' Angelika Geronymaki trekt je met dit gedicht over zelfbeschikking en milieuvervuiling mee, als de aangespoelde zeemeermin in een sleepnet gevuld met platvissen, sardientjes en haringen, en slingert je vanuit het zure zeewater op een strand met grijpgrage mannenhanden. Lees meer

 1

Een luik naar het verleden

De opa van Emma Stomp vertrok vanuit Curaçao naar Nederland. In haar gedichten observeert ze het gemis dat dat met zich meebrengt. 'Koop een wollen muts tegen de regen en kou, bid tweemaal daags voor je examens, denk aan thuis maar niet te veel, weet dat alles uiteindelijk is voorbestemd.' Lees meer

Mijn Apocalypsis Leydenensis 1

Mijn Apocalypsis Leydenensis

In deze gedichten vliegt Joshua Snijders koerend over een postapocalyptisch Leiden, zijn Lays-chipszakjes tijdens een uitstapje in de Melkweg achtergelaten en zwemmen walvissen op wieltjes. 'De vraag is of je voetafdrukken kunt achterlaten wanneer er geen zwaartekracht is.' Lees meer

Water landt zachter

Water landt zachter

Via een staalarbeider en een PVV-stemmer onderzoekt Angelika Geronymaki zichzelf. Kan ze, zonder het doen van aannames, de ander leren kennen? Lees meer

Lees Hard//hoofd op papier!

Hard//hoofd verschijnt vanaf nu twee keer per jaar op papier! Dankzij de hulp van onze lezers kunnen we nog vaker een podium bieden aan aanstormend talent. Schrijf je nu in voor slechts €3 per maand en ontvang in maart je eerste papieren tijdschrift. Veel leesplezier!

Word trouwe lezer