Terwijl het coronavirus zich in de eerste maanden van 2020 over de wereld verspreidde en verschillende overheden verschillende maatregelen troffen, observeerde Nicky Runge de gang van zaken in haar woonplaats Hongkong. Dit is het eerste deel van een tweeluik waarin ze de maatschappelijke situatie in januari en februari schetst en onderzoekt hoe de maatregelen haar persoonlijke leven beïnvloeden.
De Chinese tekens op het neonbord boven het restaurant geven de noedels in mijn Hokkaido butter ramen een blauwe waas. Het is zes uur ’s avonds in het centrum van Hongkong en de stad voelt op pauze gezet vanwege de uitbraak van het COVID-19-virus. Terwijl ik opkijk van mijn noedels schuift de man aan de andere kant van de tafel zijn stoel een eind verder van mij vandaan. Onze ogen kruizen elkaar en ik zie hoe ze vlug naar mijn mondkapje afdwalen, wat losjes rond mijn nek hangt.
‘Ik kan niet én mijn mondkapje dragen én eten.’
Hij heft zijn hoofd lichtjes. ‘Ik zag je zojuist hoesten.’
‘Verkouden.’
Er verschijnt een diepe rimpel op zijn voorhoofd. Stug blijf ik hem aankijken.
Hij knikt zacht en keert vervolgens zijn blik terug naar zijn kom met noedels.
Het is nu al enkele weken geleden dat Carrie Lam, de Chief Executive van Hongkong, de noodsituatie inluidde vanwege de pandemie. Scholen, universiteiten, kantoren en overheidsgebouwen hebben allen hun deuren gesloten. Iedereen die kan, werkt vanuit huis. We worden verzocht zoveel mogelijk thuis te blijven, openbare ruimtes te vermijden, iedere dag een nieuw mondkapje te dragen en om het uur onze handen te wassen. Niemand weet hoe lang de situatie nog zal duren. Wat we wel weten, is dat het aantal geïnfecteerden in Hong Kong met de dag toeneemt.
Het is moeilijk om de juiste toon te vinden, om jezelf het juiste niveau van angst te laten voelen.
De situatie verspreidde zich geleidelijk tot het plots allemaal samenkwam. Eind januari was het eerst raak in een hotpotrestaurant in Kwun Tong: van een gehele familie die daar samenkwam om Chinees Nieuwjaar te vieren, bleken twee weken later negen familieleden besmet met Covid-19. Oorzaak: ze hadden allemaal uit dezelfde hot pot gegeten. Een paar dagen later waren er in een appartementencomplex in het Cheung Hoi Estate vierendertig huishoudens in quarantaine gesteld nadat een persoon met het virus onder de leden in het gebouw was gesignaleerd. Niemand weet op het moment wat erger is; het virus zelf of de paniekerige nieuwsupdates die de ronde doen. Het is moeilijk om de juiste toon te vinden, om jezelf het juiste niveau van angst te laten voelen. Iedere dosering voelt vreemd.
In het nieuws afgelopen maand beweerde de professor van een prestigieuze universiteit hier dat het virus zich ook via de ogen en oren kan verspreiden. Sindsdien verzinnen enkele Hongkongers de meest uitbundige constructies om zichzelf te beschermen. Van plastic helmen en cyberpunk gasmaskers tot aan glitterende halskettingen met miniluchtreinigers en kawaii sleutelhangers met bungelende roze miniatuurzeepjes. Als ik het restaurant verlaat en door de drukke straten van Mongkok loop, zie ik in een zee van mensen amper één paar ogen. Zelfs de prostituees in Shanghai Street staan op de hoek van de straat te roken met neppe Prada en Gucci zonnebrillen op terwijl de kleurrijke mondkapjes aan hun kin hangen. Een scherm boven hen knippert agressief en verzoekt het winkelend publiek in het Kantonees, Mandarijn, Hindi en Engels om zo snel mogelijk het gebied te verlaten en terug te keren naar huis. Ernaast hangt een camera met flitslicht aan de zijkant: de gezichtsherkenningsfunctie staat aan om het winkelend publiek te registreren dat weigert hun gezicht te bedekken. Ik ben op zoek naar desinfecterende handzeep, maar iedere winkel die ik binnenstap heeft een A4'tje op de muur waarop staat dat zeep, mondkapjes en alcohol volledig uitverkocht zijn.
Verderop in de straat heeft zich een menigte gevormd. Met grote moeite wring ik mijzelf erdoorheen om te zien wat er plaatsvindt. Als ik mijzelf uiteindelijk door een zee van armen heb gewurmd zie ik hoe enkele Hong Kong Uncles zich hebben verzameld op het midden van de straat en trots declareren dat ze een voorraad handzeep buit hebben weten te maken. Wanneer een oudere vrouw de voorraad inspecteert en om de prijs vraagt, haalt de man luchtig zijn schouders op. Vierhonderd Hong Kong Dollars. Veertig euro voor een verpakking ter grootte van haar wijsvinger. De vrouw vloekt zacht onder haar adem.
‘Alsof de situatie in Europa beter zal zijn,’ bijt ik mijn vriend toe.
Een maand geleden overvielen drie gemaskerde mannen twee medewerkers in een supermarkt die vroeg in de ochtend rollen toiletpapier aan het aanvullen waren. Gewapend met messen verzocht de groep de jonge medewerkers van de winkel om de pakken in hun auto te laden. De stad kampt nu al enkele weken met tekorten. Inwoners raken langzaamaan bang dat wanneer een nieuwe golf aan infecties zich verspreidt, de producten die normaal gesproken vanuit China onze kant op komen, zoals rijst, toiletpapier en instant noedels, opraken.
‘Wanneer vertrek je naar Europa?’ vraagt mijn vriend als ik later ons appartement binnenstap.
Ik schud mijn hoofd terwijl ik mijn jas desinfecteer met anti-bacteriespray.
‘Ik ga niet zonder jou.’
‘Onzin.’
‘Alsof de situatie in Europa beter zal zijn,’ bijt ik hem toe.
Fronsend kijkt hij me aan, zijn forse wenkbrauwen hangend over zijn oogleden.
De laatste keer dat ik lesgaf op de universiteit was in januari. Sindsdien zijn we verzocht om onze auditoria online op te zetten. De meesten van mijn internationale collega’s zijn al vertrokken en vanavond, zoals iedere avond, inspecteer ik met mijn laptop op schoot de prijs van een vliegticket. Het probleem is niet het vertrekken, maar het terugkeren. De grenzen zijn dicht en iedere paar dagen is er een nieuwe vliegtuigmaatschappij in het nieuws dat haar vluchten annuleert. Als ik vervolgens het adres van de South China Morning Post intyp opent er een pop-up. Daarin staan de details over een verplicht verblijf van twee weken in een quarantaineresidentie voor inwoners van Hongkong die terugkeren.
Voor spullen is het makkelijker om de wereld rond te gaan dan voor sommige mensen.
De beschrijving van het verblijf doet me denken aan Foucault’s uitleg van het panopticisme; een kleine cel zonder uitzicht, een dagelijkse check-up, een rooster voor maaltijden en een centrale unit die het hele twee weken durende proces gedisciplineerd bijhoudt. Nadat ik de eerste paragraaf heb doorgelezen klap ik mijn laptop dicht. De tekst heeft meer weg van een negatieve vakantiereview dan een nieuwsartikel.
Er is overleg geweest om de grens met China te heropenen en er wordt verwacht dat hierdoor een derde golf aan infecties Hongkong zal bereiken. Als we echt weg willen, heb ik de optie om met mijn papieren terug te keren naar Europa. Voor mijn vriend met zijn Chinese paspoort is de situatie helaas niet zo simpel. Passport politics. Het is ironisch hoe de wereld – als grote bol beklad met arbitrair getrokken grenzen en tactisch gepositioneerde grenswachten – in elkaar steekt. Europa importeert telefoons, machines en kleding in grote hoeveelheden vanuit China omdat het allemaal zo goedkoop kan, maar wanneer het om mensen gaat blokkeert het continent net zo makkelijk haar grenzen. Voor spullen is het makkelijker om de wereld rond te gaan dan voor sommige mensen. Ik weiger weg te gaan zonder hem en iedere avond moet ik hem ervan overtuigen dat ik wil blijven. Iedere avond wordt ook de twijfel over mijn beslissing een klein beetje groter.
Ik heb de ambassade nu al zo vaak gebeld dat ze iedere dag rond dezelfde tijd mijn telefoontje verwachten. Precies een seconde na de piep hoor ik mijzelf vragen of het reisadvies veranderd is. Het personeel is ondertussen net zo geconditioneerd als de hond van Pavlov; zodra ze mijn stem horen zuchten ze luid in de hoorn en herhalen dezelfde zin.
Helaas hebben we nog geen nieuwe informatie ontvangen over de huidige situatie, gelieve onze website in de gaten te houden over de updates omtrent het virus en hoe wij onze Nederlandse burgers in Hongkong hierover zullen adviseren.
Op het lokale journaal later die avond verschijnt de laatste nieuwsupdate. De headline Terra Infirma knippert in rode letters op een zwarte achtergrond. Het nieuws lijkt meer op de openingsscène van een zombieshooter dan op een update over de dagelijkse stand van zaken.
‘Als China ziek is, dan is de hele wereld ziek.’
‘De wereld is ziek,’ zegt mijn vriend. Hij zit naast me op de bank en staart naar het televisiescherm, een glas rode wijn in zijn hand.
‘Nee,’ antwoord ik. ‘China is ziek.’
Fronsend kijkt hij me aan.
‘Denk je echt dat een virus ophoudt bij een grens?’
‘Ik dacht dat ze daarom juist de grenzen hebben gesloten?’ Ik kijk hem aan met een opgetrokken wenkbrauw.
‘Misschien heeft een virus vrij spel om zich te verplaatsen, de mensen waarin het zich schuilhoudt hebben dat niet.’
Hij lijkt even na te denken, schudt vervolgens zijn hoofd.
‘Onmogelijk’, zegt hij. ‘Als China ziek is, dan is de hele wereld ziek.’
Wordt vervolgd.
Nicky Runge (1992) studeerde aan de Universiteit van Amsterdam en is promovenda aan de Universiteit van Hongkong. Ze doet onderzoek naar de relatie tussen identiteit, taal en moderne kunst en schrijft naast haar studie essays en korte verhalen. Ze woont tussen de palmbomen op Lamma Island, een voertuigvrij eiland in het zuidwesten van Hongkong.
Chloé Pérès-Labourdette (1995) is een Franse illustrator met een voorliefde voor Tomos-scooters, Marmite en 8-hoekig servies. Haar beeldarchief bestaat uit visitekaartjes van Duitse garages en sci-fi-films uit het vorige millennium.