Volgens Wolter de Boer hoeven we niet op zoek te gaan naar de 'zin' van de coronapandemie, maar dat we negatieve gevoelens van angst en neerslachtigheid collectief beleven biedt wellicht troost.
De afgelopen weken moedigden artsen, wetenschappers en opinieleiders ons aan om ook de voordelen van de coronacrisis in te zien. Over de crisis wordt gezegd dat het de broodnodige pauze is die we nodig hebben als voorbode op de aanstaande klimaatcrisis, op de noodzakelijke sociale verandering en op de manier waarop we omspringen met onze tijd, elkaar, ons bestaan. Het idee dat erin doorklinkt: deze crisis heeft iets goeds en zal zijn vruchten afwerpen. Moeten we het virus dankbaar zijn en met open armen ontvangen? Dat lijkt me nogal cru tegenover zij die geconfronteerd zijn met de gevolgen van corona. Toch zien we ook dat het virus het ons onmogelijk heeft gemaakt onze ogen te sluiten voor een aantal ongemakkelijke waarheden over hoe onze samenleving is ingericht, met haar intensieve contact tussen mens en dier, haar verwaarlozing van het eigen leefklimaat en haar continue drang naar meer. Of het virus deze ontwikkelingen zal stoppen, moeten we nog bezien.
Waarom moeten we dit krijgen? Waar hebben we dat aan verdiend? Wat hebben we misdaan?
Tegelijkertijd staan we oog in oog met onze nietigheid nu het virus oprukt en moeten we ons een houding geven tegenover een dreiging die we alleen kenden uit nieuwsberichten over andere werelddelen of onze lang vervlogen geschiedenis. Geen wonder dat we teruggrijpen op grote werken uit de wereldliteratuur om te zien of die ons iets kunnen vertellen over hoe we ons moeten verhouden tot het virus. De pest is als het leven, suggereert Camus in zijn roman. Zoals een besmettelijke ziekte een stad of land overvalt en daar ongebreideld lijden verspreidt, zo vult ieder mensenleven zich ook met pijn, ziekte en dood – diepe ellende waar we ons onmogelijk tegen kunnen wapenen. Al dat leed heeft niet echt een zin, het is nergens goed voor. Het is gewoon – in tijden van massale ziekte, maar ook daarbuiten. Pijn is onvermijdelijk in een mensenleven. Doorgaans lukt het ons aardig onszelf van die wetenschap af te leiden door ons te verschansen in werk, bedwelming of plezier, maar onder het juk van een epidemie krijgen we de absurditeit van het bestaan recht terug in ons gezicht gekegeld. Waarom moeten we dit krijgen? Waar hebben we dat aan verdiend? Wat hebben we misdaan? Vragen die niet alleen de uitbraak van een virus of bacterie aangaan, maar opkomen bij zo’n beetje alle narigheid in een mensenleven. Oog in oog staan met het absurde vraagt veel van ons.
In mijn optiek is het virus niet ergens goed voor. Maar nu we allemaal oog in oog staan met de absurde wetenschap dat het virus geen groter doel dient, is daarin ook hoop te vinden. Bestuurders verordonneerden zoveel mogelijk thuis te blijven en de nodige afstand van elkaar te bewaren, maatregelen die ons allemaal aangaan. Isolatie en sociale distantie gaan ons niet in de koude kleren zitten en kunnen ons neerslachtiger, ongelukkiger en angstiger laten voelen. Nu de nieuwigheid eraf is, zal het vele thuiszitten ons pas echt op de zenuwen gaan werken. Experts geven tips om ‘mentaal gezond’ te blijven in tijden van sociale distantie en isolatie. Adviezen om ons geestelijk op de been te houden kunnen ons helpen deze tijd door te komen, maar verdoezelen ook iets essentieels: juist in de collectieve ervaring van moeilijke gevoelens bieden we de crisis het hoofd.
Zoals De Pest ons leerde dat het leven zinloos is en dat we die zinloosheid alleen maar kunnen accepteren, zo herinnert ook het coronavirus ons aan de absurditeit van het bestaan.
Nu het leven dat we buiten de muren van ons huis zouden kunnen leven voor iedereen verdwijnt, vervalt daarmee ook de fear of missing out. Voor velen schept dat nieuwe mentale ruimte, een nieuwe plek voor inzicht en creativiteit wellicht, maar ook een plek voor bange gevoelens. Gevoelens over de zinloosheid van de huidige pandemie, het alleen thuiszitten en over het postcorona tijdperk waar we óók op afgaan. Zoals De Pest ons leerde dat het leven zinloos is en dat we die zinloosheid alleen maar kunnen accepteren, zo herinnert ook het coronavirus ons aan de absurditeit van het bestaan. Onze tijd hier en wat we daarin kunnen bereiken is eigenlijk maar smal en beperkt en bovendien verschrikkelijk kwetsbaar.
Als het onze maatschappij lukt sterker uit deze crisis te komen dan we erin gingen is dat goed nieuws. Ik hoop dat het ons lukt de sociale verschillen in welvaart, welzijn en veiligheid die deze pandemie óók genadeloos blootlegt te lijf te gaan. Ik hoop dat ik tegen mijn kleinkinderen zal kunnen zeggen dat de coronacrisis de omslag was waarna vliegtuigen vaker aan de grond bleven, we drastisch minderden met het eten van dieren en het kopen van spullen. Hopelijk blijkt deze crisis een kantelpunt. Dat we ons in deze bevreemdende tijden angstiger en neerslachtiger voelen dan normaal lijkt onvermijdelijk. De enige troost die we kunnen vinden voor onze zorgen over het nu en de toekomst is dat we ons allemáál in hetzelfde, redeloze, angstige schuitje bevinden. Hopelijk is dat een inzicht dat blijft hangen – zowel tijdens de crisis, als daarna.

Wolter de Boer is gefascineerd door de vele, ondoorgrondelijke aspecten van de menselijke geest. Hij studeert Klinische Psychologie en Medische Antropologie aan de Universiteit van Amsterdam en is in het bijzonder geïnteresseerd in de rol van psychologie en psychiatrie in de maatschappij.

Yasmin Veenman fotografeert en schrijft, voornamelijk in haar woonplaats Amsterdam. Ze is op zoek naar het bijzondere in het alledaagse – in onderwerp, kleur of compositie. Is het kunst of kan het weg?