Geef me een tekst en ik laat geen woord ontsnappen. Ik neem iedere letter in me op en laat geen leesteken onberoerd. Het zijn handige bijkomstigheden van het gevoel chronisch tekort te schieten.[1] Begrijpen waarom de zinnen zijn geschreven zoals ze zijn geschreven is niet genoeg. Als ik de betekenis niet uit een tekst weet te schrapen, niet begrijp wat onbeschreven is gebleven of de auteur niet beter heb leren kennen, blijf ik geïrriteerd achter. Mijn geluk kon dan ook niet op toen ik de overstap van psychologie naar antropologie maakte en mijn methodische werkdrift in aanraking kwam met een heel nieuw, onontgonnen gebied: het domein van de voetnoot.
In de voetnoot, zo leerde ik, ontvouwt zich niet alleen een snoepwinkel aan doorverwijzingen, inzichten en marginale theorieën, maar kom je ook details over de auteur te weten die de hoofdtekst niet prijsgeeft. Ontdaan van het adagium dat alleen de belangrijkste informatie mag worden opgeschreven, permitteert de auteur zich in de voetnoot wat te laten zien van zijn interesses, wensen of relaties. Zoals geldt voor een tekst, maar ook daarbuiten,[2] zijn de boeiendste inzichten daar te halen waar de maker ze net buiten het zicht houdt. In de voetnoten is buiten beeld geplaatst wat men toch wil laten zien – of laat men juist dat zien wat buiten beeld is.[3]
[1] Ik herinner me mijn eerste college statistiek. Onder het visueel geweld van formules, normaalverdelingen en standaarddeviaties drong zich slechts één enkele gedachte aan me op: hier ben ik niet slim genoeg voor, wanneer val ik door de mand? Het gevoel van verstandige mensen om nooit slim genoeg te zijn om teksten, colleges en tentamens te behappen, heet in de volksmond ook wel ‘oplichterssyndroom’ of Imposter syndrome. De zonnige zijde hiervan is - zo is mijn redenatie - dat ik pas aan mijzelf toegeef een tekst gelezen te hebben als ik deze letter voor letter, inclusief noten en bronnen, heb doorgewerkt.
[2] Ik heb de reputatie om, ook wanneer ik niet lees, op zoek te zijn naar voetnoten, zoals de noten die vrienden plaatsen bij hun gesproken zinnen of verbergen op hun gezichten. Vragen naar wat iemand niet zegt maar wel lijkt te bedoelen, leidt vaak tot mooie gesprekken maar, niet verwonderlijk, soms tot grote irritatie. Zoals bij een goede vriend die mij regelmatig toe bitst: ‘Als ik iets anders bedoelde dan wat ik zei, had ik dat wel gezegd’.
[3] Het inzicht dat het lezen van voetnoten niet alleen vermakelijk, maar zelfs van cruciaal belang kan zijn, openbaarde zich aan me tijdens een digitale boekenclub die ik met vrienden hield. We bespraken Hanya Yanagihara’s debuut The people in the trees – en ja, deze voetnoot bevat spoilers. In haar roman voert ze de in gevangenschap geschreven memoires van een biomedisch wetenschapper op, die een zeldzaam syndroom op een eiland in Oceanië heeft ontdekt. De memoires zijn door zijn goede vriend en collega in- en uitgeleid en doorspekt met voetnoten. Een vriendin van me sloeg de voetnoten tijdens het lezen over. Ze werd, zoals de kritiek vaker luidt, opstandig van het steeds de ogen naar de onderkant van de pagina moeten laten glijden. Ik moet deze tip opdragen aan deze vriendin. Ze toonde mij het belang van de voetnoot toen ik haar vertelde over de zelfdoding van een personage uit de roman, en haar mond openviel van verbazing.
Foto: Loren Snel