Asset 14

Ontploffing

Eerder schreef Stephan M. Horvath over junkies en kappers, deze keer een kort verhaal over een gaslek.

Ik zat in een café bij mij in de buurt te lezen, toen er een enorme explosie klonk. De grote ruit aan de voorkant trilde ervan. Even later zag ik politie op fietsen en paarden voorbij snellen, druk pratend door walkie talkies of met een hand op de wapenholster. Was de oorlog dan eindelijk begonnen? Uit de winkels aan de overkant stroomden verwarde winkeliers en klanten. Ook de bezoekers van mijn café gingen naar buiten. Iedereen staarde naar het einde van de straat. Ik kon niet aan hun gezichtsuitdrukkingen aflezen of er ook echt iets te zien was. Van alle kanten klonken sirenes. Een vrouw begon te huilen.

Ik schudde glimlachend mijn hoofd bij het zien van zoveel hysterie. Na een paar minuten vouwde ik mijn boek weer open. Het lukte me nog niet om me op de woorden te concentreren, maar ik zag voor me hoe ik daar zat, kalm in een leeg café met een roman op schoot, terwijl buiten de wereld gek werd. Het gaf me een superieur gevoel.

Even later stond ik bij de kraam van de groenteboer, zoals altijd met enige aarzeling. Zijn fruit is goedkoper en lekkerder dan dat van de supermarkt, maar hij bewaart zijn voorraad hoog op de kar, zodat je op de hulp van de verkopers aangewezen bent. Het zweet brak me uit bij deze gedwongen interactie. Ik wilde zelf mijn boodschappen bij elkaar scharrelen en me beperken tot de kleine, prettige dialoog zoals ik die met het supermarktmeisje voerde, waarbij ik alleen hoefde na te denken of ik ‘prettige dag’ moest zeggen of dat het alweer tijd was voor ‘fijne avond’.

Als het personeel van de groenteboer een joviale marktmentaliteit had gehad, die me ondanks mezelf had aangestoken met een schreeuwerige vrolijkheid, dan was het nog dragelijk. Maar zij leken ook te balen van deze opzet, waarbij ze als inpakslaven van de ene naar de andere bak gecommandeerd werden. Ze maakten geen oogcontact en staarden naar het niets boven je schouder terwijl ze met eentonige beleefdheden hun diensten aanboden. Sommige klanten genoten zichtbaar van de macht, en bestelden meer dan ze nodig hadden zodat ze hun tijdelijke personeel nog wat langer onder zich konden houden. Ik schaamde me juist voor deze ongelijkheid en probeerde de verhoudingen te herstellen door me zo bescheiden mogelijk op te stellen. Mijn onzekere gemompel en geruststellend bedoelde grijns leverden alleen maar meer irritatie op. Ik had inmiddels mijn toevlucht gezocht in lijstjes die ik thuis opstelde, en bij de kraam zwijgend aan de fruitknecht overhandigde.

Ik werd geholpen door een homoseksuele groente-inpakker, een dikkige man met een grijze ringbaard en zachte blauwe ogen die oplichtten zodra ze de mijne ontmoetten. “Wat zal het zijn, jongeheer?” vroeg hij met een speelse knipoog. Enigszins van mijn stuk gebracht overhandigde ik hem het briefje. Hij fronste, maar ging aan het werk. “Wat een knal net, hè?” zong hij me toe terwijl hij doelgericht zijn hand in de doos met wortels stak. Ik knikte. Hij keek op mijn lijstje. “Wil je véél rucola?” “Nee, ik woon alleen.” Mijn tegenspeler liet deze informatie even in de lucht liet hangen. Toen zei hij: “Het schijnt een gaslek geweest te zijn, in een pand hier vlakbij. Volledig ontploft hoorde ik, niets van over.” Hij noemde een straat. Mijn straat. Mijn huis? Traag ging ik na of ik het gas aan had laten staan, of ik überhaupt het fornuis gebruikt had. Ik kon het me niet herinneren. De ochtend was een waas.

"De rucola is van mij, voor de eenzame man."

De man wachtte beleefd. “Ik woon daar”, verklaarde ik. Jezus, ik had al verteld dat ik alleen woonde en nu gaf ik ook nog eens mijn adres? Waarom nodigde ik deze overrijpe nicht niet meteen bij mij thuis uit voor een ongemakkelijke introductie in de herenliefde? Maar zijn blik was niet geil. “De boel is daar afgesloten, honey”, zei hij moederlijk. Hij trok met een sierlijke beweging mijn bonnetje uit de kassa en zei: “Dat is dan 13,50. De rucola is van mij, voor de eenzame man.” Daar was dan toch de geilheid: een bliksemsnelle knipoog en een kleine maar machtige glimlach bij het overhandigen van mijn overvolle plastic zak. Hij had zijn telefoonnummer op mijn bonnetje gekrabbeld.

Mijn straat was inderdaad afgezet. Een zenuwachtige politieagente liet me onder het lint door toen ik mijn adres noemde. Overal lag glas. Boomtakken waren losgerukt en weggeslingerd. Er lagen stoelen, zwartgeblakerde papieren, stukken muur, een kromgetrokken racefiets, delen van een bankstel. Brandweermannen, ambulancebroeders en politiemensen liepen driftig maar doelloos heen en weer. De ramp had plaatsgevonden, de brand was geblust, nu moest er alleen nog opgeruimd worden. Ik liep door de chaos met de voordeursleutel in mijn hand. Mijn gebouw was volledig intact, zelfs de ramen zaten er nog in.

Ik plaatste een foto van de puinhoop op Facebook;
26 mensen vonden het leuk.

Een paar dagen later was de gasontploffing een anekdote geworden. Vanaf het moment dat mijn moeder me geschrokken belde, was ik het verhaal gaan perfectioneren. Soms liet ik de homoseksuele inpakker weg, soms voegde ik details toe over de bezoekers van het café, maar het draaide altijd om mijn kalme reactie op het ongeluk, dat een komisch contrast moest vormen met de paniek om mij heen. Mijn vrienden luisterden geboeid. Sommigen leken zelfs jaloers en probeerden me af te troeven met een vergelijkbaar verhaal. “Heftig zeg. Ik weet nog hoe een keer het huis van onze buren in de fik stond en mijn zusjes en ik midden in de nacht in pyjama de straat op moesten… enz enz enz.” Ik plaatste een foto van de puinhoop op Facebook; 26 mensen vonden het leuk.

Mijn telefoon ging. Ik was net begonnen aan een aflevering van The Wire op mijn laptop, en keek zonder veel interesse wie er belde. Het was mijn zus. Op de foto in het scherm kuste ze haar middelvinger met een bevallig mondje. Dit maakte me aan het lachen en ik had plotseling veel zin om haar te zien. “Hé zusje!” zei ik, terwijl ik rechtop ging zitten en de kruimels van mijn borst veegde. Haar antwoord was minder enthousiast: “Waar ben je?” Ik sperde mijn ogen wijd open. We hadden een afspraak. “Ik ben iets te laat,” zei ik snel, terwijl ik mijn broek zocht. “Maar ik kom er nu aan. Oké?” Ik keek naar het scherm. Ze had opgehangen.

Ik hou van haast. Ik hou van het zweet op mijn rug, mijn hart dat razend bonkt in mijn borst, de pijn in mijn keel en in mijn longen. Ik hou ervan om auto’s te ontwijken als ik door rood fiets.

Toen ik hijgend de bioscoop in rende, merkte ik hoe vrolijk ik was. Dat paste niet bij de situatie. Ik veegde snel de lach van mijn gezicht. Mijn zus stond bij de kassa met haar armen over elkaar. Ze reageerde nauwelijks toen ze me zag. Ik keek schuldbewust zei: “Sorry, dit kan echt niet. Dit is niet oké.” Ik deed alsof ik mezelf keelde met twee handen, en lachte stompzinnig. Maar ze kneep haar ogen samen en schudde haar hoofd. “Je weet dat dit de derde keer achter elkaar is hè? Je bent een half uur te laat.” Ik trok een pijnlijk gezicht en zei: “I know…” Ik wachtte op het moment dat ze zou zuchten en een beetje zou moeten lachen om mijn onhandigheid, waarna we de zaal in konden gaan. Maar er gebeurde niets. Uiteindelijk zei ze: “Ik heb er genoeg van.” Ze duwde de bioscoopkaartjes in mijn hand en liep weg.

Illustratie: Sophia Simons

Later die avond rookte ik een sigaret op het balkon en bedacht hoe ik dit verhaal zou gaan vertellen. In mijn hoofd voerde ik het gesprek al met een goede vriend. Ik zou beginnen met de herkenbare situatie van de vergeten afspraak en de haastrit. Maar na de aankomst zou ik een serieuzere toon aanslaan. Ik zou toegeven dat ik fout zat. Het is waar, ik ben een lul. Mijn zus had gelijk.

Ik telde hoeveel ramen in mijn straat inmiddels dichtgetimmerd waren. Dit deed me denken aan de eerste keer dat ik kogelgaten had gezien, in de muren van Sarajevo, met mijn ex-vriendin. Het had me compleet van mijn stuk gebracht, tot mijn eigen verbazing.

De sigaret smeulde tegen mijn vingers. Ik bukte om de peuk uit te drukken en zag iets liggen in de schaduw op de stenen vloer. Het was een zwartgeblakerde tak. Nadat ik met mijn telefoon een foto had gemaakt, raapte ik het ding op en stond een ogenblik stil. Ik keek naar het ontplofte appartement en naar de tak in mijn handen. Hij moest door de kracht van de explosie in mijn richting geslingerd zijn. De afstand was verdwenen, ik was geen toeschouwer meer. Het voelde vreemd. Ik had zin om de tak terug te gooien, maar ik nam hem mee naar binnen en zette hem tegen de muur bij de voordeur.

Mijn moeder dwong me een van mijn dinosauruspoppen in te pakken als welkomstcadeau.

Toen ik acht jaar was, vertelde mijn moeder me dat er een nieuwe familie bij ons in de straat zou komen wonen. Ze waren gevlucht uit Koeweit, vanwege de oorlog met Saddam Hussein, dus we moesten heel erg aardig voor ze zijn. Ze dwong me om een van mijn dinosauruspoppen in te pakken en als welkomstcadeau aan het zoontje te geven. Ondanks dit geforceerde begin en de taalbarrière konden we het goed vinden; het jongetje werd mijn beste vriend. Maar mijn bijna dagelijkse bezoeken aan zijn huis werden vooral ingeven door het verlangen om haar te zien. Zijn zus was zeven jaar ouder, met prachtig zwart haar en mysterieuze groene ogen. Ze stampte met rusteloze puberpassen langs ons op de grond uitgestalde toneelstuk van speelgoedsoldaten en gunde me geen blik waardig. Ze was exotisch en eigenwijs. Ik had nog nooit zoiets gezien.

Ik durfde niet met haar te praten. Maar wanneer ik alleen op mijn kamer was of bij mijn ouders aan tafel zat, voelde ik dat ze naar me keek. Ik zag door haar ogen hoe ik zat, hoe ik liep, hoe ik gebaarde tijdens het praten. Ik probeerde haar aandacht vast te houden en gedroeg me zo volwassen mogelijk. Ik zat rechtop en sprak met een lage, wijze stem. Mijn ouders en mijn zus lachten om mijn nieuwe houding, maar ik voelde me goed. We hebben allemaal een publiek nodig. Sommige mensen denken zich in dat er een God naar ze kijkt, of een overleden oma. Ik voelde altijd de blik van het meisje op wie ik verliefd was.

De kans was groot dat ik het vriendschapsverzoek ooit gestuurd had omdat ik haar wilde neuken.

Een week na het voorval met mijn zus werd ik op weg van de supermarkt naar huis aangesproken door een meisje. Ik kende haar vaag, we waren Facebookvrienden. De kans was groot dat ik het vriendschapsverzoek ooit had gestuurd omdat ik haar wilde neuken; ik herinnerde me in elk geval een avond waarop ik door al haar foto’s had geklikt. Eén foto stond me helder voor de geest. Hij was van boven gemaakt. Ze lag in bikini op het strand, met de witte oortjes van haar iPod in en haar ogen dicht. Ze stak haar duim op. Ik kende het meisje op die foto beter dan het meisje dat nu voor me stond.

Ze lachte, uit zenuwen leek het, dus ik lachte ook een beetje.

Ze was aantrekkelijk. Haar grote blauwe ogen straalden een permanente seksuele nieuwsgierigheid uit en haar tanden, borsten en heupen waren perfect in proportie. Ze glimlachte naar me, een prachtige glimlach die ik tegen beter weten in probeerde te imiteren. Ze zei: “Wat grappig jou hier te zien!” Ik keek haar strak aan; het vergde veel concentratie om met haar te praten. Ik was niet voorbereid op deze rol. “Ja,” zei ik uiteindelijk monotoon, “ik woon hier in de buurt.” Ze lachte, uit zenuwen leek het, dus ik lachte ook een beetje. “Ik woon daar.” Ze gebaarde onhandig naar rechts. Ik knikte. “Waar woon jij?” Ik noemde mijn straat, aarzelde even en voegde toen toe: “Er was een ontploffing.” “Oh, was dat daar? Wat heftig! Ik zag het op internet, zo’n filmpje, en ik dacht nog: wat heftig. Jezus ja, toch?” “Ja. Het was een harde knal.” Ik slikte en keek opzij. Ik wilde weg, terug naar mijn bed. Hier was niets wat ik nodig had. Ze merkte het en zei: “Nou, jij staat hier zo met je boodschappen.” Ik keek haar diep in de ogen en zei: “Ja.” Haar wangen werden rood. “Grappig je zo tegen te komen,” stamelde ze. “Ja. Misschien gebeurt het nog wel een keer. Ik woon daar en jij woont daar,” zei ik feitelijk. Ze lachte, streek een lok achter haar oor en keek me uitdagend aan toen ze zei: “Ja, dat is zo.”

We draaiden ons om en gingen ieder onze eigen kant op. Na tien meter besefte ik opeens dat ik heel onbeleefd was geweest, dat ik niets aan haar had gevraagd en ook niet goed geluisterd had. Vroeger zou ik zeker haar nummer gevraagd hebben of een compliment hebben gegeven. Waar was ik mee bezig? Ik riep haar naam. Ze stond onmiddellijk stil, keek me verwachtingsvol aan. Maar op dat moment wist ik niet meer waarom ik haar geroepen had. Ik liet een idiote stilte vallen en zocht naar de juiste woorden. Uiteindelijk vond ik een laatste restant van mijn oude zelf en zei met een veel te lage stem: “Goed je te zien.” Het mooie meisje werd weer rood en knikte langzaam. Ze gebaarde dat ik haar moest bellen en liep met een zelfverzekerde tred van me vandaan. Ik bleef staan en zag hoe ze nog twee keer achterom keek. Het deed me niets. Toen ze om de hoek verdween, kon ik eindelijk naar huis.

Mail

Stephan M. Horvath

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
test
het laatste
Geen geld maakt ook niet gelukkig

Hard//hoofd zoekt een zakelijk assistent!

Wij zoeken een enthousiaste en veelzijdige zakelijk assistent (x/v/m) die ons zakelijke team wil versterken. In deze functie krijg je de kans om ervaring op te doen met de zakelijke en organisatorische kant van een literair tijdschrift en online platform. Lees meer

Het huis in mijn hoofd

Het huis in mijn hoofd

Wat als technologie je verbeelding probeert te esthetiseren? Mina Etemad bezocht in juni, tijdens de twaalfdaagse oorlog tussen Iran en Israël, de VR-voorstelling From Dust van Michel van der Aa. ‘Het zou troostend moeten zijn, maar hoe kan ik het rijmen met de realiteit hierbuiten?’ Lees meer

Het borrelt 1

Ortolaan

Liefde gaat door de maag, weet de chef in het verhaal van Fleur Klemann. Zorgvuldig bereidt hij al zijn ingrediënten én zijn geliefde: ‘Haar tong die ze langs haar vette lippen haalde, het rozige vlees.’ Lees meer

Naweeën

Naweeën

In Naweeën dicht Vlinder Verouden over vervellen, verpoppen, verschonen, volgroeien en legt zo het proces van veranderen vast. ‘Hier slaat de klok tien en stap ik uit spinseldraden slijmerig warm een / Laatste vinger die glijdt over de plastic bodem van een pot haargel.’ Lees meer

Het borrelt

Het borrelt

‘Vuur raakt water / en alles sist barst klapt fluit schuimt vergaat stijgt verdampt smelt breekt sterft’. Dieuke Kingma dicht over het moment dat het ondergrondse naar boven breekt: zoals bij vulkaanuitbarstingen, of de tweede symfonie van Mahler. Lees meer

Laboratoriumkinderen

Laboratoriumkinderen

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. In dit drieluik onderzoekt Louise van der Veen in vitro fertilisatie (IVF) als een mogelijke grond van het bestaan. Lees meer

:Podcast: Maandagavond – De aanleiding

Podcast: Maandagavond – De aanleiding

Een nieuw seizoen van Maandagavonden door Nwe Tijd, dit keer ook te beluisteren bij Hard//hoofd. Met Johannes Lievens die zich – tegen wil en dank – in het feestgedruis stort, Ellis Meeusen over de voorpret, Suzanne Grotenhuis met een pleidooi voor kleine vieringen en Freek Vielen opent de avond met twee anekdotes. Lees meer

Wil de Nederlander opstaan alsjeblieft?

Wil de Nederlander opstaan alsjeblieft?

Wanneer de VVD pleit voor het bijhouden van gegevens over ‘culturele normen en waarden’ van mensen met een migratieachtergrond, over welke normen en waarden hebben ze het hier dan eigenlijk? Rocher Koendjbiharie neemt de eisen onder de loep die de politiek alleen stelt aan mensen die zichtbaar wortels elders ter wereld hebben. ‘Men wil geen vermenging van culturen en geen uitwisseling van gedachten. De echte eis is assimilatie en het afbreken van wortels.’ Lees meer

Als de bodem niet dragen kan

Groeipijn

‘Volwassen worden is zorgen voor’ luidt de wijsheid waar de hoofdpersoon in dit verhaal zich aan vasthoudt. In Groeipijn laat Tim Kobussen zien hoe hoe er een steeds letterlijke invulling aan die wijsheid wordt gegeven in een studentenkamer. Lees meer

In een miniatuurgrafkistje wordt het duingentiaanblauwtje naar de natuurbegraafplaats gedragen 1

In een miniatuurgrafkistje wordt het duingentiaanblauwtje naar de natuurbegraafplaats gedragen

Van het zetten van kopjes koffie en het branden van salie tot de Pinterest-pagina van DELA: Maartje Franken schrijft over rouwrituelen en onderzoekt de grond waarin rouw wortelt. Lees meer

Voor de meisjes

Voor de meisjes

Terra van Dorst dicht over de passiviteit van het wachten op morgen en het uitstellen van keuzemomenten. ‘morgen gaan we een ijsje halen / zullen de bramen rijp zijn / maak ik een besluit’ Lees meer

Regenwormen 1

Als de bodem niet dragen kan

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. Anouk von Seida schrijft over de betonplaten op een boerderij en het onverwachte leven dat zich daarin afspeelt. Lees meer

Grond & Ik

Grond & Ik

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. In 'Grond & Ik' zoekt Lisia Leurdijk naar manieren om een dialoog tussen het individu en de grond te openen. Lees meer

Regenwormen

Regenwormen

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. Milou Lang graaft in dit tweeluik naar wormen, gangenstelsels en de geborgenheid die de grond kan bieden. ‘hier duw ik geil zijn in de kluiten aarde / durf mijn vingers te verliezen in slib en schimmeldraden’ Lees meer

Luchtspiegeling

Luchtspiegeling

'We bewegen log en lief.' Madelief Lammers onderzoekt in dit gedicht de onstilbare honger tussen twee mensen, een wankele relatie waaraan iets fundamenteels ontbreekt. 'Zie je hoe we ondanks die woede nog zo mooi zijn als een slapend paard dat met haar huid trilt om een daas te verjagen?' Lees meer

Stomwijzer

Stomwijzer

Marthe van Bronkhorst loodst je door het wispelturige politieke landschap aan de hand van haar alternatieve stemwijzer. Lees meer

Auto Draft 8

Programma: Ik wil, wil jij ook? - consent in illustratie

Vier samen met Hard//hoofd de publicatie van onze recent verschenen bundel over seksueel consent! Lees meer

Roze, wit, blauw

Roze, wit, blauw

Rechtse en nationalistische partijen laten in hun nieuwste verkiezingsprogramma’s zien dat hun ruimte voor de lhbtqia+-gemeenschap altijd voorwaardelijk is geweest. Journalist Rocher Koendjbiharie legt uit: 'Homoseksualiteit en vrouwenrechten zijn binnen rechtse kringen vaak pas relevant wanneer ze in relatie tot migratie besproken worden.' Lees meer

:Winnaar publieksprijs Rode Oor: Vespula vulgaris

Winnaar publieksprijs Het Rode Oor: Vespula Vulgaris

In een pot met schuimbanaantjes vecht een wesp om los te komen. Myrthe Prins portretteert een winkelbediende die in een snoepwinkel aan zoetigheid proeft. Met Vespula Vulgaris won zij de publieksprijs van Het Rode Oor 2025. Lees meer

Winnaar Stoute Stift 2024 1

Winnaars De Stoute Stift 2025

Cynthia Van Der Heyden won met haar illustratie de publieksprijs en Sarah Pannekoek won de juryprijs van De Stoute Stift 2025. Lees meer

Lees Hard//hoofd op papier!

Hard//hoofd verschijnt vanaf nu twee keer per jaar op papier! Dankzij de hulp van onze lezers kunnen we nog vaker een podium bieden aan aanstormend talent. Schrijf je nu in voor slechts €3 per maand en ontvang in maart je eerste papieren tijdschrift. Veel leesplezier!

Word trouwe lezer