Mirthe vindt het niet erg dat ze niet meer bestaat.
‘Zo gaan die dingen nu eenmaal in de literatuur,’ zegt ze. ‘Het ene moment besta je en het volgende moment heb je nooit bestaan. Waar het om gaat is of je bijdraagt aan het grotere verhaal.’
‘En dat deed jij duidelijk niet,’ vul ik haar opgelucht aan. ‘Je vormde onnodig ballast.’
Uit de woonkamer klinkt het kabaal van haar zoon Jurriaan en mijn dochter Annika. Ze doen alsof ze indianen zijn, ook die bestaan bijna niet meer. De zon straalt op het marmeren aanrecht.
‘En echt een belangrijke rol speelde je toch al niet bepaald. Je viel vrij gemakkelijk te verwijderen.’
‘Nou, dan zal het vast ook niemand opvallen dat ik ooit bestond,’ stelt Mirthe vast terwijl ze de pasta afgiet.
‘De lezers die jou niet kenden sowieso niet. Maar vrienden zouden nu wel kunnen denken dat jij Zwaan bent.’
Mirthe draait zich om en lacht vol ongeloof.
‘Waarom dat? Ik lijk toch helemaal niet op Zwaan?’
‘Nee, niet bepaald. Maar zij is nu wel de moeder van jouw kind.’
Jurriaan is de naam die ik voor het zoontje van Mirthe en Joachim bedacht heb. Mijn eindredacteur vond dat ik hem in mijn boek een jaar jonger moest maken, omdat het anders ongeloofwaardig zou zijn dat hij zo gauw geboren was nadat Zwaan en Joachim voor het eerst een nacht met elkaar hadden doorgehaald. Zowel in het echt als in het boek, kenden deze twee vrienden van mij elkaar slechts oppervlakkig. Totdat ik ze met elkaar achterliet in de bruine kroeg. Hun nacht had ik puur vriendschappelijk bedoeld, maar de eindredacteur stelde dat de lezer dit zonder meer romantisch zou interpreteren. Aangezien er van romantiek niet gauw genoeg kan zijn in een boek, leek het mij wel prima dat zo te laten. En als ik dan toch al met de realiteit aan het stoeien was, kon ik die twee vrienden toch net zo goed samen een kind laten krijgen? Aan het reeds geschreven latere hoofdstuk over de relatiebreuk tussen Mirthe en Joachim hoefde niet veel veranderd te worden, behalve dan dat ik met control-f alle Mirthes verving door Zwanen.
Het leek me wel zo netjes om alle betrokkenen - voordat het boek uit zou komen - even op de hoogte te stellen van hun relationele dan wel existentiële veranderingen. Zwaan vond het komisch, ze had nooit bedacht zo weinig te hoeven doen voor het krijgen van een kind. Joachim leek er meer mee in zijn maag te zitten dat hij nu opeens postbode was.
‘Welke wijk doe jij eigenlijk?’ had de andere Joachim aan hem gevraagd toen ze elkaar tegenkwamen op een feest.
‘Wijk? Wat bedoel je met ‘wijk’?’ vroeg Joachim 1 aan Joachim 2.
Pas na een tijd - zo heb ik mij laten vertellen, want ik was zelf niet op dat feest - kwamen ze erachter dat ze dezelfde persoon waren. Ze waren door mij samengevoegd, om het aantal randpersonages miniem te houden.
‘Het doet er niet toe wie er bij de post werkt en wie niet,’ legde ik uit, toen ik ze een week na het feest bij elkaar geroepen had om verheldering te brengen.
‘Nou, ik zou nooit postbode worden hoor,’ grinnikte Joachim 1.
‘Waarom niet?’ vroeg Joachim 2. ‘Het is anders een zeer eerzaam beroep.’
‘Voor het verhaal maakt het niet uit,’ kwam ik tussenbeide. ‘Het boek gaat over mij en Annika. De rest, dat zijn maar details.’
‘Ach man, ik vind het niet bepaald een detail dat ik nu opeens een kind met Zwaan heb,’ zei Joachim 1.
‘Heb jij een kind met Zwaan?!’ riep Joachim 2 - de postbode - onthutst.
‘Dat heeft hij allemaal bedacht,’ zei Joachim 1 - de vader van Jurriaan - terwijl hij zijn schouders ophaalde.
‘En Mirthe dan?’ vroeg Joachim 2.
‘Die bestaat niet meer,’ mompelde ik verontschuldigend.
‘Hoop dat je het niet erg vindt dat je nu niet meer bestaat,’ was wat ik Mirthe had gemaild. Ik ging ervan uit dat ze het wel zou begrijpen, aangezien zij ook literair actief was. Toch was ik gespannen voor haar reactie. Zou zij zich niet wat tekort gedaan voelen door uitgewist te zijn? Gelukkig schreef ze dat ze uit naam van mijn boek ‘met liefde verdween’ en nodigde ze Annika en mij meteen maar uit om te komen eten.
Hoe lang ik naar de lege plek achter het marmeren aanrecht heb staan staren weet ik niet, maar als het gepruttel tot mij doordringt besluit ik het vuur maar uit te zetten. Ik meng de saus door de pasta, zet de pan op tafel en roep naar de indianen dat we gaan eten. Ik schep ze op en vul dan mijn eigen bord.
‘Willen jullie iets te drinken erbij?’ vraag ik.
‘Water,’ zegt Jurriaan.
‘Ik ook,’ zegt Annika.
Nou, dat is makkelijk.
De deurbel gaat. Het is Zwaan.
‘Hé, ik dacht dat Jurriaan vandaag door Joachim opgehaald zou worden?’
‘Hij heeft een extra postwijk vandaag,’ zegt Zwaan. ‘En ik had het juist rustig, dus we hebben gewisseld.’
Zwaan eet ook een bordje mee. Dan kijk ik of er in de koelkast een toetje ligt. Ik vul bakjes met yoghurt en roer er pruimenjam doorheen. Niemand vindt het lekker.
‘We moeten echt weg,’ zegt Zwaan. ‘Anders valt Jurriaan achterop de fiets in slaap. Maar laten we snel weer afspreken.’
Nadat ik ze uitgelaten heb doe ik de afwas, terwijl Annika de verentooien opruimt. Daarna gaan ook wij naar huis.
Onderweg bekruipt mij het gevoel dat er iets veranderd is, dat er een spel is gespeeld met grote gevolgen. Daarna verdwijnt dat gevoel weer net zo abrupt. Alles is zoals het is, niks is zoals het zou moeten zijn. Het leven hangt van willekeur aan elkaar en ook al probeert een schrijver daar een zekere noodzakelijkheid in aan te brengen, zijn de keuzes om tot die noodzakelijkheid te komen op zichzelf weer vrij betrekkelijk.
‘Vond je het een leuke dag?’ vraag ik Annika als ik haar toestop.
‘Wat hebben we ook alweer gedaan?’
Mijn mond opent zich om iets te zeggen, maar ik zie dan dat ze al half in slaap is.
Ik loop naar de keukentafel, pak een fles wijn en open mijn laptop om voor een laatste keer de proefdruk na te lopen. Hopelijk klopt alles in mijn boek.
-
Benieuwd hoe Zwaan en de Joachims uiteindelijk in het boek terechtgekomen zijn? En toen kwam Annika is vanaf deze week te koop!