Ons huis wordt omringd door speeltuinen. Speeltuinen met glimmende speeltoestellen, die aan een halve zonnestraal genoeg hebben om het geluid van joelende kinderen en hun roddelende ouders tot in de wijdste omtrek te verspreiden. Lange tijd meden mijn dochter en ik deze plekken. Mijn mensenangst dreef ons naar een verlaten speellocatie, ingeklemd tussen een spoorlijn en een blok betonnen huizen waar mensen schenen te wonen die al dan niet in leven waren. De glijbaan was wit van de vogelpoep, de schommels piepten van de roest en het speelhuisje zat onder de hakenkruisjes. Annika zat het liefst op de paardjes van een rondfietsding. Bij onze laatste paar bezoeken waren haar benen inmiddels lang genoeg om bij de trappers te kunnen, als die er tenminste nog op hadden gezeten. Hijgend en puffend en met een steeds duizeliger hoofd duwde ik het toestel in de rondte, maar Annika keek elke keer zo blij verrast als wij elkaar passeerden dat ik het toch doorgaans een dik kwartier wist vol te houden.
Slechts één keer kwamen wij hier andere mensen tegen. Drie gezette Surinaamse dames hingen stil in de schommels, zich tegoed doend aan kippenpoten uit een papieren zak. Annika riep dat ze hier niet mochten zijn, dat de speeltuin van ons was. Ik probeerde haar met een allervriendelijkste begroeting te overstemmen, maar de vrouwen leken ons niet op te merken. Het was alsof de speeltuin hen in een trance had gebracht. Sindsdien piepten die schommels nog meer dan voorheen en groef Annika met haar schepje af en toe een botje op uit de zandbak.
Lange tijd voelde ik mij schuldig dat ik mijn dochter een sociaal leven onthield. Gelukkig zijn die zorgen inmiddels niet meer nodig. Daar haar agenda tegenwoordig gevuld wordt door crèche, voorschool, familieopvang en uitjes met het hele gezin, hoeft zij nog slechts één dag in de week in mijn gezelschap door te brengen. Het voelt bijna als een gezonde keuze om op die ene dag de drukte te vermijden, als tegenwicht voor alle gezelligheid. Toch zijn wij steeds minder vaak mijn toevlucht gaan zoeken in de eenzame speeltuin. Annika had het nog wel eens over de paardjes, zij leek zowaar met een goed gevoel terug te kijken op de periode van haar verwaarlozing. Ik merkte echter dat mijn mensenangst beetje bij beetje aan het verdwijnen was.
Mijn angst richtte zich voornamelijk op jonge kinderen en hun begeleiders en voordat ik mij voortplantte had ik dan ook nauwelijks last van deze aandoening. Zonder kind is het nu eenmaal betrekkelijk eenvoudig om gezinsrijke plekken te vermijden. Als ouder met een kind tussen andere ouders en kinderen, word je continu gedwongen contact te maken. Het is mij altijd een raadsel gebleven wat de juiste omgangsvormen zijn, maar ik hoef er niet meer nerveus van te worden. Annika maakt met iedereen een praatje en stelt mij netjes voor. Een uitje met haar is alsof ik naar een schoolfeest word meegesleurd door het populairste meisje van de klas. Gehuld in het schijnsel van haar aura kan ik niets verkeerd doen. De vaders delen schouderklopjes aan mij uit, de kinderen knikkers en de moeders knipogen.
In hoeverre een driejarige geplaagd kan worden door gevoelens van nostalgie, weet ik niet. Maar toen zij vanmorgen voorstelde om naar de paardjes te gaan, klonk ze als een ex-roker die er na lange tijd toch nog eentje wilde bietsen. Ik wist aanvankelijk niet waar ze het over had.
‘‘Bedoel je de kinderboerderij, lieverd?’’
‘‘Neeeeeeeeeeee, niet de kinderboerderij. De paardjes. Mag toch wel?’’
Toen ze rondjes om mij heen begon te rennen en daarbij ‘‘duwen papa, dat is wat jij moet’’ riep, viel het kwartje. Overmand door emoties verzamelde ik haar emmer, schepje en stoepkrijtjes en volgden wij - Annika sjezend op haar driewieler en ik hollend erachteraan - de route die wij konden dromen.
De betonnen buurt werd doorgaans gevuld door een dreigende stilte, maar nu klonk het geluid van drilboren en graafmachines. De afgelopen maanden waren er met enige regelmaat brieven van buurtinitiatieven en uitnodigingen voor openingen op mijn mat gevallen, waardoor ik wist dat er hier dingen aan het veranderen waren. Een plek om de mensheid te ontvluchten zou deze wijk niet blijven. En aangezien ik steeds socialer werd, durfde ik deze ontwikkelingen zowaar voorzichtig toe te juichen. Toch had ik mij er graag geestelijk op voorbereid dat de speeltuin verdwenen zou zijn.
Annika staarde door het hek naar de plek waar zij een groot deel van haar leven had doorgebracht. Tussen de zandhopen hingen de schommels als een laatste herinnering, maar de paardjes waren verdwenen. Nu konden we samen gaan huilen. Het zou een bijzonder moment zijn in onze vader-dochterrelatie, dat wij ons altijd zouden herinneren.
In plaats daarvan wees Annika naar een bankje en zei: ‘‘Jij gaat daar zitten en ik ga de stoep krijten.’’
Zo zaten wij daar, op de eerste zonovergoten dag van het jaar, te midden van kabaal en stofwolken.
‘‘Komt hier een nieuwe speeltuin?’’ vroeg ik aan de man met de gele helm en walrussnor, die aan de andere kant van het hek een krentenbol stond te eten.
‘‘Dat zou je zo kunnen zeggen, ja. Er wordt hier gebouwd aan een Johan Cruijff Court.’’
Hij sprak zijn woorden alsof hij een magische boodschap verkondigde.
‘‘Komen er ook paardjes?’’ vroeg Annika met een mengeling van hoop en achterdocht.
De Snor keek nadenkend. ‘‘Een manege zou zeker geen onaardige toevoeging zijn, al weet ik eigenlijk niet of Cruijff iets met de paardensport heeft.’’
Hij nam een hap van zijn krentenbol, er bleef een rozijntje in zijn snor hangen.
‘‘Dat is mijn papa, hij duwt’’, zei Annika, met een krijtje wijzend naar mij.
‘‘Ik duw alleen paarden hoor’’, murmelde ik verontschuldigend.
‘‘Het Orakel is hier opgegroeid’’, vervolgde de Snor op dromerige toon. ‘‘Deze plek brengt grootse dingen in mensen naar boven.’’
We beloofden de Snor dat we erbij zouden zijn op dat historische moment, wanneer Cruijff hoogstpersoonlijk deze plek van sociale verbinding zou komen openen. Daarna vervolgden wij onze weg, naar de spelende massa’s en de rest van ons leven.
Kasper van Royen is Hard//hoofd-redactielid, is naast vader ook filosoof, ex-docent, ex-dichter, ex-echtgenoot, popfetisjist en postbode.
Leila Merkofer , afkomstig uit Zwitserland is een grafisch vormgeefster en illustratrice werkend en wonend in Amsterdam. Ze vertaalt thema’s zo groot als de Matterhorn naar heldere, scherp omlijnde illustraties. Door het handmatige karakter van haar illustraties creëert ze een gevoel van authenticiteit. Daarnaast houdt Leila van Nederlandse bijdehandheid, oude films, sneeuw en chocola.