Jesse Van den Eynden neemt je mee in de symfonie van het kleine leven dat zich afspeelt in de duisternis van de composthoop. In dit liefdevolle essay beschrijft hij hoe zijn leven steeds meer overgenomen wordt door de rottende en levende massa in zijn tuin, en hoe het slurpen, klikken en kraken van de aarde en haar bewoners een meditatieve ervaring worden.
Ik buig me voorover en leg mijn oor te luisteren bij de grote composthoop achter in onze tuin. De plek die voor velen een plek van vergaan is, maar waar ik het leven hoor bruisen. Ik volg de instructies van de enthousiaste moestuinier Wim Lybaert, die in zijn boek Mijn moestuin met passie vertelt hoe je een composthoop moet verzorgen. Het omkeren van de aarde, het omdraaien van hoopjes bladeren en gras en het wegwerken van taaie kolenstengels. De riek plant zich vast in de gelaagde structuur van plantaardig materiaal. Ik zoek naar de onderste laag, die vaak al goed is gecomposteerd en korrelig oogt en aanvoelt. Met een bewuste beweging probeer ik dit naar boven te brengen en te mengen met de versere bovenste laag. Door de stugheid van sommige planten of takken, die eigenlijk niet thuishoren in de ideale composthoop - maar ik gun het ze ook -, gebruik ik de riek als hefboom. Ik zet deze tegen de planken die de hoop omringen, breng de onderste laag naar boven en laat de broeierige massa zachtjes vallen op de bovenste laag. Het is inderdaad een ware conditietraining, zoals Wim voorspelde. Het zweet breekt me uit, en ik voel het al bijna druppelen van mijn voorhoofd.
Terwijl ik bezig ben, verschijnen de kleine wezens die deze hoop hun thuis noemen. Ik noem ze even op, aangezien hun namen al een schoonheid op zich bezitten: pissebed, springstaart, regenworm, duizendpoot, miljoenpoot, segrijnslak, tijgerslak, roofmijt. En dan hebben we het nog niet over de talloze micro-organismen, zoals schimmels, bacteriën en protozoa. Ze krioelen allemaal in een chaotische dans van leven, hun paden doorkruisen elkaar, schijnbaar willekeurig, maar ongetwijfeld doelgericht in hun zoektocht naar overleving. Ik stop even met mijn werk, steek de riek in de grond naast de composthoop, en leun op de steel. Met gesloten ogen geef ik me over aan mijn gehoor, een zintuig dat we in ons drukke leven vaak vergeten.
Terwijl ik bezig ben, verschijnen de kleine wezens die deze hoop hun thuis noemen
Boven me torent de grote esdoorn uit, een boom die inmiddels wel twintig meter hoog moet zijn, misschien zelfs vijfentwintig. Ik ben niet zo goed in het inschatten van hoogtes of afstanden. De levendige kauwen en merels hebben hun plek gevonden in de takken, terwijl de duiven in de klimop, die langs de stam omhoog kruipt, hun nest hebben gebouwd. Ze voelen zich thuis in deze groene oase midden in de stad, en in de schemering voeren ze hun sensuele rituelen uit op de pergola. Het zijn Turkse tortels, en hun liefde is even onstuimig als teder. De tuin waar mijn kinderen, mijn vriendin en ik nu zo graag doorheen struinen, was altijd al aanwezig. Het vergde slechts het weghalen van de laag klinkers en tegels die het potentieel van de natuur belemmerden. Het plezier waarmee ik deze tuin heb ontworpen was groot. Een wirwar van planten, bomen, struiken en meanderende paadjes. Met een aantal hoogteverschillen om de planten uit te dagen om zich diep genoeg te wortelen. Maar de volgende stap was dat het ontwerp werd overgenomen door de natuur, door alle levende wezens aanwezig in dit zelfregulerend en dynamisch oord.
Ik wilde ergens een stuk van de tuin onder controle houden. Een kleine moestuin, die elk jaar weer zeer flexibel is in vorm en oppervlakte, geeft ons tuinbonen, rijspeul en maïs. Toch voelt het alsof deze tuin niet echt van mij is. En dat wil ik ook niet. Vanuit de keuken, achter het grote raam, observeer ik hoe de tuin telkens opnieuw wordt overgenomen, en dit zijn dan enkel de wezens die zichtbaar zijn van een afstand. Vogels bevolken de ruimte. Het korte klankrijke geluid van een kauw of het koeren van een tortel herken ik meteen. Af en toe, zeker in de lente- en zomermaanden, zitten er andere vogels in de esdoorn en hoor ik een geluid dat ik niet kan plaatsen. En dan ben ik zeer benieuwd.
Het slurpen, klikken en kraken van de aarde en haar bewoners vullen mijn oren
Een tijdje geleden installeerde ik een app op mijn smartphone die vogelgeluiden zou kunnen herkennen. Ik probeerde het uit toen ik een vogelgeluid niet meteen kon plaatsen, iets dat wel vaker gebeurt. De opname was wellicht niet scherp of luid genoeg, want de app vroeg me of die een gok mocht doen. Jazeker. Het antwoord?: ‘Homo sapiens’. Ik schoot in de lach, een gevatte gok. Deze ervaring doet me beseffen hoe ons gehoor niet lang kan concentreren op de natuurlijke geluiden om ons heen. Terwijl ik mijn oren spits bij de composthoop, dringen de mechanische geluiden van de mensheid zich op: een auto die optrekt, een verre sirene. Maar al snel keer ik bewust terug naar de composthoop, waar een hele sonische microwereld zich voor me opent. Het slurpen, klikken en kraken van de aarde en haar bewoners vullen mijn oren. Hoe zou dit klinken met mijn opnameapparatuur? Ik heb deze aangeschaft om af en toe geluiden in de natuur op te nemen en hier abstracte geluidscollages mee te fabriceren. De gedachte om deze wereld van de compost vast te leggen zonder de verstorende invloed van menselijke geluiden intrigeert me.
Wanneer ik mijn apparatuur haal en terugkeer naar de tuin, aarzel ik even. Ik ben ongeduldig, een eigenschap die veel waargenomen wordt bij de mens. Wil ik de wereld filteren door mijn hoofdtelefoon, wetende dat ik dan mijn eigen ademhaling en bewegingen versterkt zal horen? Of wacht ik nog even, om deze onbekende wereld in al haar puurheid te betreden? Uiteindelijk zet ik de hoofdtelefoon op, richt de interne microfoons naar de composthoop en start de opname. Het resultaat is overweldigend: een symfonie van het kleine leven dat zich afspeelt in de duisternis van de composthoop.
Zouden bacteriën ooit slapen? Voelen naaktslakken de pissebedden die over hen heen kruipen?
De herinnering aan een televisiefragment met Wim Lybaert, die met tranen in zijn ogen een perenboom plantte in zijn tuin en in stilte naar zijn werk keek, komt bij me op. Wim heeft blijkbaar een plek in mijn hart veroverd. Ik heb dat fragment al vaak teruggezocht, maar het blijft onvindbaar. Misschien waag ik straks nog een poging.
Kan ik een waarde toekennen aan deze hoop vol leven en voedingsstoffen, waar onze tuinplanten zo dankbaar van genieten? Ik herinner me ergens gelezen te hebben dat er meer bacteriën in een composthoop leven dan dat er zandkorrels op aarde zijn. Mijn gedachten raken overprikkeld, en het wordt een meditatieve ervaring. De tijd vervaagt, slechts af en toe onderbroken door flarden van herinneringen en vragen die mijn denken doorkruisen. Zouden bacteriën ooit slapen? Voelen naaktslakken de pissebedden die over hen heen kruipen?
Ik luister naar de composthoop. Mijn denken wordt een organische waas. Wanneer ik mijn ogen sluit, word ik opgeslokt door een zachte en overvloedige geluidssluier, geproduceerd door kleine prachtige wezens. Ik voeg me bij hen en laat me meevoeren over de slijmsporen. Een groep wormen heeft zich verstopt onder een groot stuk sinaasappelschil. Ze rusten even uit van het onophoudelijke verteringsproces. Ze draaien zich naar me toe en maken een soort ritmisch klikgeluid, als een ratel, dat me uitermate fascineert.
De rottende en levende massa is nu mijn thuis. Zachtjes glijd ik verder en leg me gedwee neer bij de wormen, die een paar zachte plopgeluidjes mijn richting uitsturen, als een teken van aanvaarding. Ik maak deel uit van iets wonderbaarlijks. Een levensecht verhaal over wording en aftakeling, waarbij er enkel woordelijk een grens te trekken is tussen deze twee uitersten. Ik blijf hier, graag.
Dit artikel is onderdeel van de Beestjesweken. Van 16 tot 29 maart zullen alle artikelen die we publiceren gaan over kleine kruipers, slijmerige sluipers en gladde glibberaars.

Jesse Van den Eynden is filosoof, leerkracht en geluidskunstenaar. Hij heeft veel ontzag voor leven in al zijn vormen.

Eva ten Cate (zij/haar, 2002) is een kunstenaar en illustrator. Haar werk wordt gekenmerkt door vaak opeenvolgende beelden met strakke lijnen en ruizige kleuren. Graag laat ze je beter kijken naar de schijnbaar kleine handelingen en objecten om ons heen, om ze zo meer waarde te geven.