Voor Alara Adilow voelt het alsof er altijd hiaten overblijven na het schrijven van een antwoord op een brief, en ze vraagt zich af of ze daarom steeds midden in de nacht wakker wordt. Ze denkt na over hoe de zachte aanrakingen, waar Yousra Benfquih in haar vorige brief over schreef, niet alleen voor haar lichaam helend kunnen zijn, maar ook voor onze gewelddadige maatschappij, waar pestgedrag en leedvermaak machtsgrepen zijn.
Lieve Yousra,
Ik ben zo jaloers op jou, omdat jij je zo durft aan te laten raken en masseren en jij zo kwetsbaar in die ruimte durft te zijn, erop vertrouwend dat de aanrakingen van anderen je zullen helen. Ik ben jaloers op hoe je in verbinding bent geraakt met je lichaam en daardoor tot genezing weet te komen. Ik denk dat ik juist geen goede relatie heb met mijn lichaam en het zoveel mogelijk probeer te verstoppen. Ik voel me niet op mijn gemak in sociale ruimtes waarin ik mij met mijn lichaam beweeg. Ik heb een hekel aan de zomer omdat ik mijn lichaam niet in een winterjas kan verbergen. Mijn lichaam voelt veelal aan als een confrontatie of conflict. Mijn lichaam zorgt ervoor dat ik me voel alsof ik in gevaar ben wanneer ik over straat loop.
A
Het was midden in de nacht (29 juni), ik kon niet slapen, en ik lag op bed aan onzin te denken, veel zelfbeschuldiging. Na twee uur stond ik op, ging naar de woonkamer en deed er de lichten aan. Toen ik jonger was ging dit piekeren vooral om de puinhoop die ik van mijn leven had gemaakt, over mijn armoede en gebrek aan carrière of diploma, maar die nacht ging het over peilloze onkunde. Toen ik een glas warme amandelmelk maakte, zei ik tegen mezelf: ‘Allah, vergeef mij voor de verspilling van mijn tijd.’ Wat een zonde, om zo twee uur te liggen piekeren om niks, in plaats daarvan had ik iets vruchtbaars kunnen doen, iets nuttigs, zoals een roman lezen. Ik ging op de bank zitten en las een fragment uit Anti-Oedipus van Deleuze en Guattari. ‘De mens is niet meer natuur maar een proces van productie, hij produceert natuur [..].’ Toen ik dat las, begon ik te denken aan jouw brieven, en herlas de laatste die je me stuurde. Nadat ik een paar paragrafen had gelezen – en jouw stem langs het plezier in de tekst van Deleuze blies – produceerde ik een ruimte voor mijn lichaam waarin ik zonder ongemak verbleef, een plaats van geluk en vrede. Het was een vormloze ruimte die in alle richtingen van mijn lichaam uitdijde, een ruimte waarin vele gesternten van stemmen zweven die beweeglijk en warm zijn als lichamen.
En een week later gebeurde weer hetzelfde: om twee uur ’s nachts werd ik wakker (5 mei), en ik dacht aan deze brief, die inmiddels af was. Ik twijfelde over een paar dingen en dacht terug aan de nacht van 29 juni, toen ik midden in de nacht opstond en het eerste deel schreef. Wanneer je zo in bed ligt te woelen, heb je dan ook niet dat vreemde gevoel dat de tijd helemaal verdraaid is? Dat de jaren langs je heen flitsen, dat je lichaam opengebroken in de tijd ligt. Yousra, denk je dat je kunt ontsnappen aan een verleden? En bepaalt het alles in je toekomst—wie je bent en wat je gaat doen?
Deleuze en Guattari stellen dat alles productie is, productie van productie – en ik denk dan aan wat jij zegt over het gevoel van de massage en je laten aanraken, en de muziek, dat je er een vlucht in zoekt, het lijkt een uitweg te zijn van patriarchale betekenisvorming. Misschien is het omringd door de zachte zoete geur en de zachte aanrakingen (zuivere aanrakingen op de plaats waar taal nog niet gearriveerd is), precies de tegenpool van de hardheid van de industriële productieorde waar onze lichamen in gevangen zitten.
Een stem van een ander is ook een oog
Het (postkoloniale) lichaam is ingebed in de patriarchale industrie, eeuwenlang ingebed in de taal van de koloniale patriarch, gevormd door representaties die het lichaam als productieobject beschouwde, en als minderwaardig ten opzichte van het Europees lichaam. Het kolonialisme was onmenselijk; olie voor de machines. Ik ben te pessimistisch om te geloven dat er met een simpele handzwaai afscheid genomen kan worden van die eeuwen die nog steeds nagalmen, ik hoor het en zie het overal. Ik denk dat uiteenzettingen en discoursen standvastig zijn en lichamen voortdurend opnieuw kapen.
Voor mij voelt theorie en tekst als een intieme aanraking, dat gevoel had ik bij het lezen van het essay van Deleuze en Guattari, midden in de nacht, helemaal alleen, met alleen de stilte om me heen. Het zijn theorieën, of essays als deze, die mij ervan weerhouden in een kolk van spijt te vallen, en mijn oog de hele tijd op een verleden te richten. Gelukkig kan ik een boek pakken, mezelf vernieuwen, en vluchten, weg van de tijd. Het voelt zeer erotisch aan, wanneer de stem in de tekst naar mij uitreikt en mij aanraakt, herinneringen en gebeurtenissen in mijn lichaam vastgrijpt, en zich in mijn emoties en gevoelens wortelt. Een stem van een ander is ook een oog. Barthes schreef veel over het plezier van tekst, en ik denk dat we Barthes’ plezier van de tekst heel goed kunnen combineren met Audre Lorde en de kracht van het erotische, omdat de stem van een tekst iets erotisch en helend kan hebben.
Je vroeg mij om over plezier na te denken en te schrijven. Het eerste wat ik dacht was dat in een marktgeoriënteerde wereld consumptie altijd gekoppeld is aan kapitaal, dus ik ben sceptisch over de verschillende vormen van plezier. Ik denk dat we moeten kijken naar hoe we positieve energie en verlangens in lichamen kunnen produceren. De natuurlijke, helende energieën in ons lichaam – vergelijkbaar met de kracht van wilde boskruiden – kunnen een genezende werking hebben op wie die kruiden consumeert. Toen ik in mijn bed lag te piekeren over mijn verleden, gebruikte ik de brandstof in mij (herinneringen) en die machine (mijn innerlijke oog), en ik produceerde alleen maar negativiteit. Ik produceerde donkerte.
De tweede keer dat ik midden in de nacht wakker werd, en de geschreven brief daar lag, moest ik vooral nadenken over het nut van elkaar schrijven. Ik vond het fijn om jouw brieven te lezen, maar wist nooit wat ik moest antwoorden. Het voelt alsof er altijd een hiaat overblijft na het schrijven. Misschien ben ik daarom nu wakker. De brief had al verzonden moeten zijn, maar ik maak me zorgen over de vele gaten in de brief — of zelfs: mijn brief aan jou is niets meer dan een reeks gaten. Alsof alles wat ik geschreven heb een gat is waarin ik blijf vallen omdat het zo incompleet is... Vergeef me dat ik je een reeks verscheurde foto's heb gestuurd in plaats van een brief.
B
Heb je ook wel eens het gevoel dat als je in een nieuwbouwwijk bent, waar de architectuur helemaal strak is en alles volledig in tiptop staat is en de lijnen zo strak bewegen samen met het licht, de tijd daar anders beweegt dan in een slechte buurt? Bij het oplopen van een trauma stokt de tijdservaring volledig en stort in elkaar: het verleden wordt het heden. Ik kon mezelf niet weerhouden van de gedachte dat toen ik jonger was en opgroeide in een klein vervallen huis, in een buurt in verval, de tijdservaring verminkt werd door materiële omstandigheden, en dat in arme wijken het onrecht van de ongelijke kapitaalverdeling op een onmiskenbare manier invloed heeft op het subject. En ik kan me voorstellen dat de aanraking waar jij het over had, de massages en de meditatie, helpen om het lichaam terug te brengen in een natuurlijke flow van tijd – en dat als het patriarchale kapitalisme iets doet, het vooral ook de tijd rondom onze lichamen in al haar facetten kaapt, toe-eigent en uitbuit.
C
In een interview vertelt Judith Butler over hoe jongeren die gevangen raken in de manosfeer gered moeten worden. In de woorden van bell hooks: als we liefdevolle mannen willen hebben, moeten we ook liefde geven aan mannen. De interviewer vond dat ironisch en paradoxaal klinken — hoe kun je affectie voelen voor mannen in de manosfeer die zoveel geweld voortbrengen en zo seksistisch zijn, en zelfs tot aanranden of verkrachting in staat zijn?Tot welk niveau is respijt mogelijk?
Is het niet de hardheid van deze wereld die de manosfeer baarde?
We groeien allemaal op in een wereld waar vele vormen van geweld genormaliseerd zijn: het kolonialisme, de kapitalistische uitbuiting, de oorlogen in naam van democratie. We groeien op met de normativiteit van geweld in de mythe van de westerse man; het is deel van ons onderbewuste. Ik denk dat bell hooks gelijk heeft over het belang van affectie en liefde, dat het geen bijzaken zijn maar dragende krachten in opvoeding en onderwijs, en dat het gebrek aan affectie en liefde de redenen zijn waarom we in een maatschappij leven met zoveel geweld. Ze schrijft over zwarte mannen in de lagere klasse die door een gebrek aan liefde worden wat ze worden, en zich keren in de schoot van luxegoederen en in de borst van welvaart om liefde te vinden. Zoveel vormen van geweld kunnen worden geproduceerd door lichamen die het niet per se met opzet of voorbedachte rade deden, maar juist door onvoorzichtigheid, onkunde, of onwetendheid. Het lijkt soms dat de dader zelf in die cycli of golven van geweld valt . Is het niet de hardheid van deze wereld die de manosfeer baarde? Of anders gezegd, het patriarchaat bracht de manosfeer voort, dus we moeten kijken naar manieren om die te ontmantelen in al haar facetten. Het gevangeniswezen zoals die nu is ingericht, is een epitome van het patriarchaat naar mijn idee, dus ik denk dat we inderdaad moeten nadenken over hoe we ook die systemen kunnen veranderen en dat we moeten nadenken hoe we tot rechtvaardigheden kunnen komen.
D
Ik wil afsluiten met een volgens mij belangrijke vraag, namelijk: wanneer in de geschiedenis van het mens-zijn is het lijden van een ander grappig geworden, en op welke leeftijd neemt dit concrete vormen aan in ons bewustzijn? Weet je nog, toen we jonger waren, dat iemand het soms leuk vond om iemand anders te laten struikelen, of als iemand uitgleed dat dat grappig was? Er waren ook programma’s, met allemaal video’s waarin mensen vielen, en soms wat braken of grote blunders begingen. Dat was dan hilarisch, maar lachten mensen dan om iemands pijn, of enkel om de blunders en het falen? Veelal was de pijn bij de val impliciet aanwezig, en toch bleef het voor de vele kijkers vooral grappig en niet pijnlijk.
Wanneer in de geschiedenis van het mens-zijn is het lijden van een ander grappig geworden?
Wanneer de pestkop iemand laat struikelen, kan dat een van de vele dingen zijn die een gemeenschap van een klas of school vormen. Ik bedoel dat diegene die struikelt, wordt aangetast in zijn identiteit, een bepaalde identiteit krijgt toegewezen in de groep. En degene die het struikelen veroorzaakt, wordt de protagonist, de clown, de held, de legende, degene die vormgeeft, en hierdoor dus iets wint. En zo begint de gemeenschapsvorming als we twaalf zijn, en dertien.
Het (leed)vermaak in het zien vallen van mensen in die video's — als we vallen wat abstracter zien — slaat natuurlijk ook op ander pestgedrag dat gepaard gaat met ‘humor’. Zo gaat slut-shaming, en het delen van naaktvideo’s of -foto’s gaat met veel genot samen van diegene die de video versturen en/of ontvangen en bekijken. Iemand anders vernederen vinden sommige personen dus hilarisch. Anderen als minderwaardig bestempelen is dan niet alleen deel van gemeenschapszin, maar ook van plezier. Het schijnt dat mensen niet kunnen ontkomen aan sadisme, en plezier halen uit andermans pijn. Het lijkt een belangrijk aspect van sociale groepen te zijn: door het pesten, uitstoten, markeren, labelen — maar ook affirmeren — door pesterijen, verbaal- en soms fysiek geweld, wordt de sociale wet als het ware onderhouden. Want laten we eerlijk zijn: de reden dat pesten zo ingrijpend is, is dat het vaak niet in isolement gebeurt. Er is niet één pestkop; het is de klas die pest en verstoot, en soms doet de leraar mee. De sociale wet van de leerlingen wordt ook door de volwassenen als juist of kloppend gezien.
Foucault schreef al over martelrituelen in de middeleeuwen, en het spektakel ervan en hoe belangrijk deze waren in de voorgaande eeuwen; en hoewel in een minder harde vorm, zien we deze martelrituelen naar mijn idee overal terug in publieke ruimtes. Want wat is pesten en slut-shaming anders? Wat is het uitschelden en verstoten van translichamen, of expliciet geuit racisme, anders? Wil Wilders niet martelen als hij weer iets over moslims zegt? Het is een greep naar macht, maar het lijkt soms noodzakelijk te zijn, voor een subjectvorming, die vormen van verbaal geweld. Het is een vorm van zogenaamde rechtvaardigheid, een vorm van uitsluiten, uitwerpen, en daarom ook een middel van purificatie en binding.
Žižek vertelde in een interview heel interessant over een Bijbelse passage, over het fenomeen binnen het christendom, waarin wordt beschreven dat men vol genot toekijkt hoe mensen in de hel worden gemarteld. Ik kan me voorstellen dat er gruwelijke misdaden zijn die dat soort reacties zelfs in de zachtaardigsten onder ons oproepen — wellicht juist in de zachtaardigsten die een misdadiger gestraft willen zien voor het geweld dat hij heeft aangedaan. Toch is het bizar om te bedenken dat mensen in de hemel naar de martelingen in de hel kijken vol extase en plezier.
Reageren op deze brief? Bekijk de oproep!
Deze brief is onderdeel van het project ‘Ik wil, wil jij ook?’ dat door Hard//hoofd in samenwerking met deBuren wordt georganiseerd. Elke drie weken lees je op Hard//hoofd een brief van Yousra Benfquih of Alara Adilow, die samen onderzoeken hoe macht en structurele ongelijkheid onze ideeën over intimiteit en seksualiteit beïnvloeden. Kun je echt vrij verlangen in een samenleving die doordrongen is van het onvrije? Hoe spelen koloniaal gedachtegoed, (hetero)normativiteit en lichamelijkheid mee bij het geven of vragen om consent? Op welke manieren kunnen en willen we elkaar aanraken?

Alara Adilow (1988) is dichter en auteur van Somalische afkomst. Ze studeert deeltijd Rechtsgeleerdheid aan de Open Universiteit en volgt de schrijfopleiding aan de Schrijversvakschool Amsterdam met studierichting proza. Ze publiceerde o.a. poëzie in DW B, De Gids, De Revisor en Tirade. Haar debuutbundel Mythen en stoplichten verscheen in 2022 bij Prometheus.

Kato Kagenaar (1999) groeide op in Zuid-Limburg en woont nu in Utrecht. Ze is illustrator en mede-oprichter van het feministische kunstcollectief HALFNAAKT. Ze maakt kunst, leest graag boeken, kijkt reality tv, gaat veel naar de film en zingt in een koor.