De kamer deint in mij
Ik lig tegen de borst van een oude visser en streel zijn ballen.
De zee is in de gewrichten van de visser gegroeid,
zijn botten moeten koraal zijn.
Soms is de zee zo stil, zo glad
dat de hemel van haar lijkt te zijn maar het is illusie.
De zee is een graf.
De pijn van de zee is schitterend en eindeloos.
De weerspiegelingen van haar wonden zijn verblindend.
Mijn navel biedt de visser hoop.
In mijn navel vindt hij een stukje van zichzelf terug.
Je hoeft maar een beetje van jezelf te missen om uit elkaar te vallen.
De golven gisten langs de kliffen. Het is heet en we zweten.
De jasmijnstruik die langs het raam groeit bloeit.
Ik heb modder aan mijn voeten
omdat ik blootsvoets in de tuin heb gedanst.
Mijn adem is rode wijn.
Nabij hoor je de zee ruizen en ik wil hem bezitten.
Ik moet hem bezitten en de reizen in zijn ogen.
De wind port zijn arm door het raam, zijn lamme hand streelt onze lichamen.
We lijken gebonden aan elkaar maar het hart in de kamer is niet meer dan een idee.
Roodbaarsschubben plakken aan zijn schouders.
Zijn vingers nog vuil van de roodbaarzen die hij vanmiddag heeft schoongemaakt.
In de tuin staat een emmer met viskoppen
waar hij de sinaasappelboom mee zal bemesten.
Hij houdt mijn billen vast.
De stroming trekt aan een boei in de verte.
Mijn huid liegt
tegen de jaren die hem veranderd hebben.
Hij drukt zijn lippen tegen mijn wenkbrauwen.
Verander in een hangklok, een anemoon, ekster, een ree.
Daarna een panter, een zeester.
Overweeghuis
Ik las Simone de Beauvoir, De tweede sekse
Ik mocht niet werken terwijl ik in het overweeghuis zat.
Ze vroegen of ik wou stoppen ik zei, ‘ja maar
wat moet ik anders, hoe moet ik anders.’
We woonden met vijf vrouwen.
L was de agressiefste.
L wil in witte wolken haar eigen god maken
en overheersen maar de witte wolken en haar lichaam
hebben een pact gesloten tegen haar.
De witte wolken liegen als verlangen.
Ze reciteert een gebroken gebed,
ze heeft een gelaat dat het in de steek gelaten zijn.
Steek als in iets scherps.
Iets scherps als in iets dat verdeelt.
Iets dat verdeelt in iets dat afscheidt,
als in afzonderen, isoleren
als in niet asociaal, onmenselijk.
T luisterde naar Tupac
terwijl ik aan het lezen was
‘mama is maar een jong meisje, alleen’
T heeft twee jaar vastgezeten.
T heeft een draak op haar heup die het zonlicht kan verzwelgen.
T rookt een joint in de tuin.
Alle anderen in mij zijn voor altijd verweven
met de anderen in het huis, nieuwe anderen rezen in mij op
uit aanrakingen met de anderen in het huis.
Het overweeghuis is symbool voor
tegengewicht, evenwicht, of gewoon gewicht
Of balans. Of overwegen, zoals in weerspiegelen
Kan het anders, is er een andere manier
Een huis is metonymie voor iets dat deel van jou, iets dat omarmt
overdekt, vasthoudt, afdekt, verwarmt, een huis staat voor een plaats waar je welkom bent.
Iets dat de wraak van de nacht buiten houdt.
Iets waar je naar terugkeert na een lange reis.
Het overweeghuis is in feite een tijdelijke locatie
Een transitie. Het overweeghuis is iets als een bootje naar een ander leven toe.
Een leven zo ver weg dat het niet te zien en als je het kan zien
Lijkt het soms op een mug, soms op een gat van zo verre afstand.
Droomlied
De zee ver achter mij lacht bar en leeg
in zijn verslagen. Een reusachtige meeuw verslindt
manisch een frietje dat op het asfalt ligt.
Nieuwsgierig daalt een tweede meeuw dichtbij hem neer
terwijl de elzen razen in de wind.
De elzenbladeren zijn bespat met ‘t rode licht
dat uit het stoplicht vonkt naast de steeg.
Ik zie mijn vader bij het vuilnis staan.
Vrolijk zingend over zijn vader terwijl hij
verward een warrig ritme klapt. Ik vlucht
weg langs gezichten die door mist heen gaan.
Weg vluchtend volgt mijn dolle vader mij.
Mijn vader schrijnt verstompt mijn naam. Ik vlucht. Ik vlucht
vergeefs. Een tal van stemmen rafelen uiteen,
in mij en achter mij en om mij heen.
De duizend stemmen spetteren. Ik vlucht. Ik vlucht
vergeefs. Mijn vader houdt mij ijlend klem.
Zijn spuug bespat mijn nieuwe jas en ik word hem.
Reusachtige meeuwen snijden door de lucht.
Alara Adilow (1988) is dichter en auteur van Somalische afkomst. Ze studeert deeltijd Rechtsgeleerdheid aan de Open Universiteit en volgt de schrijfopleiding aan de Schrijversvakschool Amsterdam met studierichting proza. Ze publiceerde o.a. poëzie in DW B, De Gids, De Revisor en Tirade. Haar debuutbundel Mythen en stoplichten verscheen in 2022 bij Prometheus.
Fatiha Alouati is een mixed media illustrator gevestigd in Rotterdam. Ze houdt haar ogen open voor alles wat mystiek, kleurrijk en funky is. Door deze elementen intuïtief in haar werk te integreren, blijft haar kunst speels en verfrissend.