Ik sta op Amsterdam Centraal, het is een zonnige nazomerdag en ik probeer naar station Bijlmer ArenA te komen. De afspraak waarvoor ik naar De Hoofdstad reisde bleek een ‘this could have been an e-mail’-situatie, en het lijkt me prima hier zo snel mogelijk weer weg te komen, maar er is gedoe met de treinen. Ik moet dus een stukje met de metro om vanaf Bijlmer naar Utrecht te kunnen reizen.
Meestal beweeg ik me in onbekende grote steden met een OV-fiets, waardoor ik constant verdwaal. Als die op zijn en ik met een bus moet: soit. Een tram: leuk om naar buiten te kijken. Maar metro’s jagen me de stuipen op het lijf. Al mijn leven lang word ik geplaagd door angsten: hoogtevrees, verlatingsangst, angst voor spinnen en weidse vlaktes en woestijnen, angst voor tattoos en nagellak en brand, angst voor narcose en langsrijdende treinen en braken en het verbaasde dus ook niemand dat een psychiater me ooit met een gegeneraliseerde angststoornis probeerde te diagnosticeren. Toentertijd was ik zelfs voor die diagnose bang, dus trok ik vroegtijdig de stekker uit de behandeling.
Met de meeste varianten kan ik inmiddels aardig uit de voeten: ze zijn minder geworden, of ik kan me eroverheen zetten of er op een andere manier een mouw aan passen. Ook aan de claustrofobie, maar die is nooit helemáál weggegaan, waardoor ik veel traploop en menig medemens mij plassend met open deur op een toilet heeft aangetroffen. De metro dus, mijn kleine nachtmerrie: het is een trein waar je in principe niet zomaar uit kan, tenzij die op een station staat. Dat is nog tot daaraantoe, maar hij rijdt onder de grond, door donkere tunnels waar de uitgangen kilometers uit elkaar liggen, en soms staat hij om onverklaarbare redenen stil in de duisternis zonder dat de deuren opengaan.
Ik weet niet of zij ook een bonkend monster in zich hebben dat eruit wil, maar het lijken mensen zoals ik.
Dingen die ik denk als ik in een metro zit:
- Ik moet normaal doen.
- Ik moet er nu uit.
- Ik word gek.
- Als het echt niet meer gaat, dan kan ik met de hamer het raam inslaan en door het kapotte raam de tunnel inlopen naar een uitgang, er hangen bordjes die een vluchtroute aangeven en ik heb een telefoon met een zaklamp dus ik kan iets zien.
- Mijn telefoon is bijna leeg dus als het niet meer gaat kan ik niks zien.
- Afleiding zoeken.
- Ademen.
- Het gaat voorbij.
- Als er brand ontstaat, dan is er overal rook die niet weg kan en dan zie ik niks en dan stik ik samen met alle andere mensen in deze tunnel.
- Even een vrolijk muziekje opzetten.
Google Maps geeft de bus niet eens als optie aan en ik besluit dat ik vind dat ik een mens ben dat prima in de metro kan zitten, zoals zoveel mensen doen. Ik trek mijn blik welbekende argumenten open: de straat oversteken is gevaarlijker, er gaat niks gebeuren, ik hoef alleen maar te gaan zitten. Dus ik stap de roltrap op, daal af, volg de bordjes, houd mijn OV-chipkaart voor de scanner. Hij staat al klaar, de metalen reuzeslang. Ik stap in, mijn handpalmen klam. De deuren sluiten, mijn hart bonst in mijn borstkas als een vuist die op een muur slaat. Ik zie mensen om me heen die op hun telefoon kijken, onderuitgezakt in een stoeltje hangen, hun tas onder hun arm klemmen.
Ik weet niet of zij ook een bonkend monster in zich hebben dat eruit wil, maar het lijken mensen zoals ik. Of liever gezegd: mensen zoals ik zou kunnen zijn. Ik zak onderuit op mijn stoeltje, trek mijn rugtas op schoot, open mijn telefoon met nog 15% batterij en scrol naar 'CUFF IT' van Beyoncé. Mijn hart klopt in mijn keel. 16 minuten blijven zitten, en ik kan doorgaan voor een mens zoals alle anderen.
Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.
Bjorn Gort is een illustrator uit Oosterhout die altijd op zoek is naar nieuwe perspectieven. Hij speelt met de vormen van de werkelijkheid en gebruikt zijn lijnenspel om zijn blik op de realiteit weer te geven.