Tijdens mijn verhuizing kwam ik tot de onvermijdelijke conclusie dat ik een nieuwe bank nodig had. Mijn oude bank was, net als de rest van het meubilair, een afdankertje van familie. In dit geval ging het om een Leoluxbankje van mijn oma. Jarenlang stond het op mijn zus’ studentenkamer, waar muizen zich in de zitting nestelden en de boel van binnen kapot knabbelden. Haar inmiddels overleden konijn plaste er een keer of twintig overheen, en toen mijn zus ging samenwonen kwam mij de twijfelachtige eer toe oma’s bankje te erven. Mijn moeder bleef zeggen: ‘Het is een echte Leolux, hoor!’, alsof we er nog wat van konden maken.
Mijn ouders investeerden nooit in hun interieur. Er werd van huis uit weinig prioriteit gegeven aan esthetiek, of er was domweg geen geld voor. Uiterlijk schoon werd in bijna al haar vormen oppervlakkig gevonden, iets om mee te pronken. Het mag dus geen verrassing zijn dat ik enige paniek voelde toen ik besefte dat ik oma’s Leolux echt geen plek meer wilde geven in mijn nieuwe huis. Inmiddels had ik een enigszins volwassen budget voor een nieuwe bank tot mijn beschikking (als in: meer dan vijftig euro voor een vale driezitter van Marktplaats) en waren er allerlei opties.
Met de maskers van mijn vrienden zat het wel goed.
Zo kon ik gaan voor de comfortabele maar massieve hoekbank met dikke kussens, of juist voor de esthetische, slanke bank van Scandinavisch design, waar je niet lekker op kunt neerploffen maar die wel elegant is. Stiekempjes bestudeerde ik de interieurs van mijn vrienden. M.’s huis stond vol zorgvuldig uitgekozen voorwerpen, netjes afgestoft en precies goed gepositioneerd in de ruimte, als een compositie. Hij schafte een paar maanden geleden een okergele bank aan, zo een zonder armleuningen. P. had een canapé, mooi maar weinig comfortabel. B. had een leuke slaapbank gekregen van een vriend wiens oom toevallig meubelmaker was. Ik vond de zoektocht oprecht inspirerend en begon me af te vragen: was de vorm, het uiterlijk echt zo oppervlakkig als ik altijd had gedacht?
In On Style maakt Susan Sontag bezwaar tegen het traditionele onderscheid tussen stijl en inhoud in de kunst. ‘In almost every case, our manner of appearing is our manner of being. The mask is the face.’ Waar de bank me al de stuipen op het lijf joeg, word ik van Sontag nog nerveuzer. Wat zeggen mijn paarse beddengoed, mijn afgeknipte haar en mijn kapotte iPhone-hoesje over mij? Zegt mijn voorkomen iets over mijn manier van zijn? En bovenal: wat betekent dat gore Leoluxbankje dan eigenlijk?
Wat betekent dat gore Leoluxbankje eigenlijk?
Tijdens mijn bankenzoektocht kwam ik vooral tot de conclusie dat ik me omring met stijlvolle mensen, waar ik als stilistische noob schrilletjes bij afsteek. Goed gekozen, kleurrijke stoffen, comfortabele chaise longues, slanke poten, mooie kussens op subtiele slaapbanken: met de maskers van mijn vrienden zat het wel goed, maar zelf blokkeerde ik.
Uiteindelijk ging de Leolux naar het grofvuil. Nu heb ik geen bank en vraag ik me af: wat zegt dát dan eigenlijk over mij? En zo spendeer ik mijn avonden peinzend aan mijn tafel, kijkend naar de lege hoek in mijn kamer; naar het deel van het masker dat schittert door afwezigheid.

Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.

Femme ter Haar is illustrator en animator. Ze fietst rond door haar woonplaats Utrecht met een schetsboek vol krabbels en een hoofd vol ideeën. In haar werk zoekt ze naar manieren om juist datgene dat moeilijk onder woorden is te brengen te verbeelden, om zo de onbegrijpelijke wereld om haar heen iets beter te begrijpen.