De dagen in de Franse Ardèche zijn zo heet dat het eigenlijk niet mogelijk is om iets te doen. Ik zit met een groep vrienden aan de rand van het zwembad terwijl de muggen het bloed uit onze benen zuigen. Het is een uur of 15.00, nog net te vroeg om te starten met onze dagelijkse borrel. Ik probeer een hoofdstuk te lezen uit het boek waar ik al twee dagen niet aan toekom door geklets, gezwem en gedans, als Y. een vraag stelt. En Y. weet haar vragen altijd op zo’n manier te stellen, dat het feit dat ze me een beetje stoort meteen tenietgedaan wordt.
Vanuit het zwembadwater roept ze: ‘Eva, ben jij eigenlijk meer een Bert of een Ernie?’
Fronsend kijk ik op van mijn boek.‘Een Bert of een Ernie?’
Niemand wil in een hokje passen, maar categoriseren vinden we allemaal heerlijk.
Het zullen misschien onze naderende dertigste verjaardagen zijn, maar de laatste tijd gaan Y.’s vragen steeds vaker over onze karakters: de sixteen personalities-test wordt herhaaldelijk besproken (‘een echte INFJ!’) en als heuse millennials mag de sorteerhoed van Harry Potter niet ontbreken (‘100% Ravenklauw, Eef’). Ik vind onze neiging onszelf in te delen even vermakelijk als gênant: niemand wil in een hokje passen, maar categoriseren vinden we allemaal heerlijk. En misschien is het goed om op die dertigste verjaardag te denken dat we weten hoe we echt in elkaar zitten. Alsof daarna het navelstaren voorbij zal zijn.
Bert of Ernie. Ik zie de twee poppen voor me, denk aan de vakanties met mijn ouders naar Frankrijk. In de oude blauwe Renault zonder airco luisteren we in de gloeiende hitte een cassettebandje van Bert en Ernie Kerstfeest. Mijn zus en ik kennen de tekst uit ons hoofd en babbelen vrolijk mee. Het is geen vraag wie welke tekst voor haar rekening neemt: ik ga goed op het gezeur van Bert, zijn strenge en serieuze gepraat over boeken, mijn zus past beter bij Ernies gegiechel, zijn enthousiasme en naïeve gebabbel.
‘Ik geloof dat ik een Bert ben. Altijd al geweest eigenlijk.’
‘Ja, dat klopt denk ik wel,’ antwoordt Y. ‘En wat denk jij dat J. is?’
‘Volgens mij is J. ook een Bert. Maar jij bent sowieso een Ernie.’
Tegen de tijd dat de borrel op tafel komt ben ik nog steeds op pagina 156 van mijn boek, en is ons hele gezelschap ingedeeld als Bert of Ernie. We beginnen te nuanceren en daarmee onze eigen indeling te ruïneren: ‘als jij dronken bent, dan ben je wel echt een Ernie’ en ‘als jij samen bent met je vriend, ben je toch echt de Bert van het stel’. De Ernies willen vaak wel wat meer Bert zijn, wat minder naïef en wat directer, terwijl de Berts wel wat vaker zorgeloos troep willen kunnen maken zoals de Ernies dat kunnen. We benijden elkaar, maar kunnen vooral niet zonder elkaar, precies vanwege onze Bert- of Ernie-achtigheid. Voor deze zomer weet ik in ieder geval nog zeker: ik ben een Bert, en ondanks dat lees ik als een echte Ernie mijn boek thuis pas uit.

Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.

Femme ter Haar is illustrator en animator. Ze fietst rond door haar woonplaats Utrecht met een schetsboek vol krabbels en een hoofd vol ideeën. In haar werk zoekt ze naar manieren om juist datgene dat moeilijk onder woorden is te brengen te verbeelden, om zo de onbegrijpelijke wereld om haar heen iets beter te begrijpen.