Als tienjarige lag ik eens twee nachten te huilen in mijn slaapzak. Ik bevond me op een kampeerboerderij in Brabant, was vol goede moed meegegaan op schoolkamp en schitterde de dag van aankomst op de bonte avond in mijn zelfgemaakte kostuum. Tijdens het vallen van het provisorisch in elkaar geknutselde doek voor het podium in de eetzaal kreeg ik volop applaus voor mijn Destiny’s Child-act, maar na een paar dagen Brabant moest ik - zoals bij ieder schooluitje - worden opgehaald omdat ik nachtenlang huilde. Het enige wat ik wilde was naar huis.
Het gemene aan heimwee is: ik hou mezelf niet voor de gek, ik wil echt naar huis. Eenmaal daar is de opluchting enorm. Menig volle intercity heeft al mogen meegenieten van de biggelende kanjers op mijn wangen, en met enige regelmaat was dat omdat ik die trein eigenhandig wilde omdraaien. Maar zo simpel als teruggaan naar waar ik was, is de oplossing niet altijd. De meedogenlozere versie van heimwee die naar mate ik ouder word steeds vaker de kop opsteekt, is het verlangen naar plekken die niet meer te bereiken zijn; opgelost in de loop der tijd doordat mensen zijn vertrokken, huizen verdwenen, taken afgerond en alles en iedereen verder is gegaan.
Afscheid stapelt zich in ieder leven eindeloos op, maar waar een ander nieuwe kansen ziet, overheerst bij mij verdriet.
Een goede vriendin stuurde me een kaart uit Portugal waarop het Portugese, kennelijk onvertaalbare woord saudade stond, dat zoveel aanduidt als het bitterzoete liefdesgevoel dat ontstaat door verwijdering van de (of het) geliefde in ruimte of tijd en waarvan weemoedige maar zoete en fijngevoelige overdenkingen het gevolg zijn. Ik interpreteerde de kaart als een hart onder de riem, want waar saudade nog als een aangename beleving klinkt, weet mijn vriendin heel goed dat deze vorm van heimwee in mijn geval niet bepaald zoet is, eerder bitter. Huilen om een vakantie die voorbij is, een relatie die uit is, een studie afgerond, en momenteel laat ik mijn tranen om een huis dat ik binnenkort zal verlaten. Afscheid stapelt zich in ieder leven eindeloos op, maar waar een ander nieuwe kansen ziet, overheerst bij mij verdriet. Ik ben nieuwsgierig of andere mensen er al dan niet in slagen gemoedelijk terug te kijken. Tijdens een Googlesessie stuit ik op Slauerhoffs gedicht ‘Saudade’:
‘De droeve worden altijd droever,
Nu ik het onherroeplijk weet,
Steeds weer te stranden aan den oever
Der zee van 't altijddurend leed
Ook de gelukkige worden droever,
Want zij zijn voorgoed voorbij:
Kussen, weelden, woorden van vroeger
Zijn als een doode vrucht in mij’
Op schoolkamp werd mijn heimwee door mijn leeftijdsgenoten nog beschouwd als een soort serieuze aandoening waar ik ook niks aan kon doen: Eva had gewoon heimwee en dan begon ze te huilen en dat hield niet meer op dus dan moest ze naar huis. Inmiddels roepen mijn tranen en ik andere reacties op: je kunt je hier toch wel overheen zetten? Leuk toch, verhuizen naar een nieuwe plek, afstuderen, opnieuw gaan daten? Vergankelijkheid blijft me overvallen als het doek op de bonte avond dat na de laatste act valt. Zo kruip ik als volwassen vrouw nog steeds van tijd tot tijd huilend onder de dekens. Kussen, weelden, woorden van vroeger/Zijn als een doode vrucht in mij.

Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.

Femme ter Haar is illustrator en animator. Ze fietst rond door haar woonplaats Utrecht met een schetsboek vol krabbels en een hoofd vol ideeën. In haar werk zoekt ze naar manieren om juist datgene dat moeilijk onder woorden is te brengen te verbeelden, om zo de onbegrijpelijke wereld om haar heen iets beter te begrijpen.