De roltrap naar spoor 16 is kapot, maar daar kom ik pas achter als ik erop wil stappen. Het is een van de weinige dingen die me fysiek echt vervreemden: op een roltrap stappen die stilstaat. Mijn benen weten hoe ze een trap op moeten lopen en hoe ze op een roltrap moeten stilstaan, maar een roltrap als trap bewandelen maakt dat ik onhandig mijn voeten optil, ineens niet meer kan inschatten hoe hoog de treden zijn. Als de oneven treden van het begin eenmaal voorbij zijn en ik het ritme van de stilstaande roltrap te pakken heb, wordt het doodvermoeiend. Ik neem liever de gewone trap, die even ver omhoogloopt maar die ik om de een of andere reden veel gemakkelijker betreed.
De roltrap is voor mij lange tijd iets engs geweest. Hoewel ik nu begrijp dat het een machine is die logisch in elkaar zit, had ik als kind wilde fantasieën over hoe dat ding in beweging kwam. Vooral de roltrap in de V&D joeg me de stuipen op het lijf: tussen de metalen treden door zag ik groen licht flitsen. Omdat er onder de roltrap verlichting was, leek het me logisch dat daar beneden iemand daar aan het werk was en dat diegene licht nodig om te kunnen zien wat hij deed. Ik zag een reeks mensen voor me die de hele dag met de handen boven het hoofd de roltrap omhoog of omlaag duwden. Het werk van de roltrapduwers leek me een hel, maar ik koesterde tegelijkertijd bewondering voor zo’n systeem waarin iedereen een taak had.
Pas toen ik zelf begon te werken, kwam ik erachter dat best veel mensen in best veel situaties ook maar gewoon wat doen.
Dat blinde vertrouwen in de organisatie van de wereld om me heen heb ik lange tijd behouden. Mensen hebben taken en die taken voeren ze uit, omdat zij daar nu eenmaal in zijn getraind en het beste weten hoe ze iets moeten doen. Als mijn broodje in een broodjeszaak werd belegd op een manier die mij vreemd leek, dan was het vast raar en onhandig van mij dat ik dat anders deed. Een indeling van de schappen in de Albert Heijn moest wel goed doordacht zijn, ook al kon ik nooit iets vinden. Pas toen ik zelf begon te werken, kwam ik erachter dat best veel mensen in best veel situaties ook maar gewoon wat doen.
Zo vind ik als docent ironisch genoeg eigenlijk alle cursussen didactiek die ik tot nu toe heb gevolgd slecht. Mijn vader werkte jarenlang als behandelend psycholoog, zonder ooit een GZ-opleiding te hebben afgerond (in de jaren ’90 konden dat soort dingen nog). Voor de school waar ik werk maak ik ieder jaar een kwaliteitszorgagenda. Nadat ik versie 1 gemaakt had, zag ik al mijn taken voor me en had ik het gevoel dat iemand me erop aan ging spreken als ik ze niet allemaal uitvoerde. Wat bleek: de enige die naar die agenda keek was degene die hem verzonnen had, namelijk ikzelf.
Met zware benen stap ik de roltrap op. Na mijn eerste onhandige stappen richting perron 16 draai ik me om en loop terug over de verstilde metalen treden, zodat ik alsnog de gewone trap kan bewandelen. Zo rommel ik me een weg door het station heen, ongeorganiseerd, maar in de geruststellende wetenschap dat zich onder de roltrap geen groene inferno bevindt.

Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.

Dymphie Huijssen (1995) is een illustrator en animator die zich bezighoudt met het visualiseren van complexe gevoelens. Haar werk kenmerkt zich door een zekere elegantie, kwetsbaarheid en een tikkeltje melancholie.