B. wordt – ‘heel snel al!’ – vader. Eva wil blij zijn voor haar vriend, die na een halfjaar weer van zich liet horen, maar merkt dat het haar moeite kost.
‘Ik word papa!’ roept B.
Ik heb mijn voordeur nauwelijks achter hem dichtgedaan en hij brengt het nieuws al terwijl hij op zijn hurken in mijn gang zit om zijn schoenen uit te trekken. Ik sta met mijn armen over elkaar tegen de muur aangeleund en hoor mezelf reageren.
‘God, dat meen je niet. Gefeliciteerd.’ Het komt er norser uit dan ik wil. Vervolgens: ‘Ik dácht het al.’
Het is een halfjaar terug dat ik vriend B. voor het laatst sprak. Tot een paar jaar geleden woonden we samen in een huis in Arnhem, we aten vaak met zijn tweeën, hij paste op mijn kat als ik op vakantie wilde en we doorstonden het eerste en naarste deel van de pandemie met elkaar. Toen hij verliefd werd op een vrouw in Nijmegen en ik naar Utrecht wilde verhuizen, scheidden onze wegen zich. Ik mag B. heel graag, maar de afstand speelt ons parten in onze vriendschap: hij is naar eigen zeggen niet goed in appen, ik houd niet van bellen en de reistijd naar de ander is ruim 1,5 uur.
Ik zou graag de vriendin zijn die zonder enig eigenbelang verheugd is voor vrienden die stappen nemen op de gebaande paden
Een paar weken terug stuurde hij een bericht. Dat hij weer eens af wilde spreken, hij had het over een aantal ‘life events’ die gaande waren. In mijn hoofd ging ik na wat het zou kunnen zijn: een overleden ouder, een nieuwe baan, een onverwachte verliefdheid? Heel even schoot door me heen dat hij misschien een kind zou krijgen: samen met zijn vriendin had hij een mooi huis met twee slaapkamers gekocht, ze hadden twee katten, een auto, allebei een goede baan. Hij volgde een script waar een kind in paste, maar over een gezin had hij nooit eerder iets gezegd.
B. laat zich niet afschrikken door mijn reactie en vervolgt zijn mededeling. ‘En heel snel al!’ Ik probeer te schakelen: hoeveel vaart kan dit lopen, ik zie niks aan hem, oh nee want hij heeft geen baarmoeder, dit is leuk voor hem, maar zou het gepland zijn, en vervolgens: die ga ik de komende vier jaar dus écht niet meer spreken.
‘Wanneer dan?’ vraag ik terwijl B. opstaat, zijn armen hangen ongemakkelijk naast zijn lichaam maar in zijn ogen zie ik opwinding. In mijn achterhoofd speelt misschien nog een keer naar de film samen vóór die tijd, een kraamvisite plannen ná die tijd, ik heb het contrastboekje dat ik koop voor alle baby’s die om me heen ter wereld komen opgeslagen onder mijn favorieten bij Bol.com, alle baby’s vinden dat leuk, moet ik vast mijn online winkelmandje vullen?
‘Over twee maanden!’ roept B. ‘Weet je nog dat F. zich niet zo lekker voelde de laatste keer dat je langskwam? Toen was ze dus nét zwanger!’
Ik kan het besef in mijn achterhoofd niet uitzetten dat onze vriendschap nog verder zal veranderen
Ik zet B. met een alcoholvrij biertje op de bank en vraag naar het verloop van de zwangerschap, de babynamenzoektocht, het regelen van de opvang en hoe het voelt voor B. om een kind te krijgen. Ik probeer bemoedigende woorden te spreken en blij voor hem te zijn, tegelijkertijd kan ik het besef in mijn achterhoofd niet uitzetten dat onze vriendschap nog verder zal gaan veranderen. En ik weet dat B. het merkt.
Ik zou graag de vriendin willen zijn die zonder enig eigenbelang verheugd is voor vrienden die volgende stappen nemen op de gebaande paden, die partners ontmoeten, huizen kopen, gezinnen beginnen. Ik zou vervuld van oprechte blijdschap mijn gelukwensen willen uitspreken. Al een aantal keer heb ik kunnen oefenen, en ik word er nog steeds niet beter in.
B. kletst over zijn werk (inderdaad: een nieuwe baan), zijn katten (eentje is twee maanden geleden verongelukt, hij schiet nog steeds vol). De baby wordt alleen op mijn initiatief besproken. Als ik B. uitlaat en hem een knuffel geef zeg ik dat ik zeker weet dat hij een supergoede vader wordt. Het kostte me drie uur verwerkingstijd, maar ik voel dat ik het meen. En dat B. daarop hoopte.

Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.

Eline Veldhuisen (1999) is illustrator. Inspiratie voor haar werk haalt ze uit haar directe omgeving, variërend van haar eigen gedachtes tot de verhalen van andere mensen. Met zo min mogelijk middelen brengt ze deze verhalen op een heldere manier in beeld.