De hitte slaat me in het gezicht als ik de oude loods binnenloop waar het netwerkevenement plaatsvindt. Ik kom naast een man te zitten, hij draagt een goed gesneden colbert, zijn haar is grijs, zijn bril is vies, zijn handdruk stevig. Zijn naam ben ik alweer vergeten als blijkt dat hij er geen gras over laat groeien.
‘En vertel eens, wat dóe jij?’
Ik weet dat hij hiermee niet vraagt naar wat ik in feite de hele dag aan het doen ben, maar naar welke manier ik heb gevonden om mijn geld te verdienen.
Meestal antwoord ik dat ik docent ben, wat eigenlijk altijd afdoende is voor een gesprek want praktisch iedereen in mijn omgeving heeft ooit onderwijs genoten en daar dus een mening over gevormd, maar thuis had ik met mezelf afgesproken dat het maar eens afgelopen moest zijn: ik zou zeggen dat ik docent ben, én schrijver.
Sinds ik mezelf ook schrijver noem, of dat in ieder geval met enige twijfel over mijn lippen weet te krijgen, vraag ik me af wat dat precies betekent. Lange tijd vond ik het maar pretentieus om mezelf zo te noemen (wie schrijft er niet) en ik was ervan overtuigd dat ik ervoor kon zorgen dat ik op de een of andere manier schrijver zou kunnen zijn zonder mezelf zo te profileren. Inmiddels kom ik tot de conclusie dat dit stille verzet A: een beetje naïef en B: weinig succesvol is in een wereld die dol is op labels, conventies en gecureerde identiteiten.
Toen ik een paar maanden geleden de afweging maakte of ik ‘schrijver’ wilde zijn, vroeg ik me af hoe andere schrijvers hun levens eruitzien, hoe ze hun dagen doorkwamen om hun ambacht (want uiteindelijk is het gewoon zitten en typen) uit te kunnen oefenen, wat ze dóen. Er lijkt een soort gezonde mate van afzondering nodig te zijn voor het schrijven, en tegelijkertijd een deelname aan de wereld.
Gertrude Stein was naar eigen zeggen niet in staat om langer dan een half uur per dag te schrijven.
De dagindelingen van schrijvers die ik vond fascineerden me: Maya Angelou kon thuis niet werken, dus ging dagelijks naar een hotelkamer waar ze van 7 uur ’s ochtends tot ongeveer 2 uur ’s middags schreef. Franz Kafka staat bekend om het feit dat hij ’s nachts schreef, als zijn familie sliep en hij zijn werk voor zijn kantoorbaan weer had afgerond voor de dag. Gertrude Stein was naar eigen zeggen niet in staat om langer dan een half uur per dag te schrijven, maar ze benadrukte dat een half uur schrijven per dag optelt tot heel veel materiaal in een jaar. Ze werd constant vergezeld door Alice B. Toklas, die voor hun poedel zorgde en Gertrude in hun auto rondreed buiten de stad. Patricia Highsmith rookte de hele dag Gauloises en haar enige gezelschap bestond uit haar verzameling van 300 slakken waarvan ze enkele meesmokkelde in een blaadje sla in haar handtas als ze op moest komen dagen op een netwerkevenement zodat ze zich minder alleen voelde.
‘Ik ben docent,’ antwoord ik. De man reageert enthousiast en joviaal, hij werkt in het cultuurbeleid en we blijken allebei in Nijmegen te hebben gewoond. We praten over het onderwijs, de cafés die in zijn tijd hot en happening waren. Als de avond op zijn einde is en ik in de koele airco van de trein stap vraag ik me af wat me had geholpen: een persoonlijke chauffeur, een hotelkamer, of een paar slakken in mijn tas.

Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.

Eline Veldhuisen (1999) is illustrator. Inspiratie voor haar werk haalt ze uit haar directe omgeving, variërend van haar eigen gedachtes tot de verhalen van andere mensen. Met zo min mogelijk middelen brengt ze deze verhalen op een heldere manier in beeld.