Lara Den Hartog Jager schrijft een drieluik over kunstenaars die zich terugtrekken of definitief stoppen met het maken van kunst. Deel 1 verscheen anderhalf jaar geleden, want ook de schrijver stopt soms even. Daarin beschreef ze hoe een kunststaking voor Tehching Hsieh en Lee Lozano juist een voortzetting was van hun werk. In dit tweede deel onderzoekt Lara hoe kunstenaars worstelen met systemen van macht en met de vraag of hun kunst verandering teweeg kan brengen.
Kan kunst de wereld verbeteren? Het is een veelgestelde vraag waarop het antwoord voor elke kunstenaar, criticus en toeschouwer zal verschillen. Maar wat als kunstenaars het idee hebben dat ze door het maken van hun werk niet datgene bereiken wat ze nastreven? Sommige kunstenaars vertrekken daarom uit de kunstwereld, uit frustratie over het kapitalistisch gedreven kunstsysteem of het onvermogen om maatschappelijke verandering teweeg te brengen. Vooral in de jaren zestig en zeventig, een periode van wereldwijde maatschappelijke onrust – van studentenprotesten en arbeidersstakingen tot antikoloniale en feministische strijd – besloten bepaalde kunstenaars hun praktijk stil te leggen of volledig te staken. Soms keren kunstenaars na hun Art Strike weer terug, voor anderen is stoppen de enige manier om trouw te blijven aan hun idealen. Toch blijkt verdwijnen soms zo simpel nog niet.
Een kunstenaar die zich volledig afwendde van de kunstwereld, was de Duitse Charlotte Posenenske (1930-1985). Het streven naar een democratisch, open kunstenveld en het bevragen van onderdrukkende systemen in de maatschappij, stond al centraal in haar oeuvre. Haar sculpturen, zoals Serie D en Serie DW, zijn gemaakt van simpele materialen en hebben de uitstraling van industriële objecten: het zijn metalen of kartonnen buizen, die doen denken aan luchtschachten. De minimalistische vormen kunnen op verschillende wijzen aan elkaar worden verbonden en in de ruimte worden geplaatst, waardoor ze steeds op nieuwe manieren de omgeving veranderen en bevragen. De sculpturen moesten makkelijk te produceren zijn, en de meeste van haar werken mochten naar eigen inzicht in elkaar worden gezet door curator, koper of soms zelf het publiek. Ook verkocht ze haar kunstwerken tegen de productieprijs en in ongelimiteerde series, waarmee ze de kapitalistische kunstmarkt hoopte te omzeilen. Posenenske keerde zo de rol van de kunstenaar om: niet een eenzaam genie dat vanuit diens atelier predikt hoe het zou moeten, maar een kunstenaar die actief het systeem bekritiseerd en ondermijnt.
Posenenske: ‘Ik vind het moeilijk om te aanvaarden dat kunst niets kan bijdragen aan het oplossen van dringende sociale problemen’
In 1967 presenteerde ze nog haar nieuwste serie werken tijdens een befaamde manifestatie in de openbare ruimte in Frankfurt getiteld Dies alles, Herzchen, wird einmal dir gehören (Dit alles, lieverd, zal op een dag van jou zijn), georganiseerd door Galerie Dorothea Loehr. Maar een jaar later, op haar zevenendertigste, keerde ze de kunstwereld de rug toe. In een manifest in tijdschrift Art International schreef ze: ‘Ik vind het moeilijk om te aanvaarden dat kunst niets kan bijdragen aan het oplossen van dringende sociale problemen.’ Posenenske ging sociologie studeren.
Kan Posenenske’s vertrek uit de kunst, zoals bij Hsieh en Lozano, gezien worden als een kunstuiting op zich? Of moeten we haar besluit juist niet als onderdeel van haar oeuvre interpreteren, maar als een principiële breuk met de kunst zelf, gemotiveerd door een groeiende afkeer van de kunstwereld? Hoewel politiek engagement een belangrijk onderdeel is van Posenenske’s werk, is het te makkelijk om haar ideeën, en zeker haar vertrek, direct als manifest te interpreteren. Zoals kunstwetenschapper Christine Mehring beargumenteert in haar essay ‘Public Options: The Art of Charlotte Posenenske’ toont het feit dat Posenenske de kunstwereld verliet juist aan dat haar praktijk en vertrek niet moeten worden gezien als poging om bij te dragen aan maatschappelijke verandering. Ze trekt met haar vertrek namelijk een duidelijke grens tussen haar kunstenaarschap en haar latere werk als socioloog, zo stelt Mehring. Kunst en politiek konden binnen haar waardesysteem niet langer worden verenigd.
Een kunstenaar die, in tegenstelling tot Posenenske, geen absolute scheidslijn trok, maar juist bleef balanceren op de grens tussen politiek en kunst, maken en niet maken, was de kunstenaar en activist Gustav Metzger (1926-2017). Metzger streed actief tegen nucleaire oorlogvoering, klimaatverandering, kapitalisme en de westerse consumptiemaatschappij. De spanning tussen creatie en vernietiging, aan- en afwezigheid, is een terugkomend thema in zijn oeuvre. Zo bracht hij in 1960 tijdens een performance in Londen zoutzuur aan op een stuk nylon waardoor er grote gaten in ontstonden en de kunstenaar langzaam zichtbaar werd achter het doek. Een jaar eerder had hij in zijn manifest de term auto-destructive art gemunt, om woorden te geven aan zijn werk waarin destructie een essentieel middel was voor creatie.
Compleet ontsnappen aan het kapitalistische kunstsysteem bleek toch lastiger dan gedacht
In 1974 riep Metzger kunstenaars op om tussen 1977 en 1980 geen nieuw werk te maken. Het terugtrekken uit het kapitalistische kunstsysteem, en het weigeren van werken was volgens Metzger de enige manier om echt verandering teweeg te brengen. Hoewel er geen breed gehoor lijkt te zijn gegeven aan deze oproep, stopte hij zelf die jaren daadwerkelijk met het maken van kunst. Hij keerde echter weer terug, ging onvermoeibaar door met het maken van werk, en bleef actief agenderen tegen klimaatverandering en kapitalisme. Nu beheert mega-galerie Hauser & Wirth – een enorm vermogende galerie, met negentien locaties over de hele wereld – zijn nalatenschap. Compleet ontsnappen aan het kapitalistische kunstsysteem bleek toch lastiger dan gedacht.
Zowel Posenenske als Metzger creëerden op hun eigen manier een nieuwe verhouding tot kunst en de wereld. Ze veranderden de relatie tot het publiek, dat vaak actief betrokken werd bij het werk, en maakten kunst waarin actie en openheid centraal stonden. In roerige tijden, waren beiden op zoek naar nieuwe vormen van maken, onderzoeken en agenderen. Ze probeerden ieder op hun eigen manier grip te krijgen op hun rol en invloed als kunstenaar, maar liepen aan tegen de grenzen van een kunstsysteem dat sterker bleek dan zij. Voor Posenenske betekende dit een breuk, zij verlegde haar focus volledig. Metzger daarentegen bleef geloven in de kunsten. In 2014, drie jaar voor zijn dood, organiseerde hij samen met Hans Ulrich Obrist, curator en directeur van de Serpentine Galleries in Londen, nog het project Remember Nature, waarin kunstenaars en studenten werden opgeroepen om werk te maken dat de wereldwijde ecologische crisis adresseert. Geen staking meer, maar juist een call to action.
De laatste decennia zijn kunst en politiek steeds verder vervlochten geraakt. Hoe navigeren jonge kunstenaars in dit landschap? Hoe gaan ze door ondanks alles? Of denken ze er vaak over om te stoppen? Dat lees je in het derde en laatste deel van deze serie.
Headerbeeld:
Charlotte Posenenske, Lexicon of Infinite Movement, installatiefoto.
Collectie Kröller-Müller Museum, Otterlo, Nederland, 2019.
Courtesy Burkhard Brunn, Estate of Charlotte Posenenske & galerie Mehdi Chouakri.
Foto: Marjon Gemmeke