De eerste keer dat Job van Ballegoijen de Jong loog, was het bijna onschuldig. Een leugentje om bestwil, dacht hij toen, om zijn moeder gerust te stellen. Maar die eerste leugen groeide uit tot een web waarin hij langzaam verstrikte, een verzinsel dat zes jaar lang zijn leven en zijn toekomst zou beïnvloeden. Deze maand komt het debuut van Van Ballegoijen de Jong uit. In Morgen vertel ik alles vertelt hij waarom iedereen een tweede (of derde) kans verdient.
Ik wist van tevoren dat het geen glansrijke negen zou worden, maar ergens had ik nog goede hoop. Ik had me weleens uit lastigere situaties weten te redden. Zo liet ik mezelf even in de waan, beschermde ik me voor de onvermijdelijke teleurstelling, tegen beter weten in. Dat beschermingsmechanisme in mijn hoofd trad bijna onbewust in werking, vertelde mij dat er vast wel een wonder zou gebeuren, of dat ik anders de boel wel zo kon manipuleren dat ik uiteindelijk toch de ramp nog zou kunnen afwenden. Dat had ik in het verleden ook altijd succesvol gedaan, uiteindelijk wist ik de beste uitkomst voor iedereen altijd te bereiken.
Maar niet deze keer. Toen ik uiteindelijk de uitslag kreeg, kon ik mijn ogen niet geloven. Een onvoldoende. En niet zo'n beetje ook.
Een drie! Een ‘3,0’, zo stond het er zelfs. Eerst dacht ik nog dat dit getal het aantal studiepunten aangaf en niet mijn resultaat. Zo wanhopig was ik dus, dat ik elke mogelijke ontsnappingsmogelijkheid wilde gebruiken om de werkelijkheid maar niet de werkelijkheid te laten zijn. Op dit moment was ik al, weet ik nu, tegen beter weten in bezig om met de realiteit en mijn plaats daarin te onderhandelen. Maar ook aan deze strohalm kon ik mij niet vastklampen. Het was echt waar. Ik had een dikke onvoldoende. Ik had het tentamen niet gehaald.
Voor het eerst in mijn leven had ik mij niet met mijn intelligentie ergens uit kunnen redden.
Ik had gefaald. Voor het eerst in mijn leven had ik mij niet met mijn intelligentie ergens uit kunnen redden. En het voelde alsof ik niet alleen mijn tentamen had gefaald, maar dat deze mislukking zich ook uitstrekte tot mij persoonlijk. Dat ik niet alleen gefaald hád, maar ook een faler wás. Dit raakte me diep in mijn kern: mijn identiteit was altijd verbonden geweest met het zijn van een goede leerling. Al sinds ik me kon herinneren was slim zijn, goed zijn op school, een van de weinige vanzelfsprekendheden in mijn leven geweest. Als ik dat niet meer zou hebben, wie was ik dan nog? Wat bleef er dan nog van Job over? Maar misschien hoorde het ook wel gewoon bij de nieuwe Job, dacht ik. Misschien was slim zijn onderdeel van mijn oude persoonlijkheid en daarmee één van de vele dingen waar ik onomkeerbaar afscheid van moest nemen.
Natuurlijk was dit het moment geweest om mezelf een schop onder de kont te geven, om juist niet bij de pakken neer te gaan zitten. Maar om dat te doen, had het me iets moeten schelen, had ik iets van frustratie, teleurstelling of resolutie moeten voelen. Maar dat deed ik niet. Die gedachten en gevoelens liet ik echter niet toe, ik wees ze resoluut de deur, dissocieerde ze diep weg, zodat zij me niet meer konden raken. Het was veel te pijnlijk om deze gedachten toe te laten. En zelfs als ik dat al had gewild, had ik het eigenlijk, tragisch genoeg, misschien niet eens meer gekund. Wel verzon ik talloze excuses en verklaringen waarom het eigenlijk helemaal niet zo erg was dat ik mijn tentamen niet had gehaald. Zo was het, zeker in de vroege jaren tweeduizend, veel normaler om lang over je studie te doen, om eerst een paar jaar aan te modderen voordat je er echt serieus werk van ging maken. Daarbij kon ik dit tentamen gewoon nog in de herkansing halen. De wereld stond dus nog niet in brand. En gelukkig, met Geneeskunde, was er over zes weken alweer een nieuw tentamen. In plaats van serieus naar mezelf te kijken, praatte ik het recht: het komt wel goed.
###
Deze excuses, deze verhalen die ik mezelf vertelde, komen – omdat we weten naar welke tragische uitkomst zij uiteindelijk zullen leiden – nu misschien wat naïef en onverstandig over, maar het is denk ik goed om ons te realiseren dat er in de periode waarin ik studeerde echt op die manier over studeren werd gedacht. Zo werd er toen over studeren gesproken en ook vanuit de onderwijsinstellingen zelf werd hier heel weinig aan gedaan.
Nu ik hier met wat afstand naar kan kijken, vind ik het eigenlijk bijna absurd dat we in Nederland ieder jaar honderdduizenden nog-maar-nét-volwassenen met weinig tot geen echte studie- of levensvaardigheden aan hun vervolgopleiding laten beginnen, zonder dat we hen daarbij echt goede begeleiding geven. Dat we deze immense groep redelijk plompverloren in een koud bad vol verantwoordelijkheden gooien en dan maar hopen dat er voldoende blijven drijven. Natuurlijk begrijp ik dat we deze mensen ook niet onnodig als kleine kinderen moeten behandelen: ze zijn immers achttien en daarmee volwassen, handelingsbekwaam en – in nuchtere toestand – toerekeningsvatbaar. Maar we moeten ons daarbij wel realiseren dat ons systeem van hoger onderwijs vanaf de jaren ’70 van de vorige eeuw ingrijpend is veranderd: het gaat hier niet langer om een paar kleinschalige instituten waar, met veel persoonlijke aandacht en menselijk contact de toekomstige elite van Nederland wordt klaargestoomd. Het gaat om honderdduizenden studenten die vanuit een bijna eindeloze variatie aan achtergronden aan hun vervolgopleiding beginnen. Die in de meeste gevallen samen met een paar honderd anderen hetzelfde vak volgen, in diezelfde grote collegezaal of, steeds meer, thuis online. Daar zullen kinderen met een migratie-achtergrond bij zitten, kinderen die in armoede zijn opgegroeid, kinderen die als eerste in hun familie gaan studeren. Die kún je simpelweg niet allemaal in dezelfde mal stoppen, dat gaat onherroepelijk mis.
We hebben als maatschappij zelf de perfecte omstandigheden gecreëerd voor studenten om tussen wal en schip te vallen.
Het is niet gek dat sommige studenten dan niet mee kunnen komen, enorme en niet meer in te halen studievertragingen oplopen en soms zelfs beginnen met liegen over hun studieresultaten of nog erger. Zo hebben we als maatschappij zelf de perfecte omstandigheden gecreëerd voor studenten om tussen wal en schip te vallen, studenten waar eigenlijk helemaal niets mis mee is, maar die soms gewoon een beetje extra hulp nodig hebben. En die hulp maar met heel veel moeite, en heel vaak niet, krijgen.
###
Hoe die eerste leugen precies in zijn werk ging, kan ik me niet meer herinneren. Terwijl het toch een allesbepalend moment is geweest. Vanaf dat moment zou ik niet langer in de werkelijkheid maar in een leugen leven. Maar misschien is het ook niet zo gek dat ik niet meer precies weet hoe het is gegaan. Ik beschouwde het gewoon als niet zo heel ernstig, als iets dat in de toekomst heel makkelijk te fiksen zou zijn. Ik had van tevoren helemaal niet bedacht dat ik zou gaan liegen, laat staan dat ik had gepland dat dit een zes jaar durende hel zou worden met twee bijna behaalde bij elkaar gelogen masters tot gevolg. Als ik door had gehad hoe heftig het was wat ik ging doen, wat die eerste leugen precies in gang zette, had ik het misschien niet gedaan. Maar dat was niet zo. Ergens was ik al te ver heen, omdat het me op een bepaalde manier te weinig meer kon schelen.
Het zal tijdens een telefoongesprek met mijn moeder zijn geweest dat de leugen voor het eerst mijn lippen verliet.
Ik kan wel bedenken hoe het ongeveer moet zijn gegaan. Het zal tijdens een telefoongesprek met mijn moeder zijn geweest dat de leugen voor het eerst mijn lippen verliet. Waarschijnlijk had zij al voor de zoveelste keer gevraagd of ik mijn tentamen al terug had. Dat was ook begrijpelijk, een moeder is begaan met haar kind, mijn af en toe iets te bezorgde moeder al helemaal, met een kind dat voor haar gevoel eigenlijk nog nèt iets te jong het nest had verlaten en nu in een vreemde stad aan zijn studie was begonnen. Geen wonder dat ze nieuwsgierig was. Het kwam waarschijnlijk helemaal niet voort uit een behoefte tot controleren, ze was gewoon geïnteresseerd.
Dat had ik toen, als iemand die eigenlijk toen pas in de puberteit zat, allemaal niet door, waardoor ik me waarschijnlijk al enige tijd lichtelijk aan haar vragen stoorde, ze als bemoeienis ervaarde. Waarschijnlijk had ik haar al een hele tijd zoet gehouden, omtrekkende bewegingen gemaakt, door te zeggen dat de universiteit notoir langzaam was met nakijken, dat ze daar volgens het examenreglement zelfs tien weken de tijd voor hadden, en dat ze die periode altijd ten volste gebruikten. Haar vertellen hoe het echt zat, dat ik dat tentamen bij lange na niet had gehaald - ik, haar zoon wiens studieresultaten hiervoor nog nooit tot zorgen aanleiding hadden gegeven - kreeg ik niet voor elkaar. Ik durfde het simpelweg niet aan.
Op een gegeven moment hield mijn verdedigingslinie geen stand meer.
Op een gegeven moment hield mijn verdedigingslinie geen stand meer. Die tien weken nakijktermijn waren echt al lang en breed verstreken. Fuck it, moet ik gedacht hebben, hier gaan we. Ik zal wel gezegd hebben dat het hartstikke goed was gegaan, dat ik het had gehaald, misschien heb ik ook nog wel een hoog maar niet onrealistisch cijfer genoemd, zoals een 8,5. Je moet als je liegt immers nooit een rond getal noemen, dat wekt argwaan. Als ik er nu op terugkijk, moet de afweging om te liegen op een wrange manier ergens ook volkomen logisch hebben gevoeld voor de Job van toen. Liegen dat ik het tentamen had gehaald, was dan wel niet waar maar had verder voor mij in Leiden geen consequenties, terwijl het in Bussum tot grote blijdschap zal hebben geleid. Blijdschap en opluchting bij mijn moeder, trots en tevredenheid bij mijn vader, een “leuk voor hem” reactie bij mijn zusje. Hoe onoprecht een leugen in essentie ook is, deze specifieke leugen leidde bij mijn familie tot daadwerkelijke, tastbare vreugde.
Direct na het gesprek met mijn moeder moet ook het deel van mijn brein dat zich bezighield met het verzinnen van excuses en geruststellende gedachten in actie zijn gesprongen. Dit was maar beter zo, zei het, het zou zo zonde zijn geweest om mijn moeder onnodig met mijn problemen op te zadelen. Toch? Verder zou ik dit tentamen wel gewoon in de herkansing halen, een voorschot nemend op een nog onzekere toekomst waarin alles heus wel goed zou komen. Als ik die herkansing haalde, hoefde mijn moeder, mijn vader, iedereen, dit nooit te weten te komen.
###
Dit is een voorpublicatie uit Morgen vertel ik alles: Hoe ik mijn studie bij elkaar loog, het debuut van Job van Ballegoijen de Jong.
Over het boek: Veel studenten liegen over hun studie, maar er wordt zelden over gesproken. Dit boek doorbreekt het taboe. De auteur vertelt openhartig over zijn leugenachtige studentenleven.
‘Hoe gaat het met je studie?’ ‘O, wel goed. Ik hoef nog maar één tentamen.’ Wat met een klein leugentje begon, bleek het begin van een verstikkend web van bedrog. Uit angst zijn omgeving teleur te stellen, loog Job van Ballegoijen de Jong zeven jaar lang het ene na het andere behaalde tentamen bij elkaar. Toen iedereen dacht dat hij bijna was afgestudeerd, stond er slechts een handvol studiepunten op zijn naam. In dit boek schrijft Van Ballegoijen de Jong openhartig over zijn leven als ‘pretend-student’. Hij vertelt over zijn angst om te falen, over hoe hij zich elke dag voornam het anders te doen en over de allesoverweldigende schaamte. Daarmee raakt hij aan een groeiend probleem in onze prestatiemaatschappij. Waarom voelen we zoveel druk? Morgen vertel ik alles is een eerlijk boek over de zin en onzin van liegen, over vallen en weer opstaan, en over hoe iedereen een tweede (of derde) kans verdient.
Zie: https://www.atlascontact.nl/boek/morgen-vertel-ik-alles/
Job van Ballegoijen de Jong werkt bij een advocatenkantoor. Na jarenlang over zijn studie gelogen te hebben, voltooide hij de opleiding International Criminal Law aan Columbia University. Zijn boek Morgen vertel ik alles zal in september 2024 verschijnen.
Charlotte Brugge is een multidisciplinaire kunstenaar die zich bezighoudt met illustratie, animatie en ruimtelijk werk. Haar werk is een visueel dagboek waar ze verschillende ervaringen en gedachten in vastlegt. Door middel van semiotiek en beelden uit haar dromen wil ze de grens vervagen tussen begrepen en niet begrepen worden om zo ambiguïteit te creëren en het gesprek daarover aan te zwengelen.