M. en ik wonen allebei in een te kleine huurwoning en daar balen we een beetje van. Om ons heen sluiten steeds meer bekenden hun eerste hypotheek af. M. en ik hebben wel oren naar de financiële voordelen daarvan, maar vooralsnog lijkt deze welvaart een-ver-van-ons bed-show: M. is werkloos, ik werk al mijn hele leven onder tijdelijke contracten, dus een lening van een paar ton krijgen we niet.
Ik ken M. nog van de middelbare school. Sindsdien zijn we goede vrienden, ondanks dat hij in Berlijn woont en ik in Arnhem. Hij is op bezoek in onze geboortestad Nijmegen, en het zal misschien de versoepeling van de lockdown zijn, de vakantietijd of het warme zomerweer dat is losgebarsten, maar we komen aan de lopende band mensen tegen die we nog kennen uit onze middelbareschooltijd. Vragen als ‘Wat doe jij nu?’ en ‘Waar woon je tegenwoordig?’ bezorgen M. een rood hoofd en het gevoel te willen verdwijnen, en ik snap hem maar al te goed.
Als we samen op een terrasje willen neerzijgen, horen we iemand ‘Hee Eva!’ roepen, en daar zit H. met wie ik als vijftienjarige toch echt te goed bevriend ben geweest om nu te doen alsof ik haar niet heb gehoord.
Inderdaad, ik woon nog steeds in Arnhem. Nee, ik weet ook niet goed waarom.
Natuurlijk vragen we tegelijkertijd ‘Hoe is het?’ waardoor we ook allebei zo ongeveer op hetzelfde moment een weifelende ‘Ja goed,’ mompelen en een van ons vanaf daar het voortouw moet gaan nemen. Daar lijkt H. geen problemen mee te hebben: ik herken de man naast haar uit haar Instagramstories als haar kersverse vriend. Ja, ze was weer terug in Nijmegen. Nee, Amsterdam was toch geen plek om te blijven. Inderdaad, ik nog steeds in Arnhem. Nee, ik weet ook niet goed waarom. Nee, niemand om mee samen te wonen. Ja wel een leuke baan, maar lesgeven op afstand hè. En toen nam H. toch weer het woord: lachend vertelt ze dat ze haar vriend zes maanden kent, maar dat ze toch maar vast samen een huis hebben gekocht, in Nijmegen-Oost, de meest gewilde, superleuke wijk. ‘Oh ja, ik ken wel meer mensen die de laatste tijd toch ineens een huis gekocht hebben,’ probeer ik haar nieuws nog een beetje te bagatelliseren. En dan plant ze de iets te vette kers op haar eigen taart: ‘Ja, wij hebben het zelfs gekocht onder de vraagprijs.’
Alleen het tafeltje naast H. en haar vriend is nog beschikbaar. Dat zij onder een luifel zitten en M. en ik niet, merken we pas op als het begint te regenen. Een bui van het soort dat na een drukkend hete dag voor ontlading zorgt. We proppen onszelf zo dicht mogelijk tegen de muur en kunnen weinig anders dan afgunstig kijken naar het tortelende stel naast ons, terwijl ik tegelijkertijd probeer uit te stralen dat we het zonder die luifel ook heus wel overleven. ‘Willen jullie soms bij ons komen zitten?’ vraagt H. ‘Oh nee hoor, het is maar een buitje,’ zegt M. voordat ik mijn mond kan opendoen. Jaloers of niet, nieuwsgierig blijf ik toch wel.
Een paar dagen later fiets ik met M. door Berg en Dal, een dorp vlakbij Nijmegen. We smelten weg bij de mooie huizen, dromen over interieurs en tuinen en leven in weelde, wetende dat wij misschien wel nooit een huis zullen kopen. Maar we beloven elkaar plechtig: mocht het er ooit van komen, dan onder de vraagprijs.
Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.
Femme ter Haar is illustrator en animator. Ze fietst rond door haar woonplaats Utrecht met een schetsboek vol krabbels en een hoofd vol ideeën. In haar werk zoekt ze naar manieren om juist datgene dat moeilijk onder woorden is te brengen te verbeelden, om zo de onbegrijpelijke wereld om haar heen iets beter te begrijpen.