In dit persoonlijke essay ontrafelt Laura Korvinus de draden die haar met haar oma verbinden. Langs welke verhalen of assen kan verbondenheid tussen verschillende generaties ontstaan en worden vastgehouden?
Deel 1.
Onderweg naar mijn grootouders glipt een herinnering mijn gedachten binnen. Op een oude video ben ik aan het spelen aan de rand van een duinmeertje. Ik ben misschien drie jaar oud, mijn roze babybillen zitten onder het zand. Vanaf een plek buiten beeld klinkt: ‘Let je wel goed op haar?’ In de woorden klinkt een ijskoude angst, die dwars door de broeierige zomerbeelden heen snijdt. Het is de stem van mijn oma.
Toen ik twaalf was, wilde een jongen die ik leuk vond geen verkering met mij, omdat ik als enige een helm droeg op de fiets. Ik was woest - niet op hem, maar op mijn moeder, van wie ik dat onding als enige nog moest dragen. Lange tijd begreep ik niet waarom mijn moeder niet snapte dat cool zijn veel belangrijker was dan veilig zijn. Van ouders op het voetbalveldje kreeg ik te horen dat mijn moeder ‘wel erg ongerust was’, en dat ik en mijn broertjes en zusje daarom ‘zielig’ waren. Wij mochten niet doorvoetballen na het donker of naar partijtjes in het zwembad. Aan het einde van de zomers op het strand van Zandvoort bleef er een afdruk achter op onze polsen van het bandje waarop mijn vaders telefoonnummer stond — dat we overigens ook uit ons hoofd hadden geleerd.
Tijdens mijn studietijd werden de consequenties knallend zichtbaar. Bijna obsessief zocht ik naar avontuur, naar vrijheid. Ik had geluk, want het was de tijd dat vrouwelijke studentes zich steeds vaker uitspraken over slutshaming. Hoewel mijn moeder mij voorzichtig steunde, kon oma mijn uitgesproken openheid over dates en bedpartners niet aanhoren. De afstand groeide, naarmate het kleinkind dat oma’s zelfgemaakte jurken droeg steeds verder transformeerde in een licht ontvlambare jongvolwassene.
De verwachtingen van onze grootouders sijpelen door in ons leven via onze ouders, maar ze komen uit een voorbije tijd, een andere cultuur, een toekomst die al verdwenen is.
Mijn oma werd net na de Tweede Wereldoorlog geboren in een katholiek gezin met vier oudere broers. Het enige wat van haar werd verwacht, was dat zij iedere ochtend hun bedden opmaakte. Ze was slim, maar in plaats van te studeren trouwde ze toen ze 21 jaar oud was. Toen ze even oud was als ik nu, trof het noodlot haar. Een groot, eenzaam verlies. In een kil kantoortje vertelde een arts zonder op te kijken van zijn schrijfblok dat het verdriet na een paar maanden wel weer over zou zijn. Ze kon er met niemand, ook mijn opa niet, over praten. Ieder jaar op die dag is ze muisstil.
Nu ik ouder word, begrijp ik steeds beter waarom we elkaar soms niet begrijpen.
Deel 2.
In de tentoonstelling My Oma in Melly zag ik het werk EXPECTING van Marcos Kueh. Gewoven kleden met op elke een afbeelding van een urn, met eromheen de woorden: ‘In loving memory of her expectations.’ De woorden zijn gericht aan zijn moeder, wie hij nooit kleinkinderen zal geven. Het kunstwerk bracht me meteen terug naar de blik van mijn oma wanneer ze mijn keuzes veroordeelt. De verwachtingen van onze grootouders sijpelen door in ons leven via onze ouders, maar ze komen uit een voorbije tijd, een andere cultuur, een toekomst die al verdwenen is. Ik voelde een mengeling van dankbaarheid voor de verworven keuzeruimte die het mogelijk maakt deze verwachtingen te verloochenen en verdriet over de afstand die ontstaat zodra je dat doet, die als een onzichtbare sluier van onbegrip tussen generaties in hangt.
Tijdens protesten tegen fossiele subsidies op de A12 viel het me op hoeveel verschillende leeftijden er zij aan zij staan. Opa’s en oma’s zijn solidair met hun kleinkinderen in de klimaatbeweging. De sluier van onbegrip lijkt doorbroken te worden door een gedeeld doel, en wellicht een schuldgevoel over eerder ontbrekende actie. Maar emancipatie betekent voor iedere generatie iets anders, hoe zeer we ook erkennen dat we op de schouders van anderen staan. In de media worden emancipatiekwesties nauwelijks met verschillende generaties besproken. Gaat het over moederschap, dan zitten er alleen personen die pas moeder zijn geworden, of de leeftijd hebben waarop dit een rol speelt. Nooit zie ik een intergenerationeel gesprek over anticonceptie, veiligheid op straat of activisme. Kan feminisme intergenerationeel zijn?
Volgens het woordenboek betekent solidariteit ‘een gevoel van een-zijn met anderen’. Ik denk aan oma, en vraag me af langs welke verhalen of assen kan solidariteit kan ontstaan. Soms lijkt het alsof de offers die zij heeft moeten brengen haar gevoel van solidariteit met mij in de weg staan. Wat als ik geen kleinkinderen kan of wil geven? Wat als ik keuzes maak die zij veroordeelt? Wat heb ik te bieden aan degene die offers moest brengen, en wiens verwachtingen ik niet waar kon maken?
Zou oma ook iets van mij hebben geleerd?
Als kunsthistoricus ga ik vaak te rade bij kunstenaars. Mijn zoektocht naar antwoorden op deze vragen leidde me naar het werk van de Australische kunstenaar Judy Watson. Als afstammeling van de Waanyi mensen, zoekt zij naar manieren om haar band met de verloren grond van haar voorouders te hervinden. In het hartverscheurende werk grace horen en zien we haar grootmoeder, Grace Isaacson, een geleefde vrouw met een zachte blik. In een luchtig t-shirt zit ze op een plastic tuinstoeltje in de warme wind, terwijl de tranen over haar wangen biggelen. Ze beschrijft hoe ze als klein meisje bij haar moeder werd weggehaald door Australische autoriteiten. Deze brute praktijk was bedoeld om de banden tussen Aboriginal kinderen en inheemse gebruiken en tradities af te breken.
Watson onderzoekt door middel van haar kunstpraktijk hoe ze de wonden uit deze donkere geschiedenis van Australië kan helen. Daarbij reikt ze een dun touwtje door de duisternis aan: het idee van ‘rematriëring’. Dit is het door vrouwen geleidde werk om de relatie tussen inheemse bewoners en hun land te herstellen; een vorm van verbinding die voorbij gaat aan het patriarchaat en eigendomsrecht, waarbij matrilineale tradities – die van moeder op dochter werden doorgegeven - worden gehonoreerd en kennis weer wordt verweven met het land via monumenten en activiteiten waarbij verschillende generaties samenkomen. Voor Watson betekent dit dat ze de band met haar vrouwelijke familieleden, zoals grootmoeder Grace, en het Waanyi land, actief onderzoekt en probeert te hervinden.
Deel 3.
Het werk van Judy Watson zette me aan het denken: misschien ontstaat de sluier van onbegrip tussen generaties vanwege het patriarchale kader waarin we denken over solidariteit. Als solidariteit enkel bestaat rondom gedeeld onrecht - wat zich altijd uittekent binnen de lijnen van welke vrijheden we op dat moment (nog) niet hebben verworven - wordt intergenerationele solidariteit kwetsbaar. Misschien kan ook ik op zoek gaan naar een vorm van solidariteit buiten deze structuren.
Tijdens re-matriëringsactiviteiten leren jongere generaties gebruiken kennen uit het verleden, om zo het heden te herstellen. Het delen van kennis tussen verschillende generaties lijkt mij dan ook een van de krachtigste manieren om de weg vrij te maken voor intergenerationele solidariteit. Niet alleen leren we van het activisme van eerdere generaties, maar door naar elkaars ervaringen te luisteren creëer je ook begrip voor de tijdsgeest en omgeving waarin iemand is opgegroeid. Bovendien verbindt het overdragen van kennis. Ik kan me nog goed herinneren hoe oma mij leerde mijn eerste knopen aan te zetten. Hoe ze me leerde de naaimachine te gebruiken. Wanneer ze achter me zat terwijl ze met haar rimpelige handen op de mijne voorzichtig de stof meebewoog langs de naald, was het even alsof we een waren.
Zou oma ook iets van mij hebben geleerd?
Ik wil me vasthouden aan de dunne draad van solidariteit die onder de sluier doorloopt, terug de geschiedenis in.
Deel 4.
Zodra de liftdeuren openen zie ik haar al in de gang staan. Ze wacht me op in een beige broek en een groene trui die ze al tien jaar heeft (zij heeft mij geleerd dat het belangrijk is om altijd goede stoffen te kopen). Terwijl opa een salade maakt en oma eieren bakt, kletsen we wat over het nieuws, kunst en mijn reis naar Tbilisi. Oma leest een boek waarin de geschiedenis van Georgië wordt verteld aan de hand van levens van vrouwen uit verschillende generaties. 'Hoe vind je dat perspectief?' vraag ik haar. 'Heel herkenbaar.' Ik zie aan de lichtjes in haar ogen dat ze het meent.
Oma’s grootmoeder was heel muzikaal, maar zat thuis altijd achter de naaimachine. Haar moeder was een van haar acht kinderen, en trouwde met een streng katholieke man. Van hem moesten jongens en meisjes gescheiden zwemmen, maar dat vond oma’s moeder maar onzin. Daarin schitterde een klein beetje rebellie. Verder moest mijn oma als enige meisje in het gezin meewerken in het huishouden, waar ze vaak ruzie over had met haar moeder.
'Heb je ooit het gevoel gehad dat je mij niet begreep?' vraag ik plotseling aan oma. Ze kijkt verbaast. 'Nee hoor,' antwoordt ze. 'Omdat we altijd veel contact hebben met jullie, onze kleinkinderen, blijven we bij de tijd, en begrijpen we jullie wereld.' Wat ze van mij had geleerd, daar moet ze even over nadenken. Dat ik me zo uitsprak, dat waardeert ze heel erg. 'Maar,' zegt ze terwijl ze haar wenkbrauwen betekenisvol optrekt, 'op het gebied van seks moet je niet doorslaan.' Dankbaar dat ze zo eerlijk antwoordt, maar teleurgesteld dat ze dit benoemt, voel ik dat de sluier van onbegrip zich weer zachtjes sluit. Ik vraag niet verder. Ik wil me vasthouden aan de dunne draad van solidariteit die onder de sluier doorloopt, terug de geschiedenis in. Een draad gesponnen uit doorgegeven kennis van generatie op generatie en de kleine vormen van rebellie die in iedere tijd een andere gedaante hebben. Daarlangs kunnen we elkaar vinden, ook al begrijpen we niet alles. In mijn gedachten volg ik de draad terug langs alle dochters, moeders en oma’s, uitkomend bij de naaimachine van mijn betovergrootmoeder.