Het plezier van de leugen en de bevrijding van de agressie: het waren de thema’s van een avond waarin schrijver Herman Koch met humor en relativerende afstand het ongemak van de mens beschouwde. Volgens Koch verfraaien we allemaal het leven een beetje met leugens.
Het gesprek tussen Koch en Op de Beeck is nog maar nauwelijks op gang als Koch wat nog komen gaat alvast fijn relativeert. Hij zegt dat je soms simpelweg naar iets wil kijken om dan te zeggen: ‘Goed hè?’, en dat de ander dan instemmend knikt. En soms is het ook heel prettig samen na een uur de bioscoopzaal uit te lopen.
Herman Koch ontkwam als tiener op vakantie in Amerika ternauwernood aan een verkrachting, hij moest ermee leven dat zijn ‘onhandige’ vader zijn moeder bedroog en hij verloor beide ouders op jonge leeftijd. En nu is hij al een paar jaar ziek. Toch lijkt Koch met een bepaalde lichtheid naar het leven te kijken.
Ze hebben het over ‘het plezier van de leugen’. Koch legt uit dat je een grote leugen kan toedekken met een kleinere. Hij laat een fragment zien van een documentaire over het Monterey Pop Festival in 1967 en vertelt over het ‘non-fictie’ stuk dat hij schreef over zijn eigen aanwezigheid daar. Het verhaal dat hij backstage bij Janis Joplin en Jimi Hendrix was geweest, ging er weliswaar niet bij iedereen in, maar dat er überhaupt een ‘oom Ron’ bestond en dat Koch het festival echt had bezocht, dat bleef lang overeind als feit, totdat Koch de leugen onthulde. Koch: ‘Het is gewoon leuk om mensen iets op de mouw te spelden.’
Koch vindt Marco’s bedrog weerzinwekkend, maar zegt ook: ‘Het is een uitvergroting van hoe we allemaal een beetje zijn’
Mooi liegen is een kunst. We kijken naar Adam Sandler, die in de film Punch-Drunk Love een toilet kort en klein slaat en dan tegen beter weten in jokt dat hij de dader niet is. Als de restaurantmanager hem toch dringend verzoekt het restaurant te verlaten, is de vernedering compleet: ‘Please don’t do this to me.’ Later toont Koch Enric Marco, die jarenlang loog dat hij een concentratiekamp had overleefd. We zien een fragment van ná de ontmaskering, waarin Marco het nog altijd heeft over ‘mijn kamp’. Koch vindt het weerzinwekkend, maar zegt ook: ‘Het is een uitvergroting van hoe we allemaal een beetje zijn.’ Allemaal hebben we de neiging onze levens boeiender te laten lijken. Ook andere neigingen waar anderen zich wellicht voor zouden schamen zijn Koch niet vreemd. Zo herkent hij het gevoel van de toiletslopende man in Punch-Drunk Love en zijn gewelddadige gedachtes hem niet vreemd. In zijn boeken schuwt hij het niet om de ‘uiterste consequentie door te denken’. Het mogen denken is bevrijdend. Die bevrijding zorgt ervoor dat het bij gedachtes blijft.
En dan is het zover: ze gaan het over Jiskefet hebben. Koch verhaalt over de beginperiode waarin ze dachten dat niemand het leuk zou vinden. Tegelijkertijd waren ze heel geestig samen en toen een vriend zei: ‘Waarom maken jullie niet eens iets om te lachen?’, viel er een kwartje. De succesformule bleek een ‘mengeling tussen absurd en down to earth’. Kochs favoriete personage is ‘de zalfman’, een man die oneindig in de weer is met zalf tegen vreselijke jeuk. Koch ziet er een metafoor in voor een schandvlek waar je maar niet vanaf komt. Het personage Kerstens, van de lullo’s, werkte pas toen Koch bedacht dat het een naar ventje moest zijn: ‘Het is bevrijdend om een klootzak te spelen.’ Een andere favoriet uit eigen werk – die we niet te zien krijgen – is de slapstick van twee darters die hun territorium afbakenen door te grommen tegen elkaar en tegen pilaren te pissen. Wel krijgen we Peter Sellers in The Party te zien. Wat begint met een wc-rol die maar blijft afrollen, eindigt met Sellers die van een dak valt. Voor Jiskefet zochten ze vaak ‘zoiets als die val van Peter Sellers’. Humor gaat over er steeds nog een schep bovenop doen. En nog een schep.
Over een akker of de zee uitkijken en het boek dat je hebt meegenomen dan niet openslaan, maar verzinken in je eigen gedachten
Een fragment van Fallen Leaves, waarin een stel woordeloze Finnen in een bar met live muziek te zien is, vormt de natuurlijke inleiding voor een segment over Kochs tijd in dat noordelijke land. Zijn moeder was dood, hij ging naar ‘de eenzaamste plek ter wereld’ en hij werd gelukkig. Het idee dat het er niet langer toe deed of hij doorleefde, was vreemd genoeg verlichtend. De fase waarin hij – ‘zonder dramatiek’ – niet meer hoefde te leven, eindigde toen zijn zoon Pablo werd geboren. Over zijn gezin – waar ook schoondochter Anna deel van uitmaakt – zegt hij: ‘We vinden het leuk met elkaar.’
Met Perfect Days van Wim Wenders eindigen we met een ‘propagandafilm voor bijna niets doen’. Koch schetst het beeld van over een akker of de zee uitkijken en het boek dat je hebt meegenomen niet openslaan, maar verzinken in je eigen gedachten. Als Op de Beeck de bal dan tot besluit voorgeeft, kopt Koch hem in. Waar het om gaat? ‘Het geluk omarmen door er zo min mogelijk achteraan te gaan.’
Vincent van der Borg (hij/hem, 1999) is een ondernemende econoom en jurist in wording. Hij schreef een nieuwsbrief over de economie van de toekomst genaamd Lehman Sisters. Vincent werkt als advocaat. Bijdragen van Vincent zijn uitdrukkelijk op persoonlijke titel.
Jeltje de Koning (zij/haar) is een illustrator uit Utrecht. Ze geeft kleur en vorm aan ons gevoelsleven, hoe we liefhebben, lachen, huilen, vieren, rouwen, stilstaan, reflecteren en weer doorgaan. Gevoel, emotie en contact met elkaar, onszelf en alles wat je ooit geweest bent staat centraal. Wat zie je als je verder kan kijken dan dat er op het eerste ogenblik zichtbaar is?


















