Vijftien bananen per dag of een heerlijk glaasje klei als ontbijt? Als het is om die begeerde ‘killer body’ te verkrijgen, lijken we overal voor te strikken. Else Boer dook in de wereld van bikram-yoga en bizarre schoonheidsidealen en ontdekte dat de scheiding tussen de fitten en de niet-fitten veel verder reikt dan dat.
Omdat ik op een middelbare school werk, was ik onlangs in de unieke positie om hetzelfde gesprek maar liefst twee keer achter elkaar te horen: één keer gevoerd door meisjes van vijftien, en één keer door volwassen collega’s. Het onderwerp? Eten. De meisjes hadden snoep gekocht, maar vroegen zich nu af of ze alles ook echt op moesten eten.
‘Dit is echt zo slecht,’ zei een van hen.
Ook de collega’s twijfelden over een traktatie.
‘Het vlees is zwak,’ zuchtte een collega, toen hij een stuk taart in zijn mond stopte. Het is een man die bij mijn weten nooit iets slechters heeft gedaan dan de sproeier aanzetten terwijl er een hitteplan in werking was.
Ik heb geen maat 34, dus ben ik blijkbaar nog niet fit genoeg.
Het maakte maar weer eens duidelijk dat vrijwel iedereen eten indeelt in twee categorieën: goed of slecht. Denk alleen al aan de woorden die we ervoor gebruiken. We hebben het over ‘guilty pleasures’ als we aan zoetigheid denken, en wanneer je die ‘guilty pleasures’ uit je dieet schrapt, doe je aan ‘clean eating’ – alsof er ook zoiets als ‘dirty eating’ bestaat. De term ‘superfoods’ impliceert bovendien dat het tegenovergestelde ook wel zal bestaan: eten dat niet super, maar juist verschrikkelijk is. Denk aan de Amerikaanse arts Robert Lustig, die suiker als vergif bestempelde.
Eten, gezondheid en schuld lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wat je eet zegt niet alleen iets over je gezondheid, maar ook iets over je karakter: dat is ofwel goed en sterk, ofwel slecht en slap. ‘Fit zijn’ is je eigen verantwoordelijkheid, maar dat niet alleen: anderen zullen je daadwerkelijk als béter zien wanneer je gezond bent. Je gezondheid managen is je morele plicht, en wie dat niet doet kan op een flinke portie kritiek rekenen. Eat that.
De meisjes uit mijn klas of mijn collega’s zijn dus niet de enigen die met hun gezondheid bezig zijn. De hashtag #fitspiration levert maar liefst 15 miljoen hits op op Instagram. Fitnessgoeroes als de Australische Kayla Itsines of de Nederlandse Fajah Lourens laten zien hoe je moet sporten en wat je daarbij moet eten om zo fit mogelijk te worden. Ook eetgoeroes doen een duit in het zakje, zoals Freelee the Banana Girl, die haar volgers aanraadt om maar liefst vijftien bananen per dag te eten, of Rens Kroes met haar beruchte klei-ontbijt. De eetpatronen die ze aanraden verschillen (en zijn gelukkig niet allemaal knettergek), maar over één ding zijn ze het allemaal eens: iemand die fit is, is zonnebankbruin, gespierd en slank. Bijzonder slank.
Dat verklaart waarom een zwangere vriendin zich zorgen kan maken over haar groeiende buik. De kilo’s die ze aankomt zijn noodzakelijk en gezond - ze moet een kind in leven houden - maar het ziet er niet erg ‘fit’ uit. Het verklaart ook waarom een collega zich slecht kan voelen wanneer hij een stuk taart eet: weer een stapje verder van het ideaal. En het verklaart waarom ik ontevreden ben terwijl ik vier keer in de week sport. Ik heb geen maat 34, dus ben ik blijkbaar nog niet fit genoeg. Fit zijn is niet alleen iets wat je bent, maar vooral ook iets wat je moet laten zien: je lijf als uithangbord.
Wie kan laten zien dat hij of zij fit is, hoort automatisch bij een nieuwe bovenklasse.
Niet alleen het schoonheidsideaal rondom ‘fit zijn’ is problematisch, ook de karaktereigenschappen die we aan dat ‘fit zijn’ verbinden zijn dubieus. Als je fit bent, dan ben je ‘goed bezig’, je toont wilskracht en zelfdiscipline. Maar als je te dik bent, dan betekent dat automatisch dat je ‘slecht bezig’ bent, een slap karakter hebt en weinig wilskracht toont. Dikke mensen hebben niet alleen meer vet, ze hebben vooral weinig ruggengraat.
Onderzoek naar obesitas laat zien dat het niet zo eenvoudig ligt. Overgewicht is grotendeels genetisch bepaald, en de eerste levensjaren van een kind spelen een cruciale rol in de ontwikkeling van zwaarlijvigheid. Niet iets waar je veel invloed op kan uitoefenen.
Daarnaast zijn gezonde keuzes niet voor iedereen even makkelijk beschikbaar. In het artikel ‘Ziek gezond’ stellen Ernée Derckx en Bram van Vulpen: fit is the new rich. Wie kan laten zien dat hij of zij fit is, hoort automatisch bij een nieuwe bovenklasse: de bovenklasse die de tijd en het geld heeft om aan gezondheid te besteden. Tegelijkertijd zet het het verschil tussen hoog- en laagopgeleiden nog eens aan. Het overgrote deel van de mensen dat zich druk maakt over gezondheidshypes is hoogopgeleid, jong en woont in de stad, aldus Derckx en Van Vulpen. Onder laagopgeleiden komen daarentegen meer ziektes en gezondheidsklachten voor.
De nieuwe scheiding tussen boven- en onderklasse wordt niet zozeer bepaald door geld, maar door opleidingsniveau en prioriteiten: prioriteer je je gezondheid, dan hoor je bij de club. Bij die prioriteiten hoort dan wél weer dat je er veel geld aan uitgeeft. Biologisch eten is niet goedkoop, net als bikram-yoga of Crossfit. Fit worden kan iedereen - maar je moet er wel tijd, geld of mogelijkheden toe hebben. Heb je die niet, dan is dat niet alleen jammer, maar vooral ook je eigen schuld.
Het idee dat gezond-zijn een verantwoordelijkheid is en dat ongezond-zijn een keuze is, is diepgeworteld.
Het venijnige aan dit idee is niet alleen dat je gezondheid volledig je eigen verantwoordelijkheid is, maar ook dat gezond zijn morele superioriteit impliceert. En bij die superioriteit horen beloningen. Denk aan Promovendum, een zorgverzekeraar die zich richt op hogeropgeleiden. Omdat hogeropgeleiden over het algemeen minder ziek zijn, ligt de premie lager. De keerzijde daarvan is niet ondenkbaar: een wereld met een steeds hogere premie voor mensen met overgewicht of met een ongezonde leefstijl. Dan had je immers je verantwoordelijkheid maar moeten nemen.
‘Don’t judge a book by its cover,’ zeggen de Engelsen. Dat wordt steeds lastiger, nu het uiterlijk van mensen blijkbaar ook iets onthult over hun karakter. Je lijf is immers ‘maakbaar’. Als je maar hard genoeg sport en goed genoeg eet, zie ook jij er binnenkort uit als Fajah Lourens.
Dat idee van maakbaarheid houdt natuurlijk geen stand. Het houdt geen rekening met ziekte of armoede, of gewoon het verschil in bouw en metabolisme. Obesitas is voor een groot deel genetisch bepaald, tegen de voedingsindustrie is niet altijd op de te zelf-disciplineren, sporten is duur. Het idee dat al die factoren te controleren zijn is onzin, maar wel heel geruststellend. Het deelt de wereld heerlijk zwart-wit in: je eet goed of je eet slecht, je hebt wilskracht of je hebt het niet. Het is het sprookje van onze tijd: door maar gezond genoeg te leven kan je ziektes en lichamelijke ongemakken buiten de deur houden. Pech of ongeluk bestaan niet. Wie weet worden we door een bepaald dieet te volgen gezond honderd, zoals in Japan. Misschien blijft onze huid voor altijd strak. Misschien gaan we wel nooit dood.
Het idee dat gezond-zijn een verantwoordelijkheid is en dat ongezond-zijn een keuze is, is diepgeworteld. Maar om echt een constructief maatschappelijk debat te kunnen voeren is het essentieel dat we dat idee laten varen. Net als onze ideeën over de karaktereigenschappen die zogenaamd bij een fit lichaam horen. Natuurlijk is het goed voor je om groente en fruit te eten of regelmatig te bewegen, maar sporten maakt je geen intrinsiek beter mens, net zoals het eten van een zak snoep je niet slecht maakt. Een lijf toont niet hoe je tegen de serveerster praat, of je je oma zo nu en dan een kaartje stuurt, wat je tegen de straatkrantverkoper zegt. Hoe ‘goed’ je bent wordt niet bepaald door je omvang. En daarnaast zegt een lijf ook weinig over discipline: of je deadlines haalt, je toilet schoonmaakt en je belastingaangifte op tijd invult zijn dingen die je niet aan iemand kan zien.