Zo was ik opeens weer de trotse bezitter van een externe harde schijf. Vol ongeloof aaide ik het platte doosje, met het gevoel dat het elk moment weer van me kon worden afgepakt. Anderhalf jaar geleden had ik een identiek model thuisbezorgd gekregen, zodat mijn computer niet om de week opgeschoond hoefde te worden van illegale politieseries en functioneel naakt. Na enkele maanden intensief gebruik begon het ding kuren te geven. Soms deed-ie het wel en soms deed-ie het niet. Hadden mijn vriendin en ik ons net lekker geïnstalleerd met een warme prak op onze schoten, gaf het apparaat te kennen geen zin te hebben in een psychologische thriller en moesten we hem met aanmoedigende vloeken aan de praat zien te krijgen tot ons eten koud geworden was.
De instructies op de site om het ding terug te sturen ter reparatie dan wel vervanging waren helder. Ik moest een referentiecode aanmaken, een pakketbon uitprinten en alles heel goed inpakken. De jongere lezers moeten weten dat er nog niet zo lang geleden ‘postkantoren’ bestonden, imposante gebouwen waar je naar binnen liep, een nummertje trok, en dan bij een loket terecht kwam, waar aan de andere kant van het glas iemand zat die je alle mysteriën der postbezorging toevertrouwde.
Toen er weer eens ergens op bezuinigd moest worden bedacht men dat dit instituut, dat meer dan driehonderd jaar prima dienst had gedaan, eigenlijk een overbodige luxe was. Miep en Teun van de Primera begrepen als geen ander de mysteriën der rookwaar, krasloten en kopieerpapier, dus dat postgebeuren kon er ook net zo goed bij. Bovendien, wat stelde die post tegenwoordig nog voor? Met Kerst een kaart van een wereldvreemde tante en dat was het dan. Maar Miep had niet naar mijn referentiecode gekeken en gaf mij in plaats daarvan een verzendnummer, waardoor niet alleen het pakketje vermist raakte maar ook voor altijd ontraceerbaar zou zijn. Dat het allemaal bij Miep moest zijn misgelopen, was iets wat Rolf Braams en ik pas een klein jaar later zouden reconstrueren.
Rolf Braams was een medewerker van het computerbedrijf waar ik de schijf naartoe had gestuurd en hij nam de vermissing nogal persoonlijk op. Om de week hadden wij telefonisch contact, waarin Braams keer op keer met Duits accent liet vallen dat het ‘toch werkelijk curieus’ was. Soms dacht ik dat hij in huilen uit zou barsten en ik wist niet of ik het dan ook wel droog zou kunnen houden. Inmiddels wilde ik vooral voor Rolf dat het allemaal goed kwam. Maar de meneer van de TNT die ik op zeker moment inschakelde was onverbiddelijk. "Dat het is misgelopen bij Miep, daar twijfel ik niet aan. Maar als dat bedrijf ervoor kiest hun pakketten onverzekerd te laten versturen, zijn zij verantwoordelijk."
Hoe droevig het Rolf ook stemde en hoe verschrikkelijk onrechtvaardig hij het ook vond, zijn bedrijf kon evenmin de verantwoordelijkheid op zich nemen. Zonder referentiecode kon nou eenmaal onmogelijk een ordernummer worden aangemaakt dat noodzakelijk was voor een bestelfactuur van een tegoedlevering. Wel vertelde Rolf dat hij op zijn zolderkamer nog een externe schijf had liggen, haast ongebruikt, die kon hij mij bij wijze van gebaar wel toesturen. Daar zou hij zich ook beter door voelen.
Mijn geliefde kon mijn telefoongesprekken met Rolf Braams steeds moeilijker aanhoren. "Ik heb het gevoel dat jullie niet echt ter zake komen," zei ze bits. Rolfs aanbod was voor haar de druppel. "Die arme man, dit kan toch helemaal niet. Laat mij maar even een collega van hem bellen."
De volgende dag lag mijn gloednieuwe schijf op de mat.