Om het jaar zit mijn rechteroor dicht. Vervelend als je zoals ik een liefde hebt voor muziek en conversatie. Daarnaast is mijn evenwichtsgevoel niet al te best, soms val ik zomaar om. Behalve als ik veel gedronken heb, dan blijf ik stabiel op de meest wankele barkruk zitten. Evenwicht en gehoor schijnen samen te hangen, daarom zit ik vaker dan gewoonlijk in het café wanneer mijn oor verstopt zit. Een conversatie is dan met mij niet te voeren en met muziek moet je mij al helemaal niet lastigvallen. Een onhoudbare situatie, maar gelukkig is het meestal makkelijk verholpen. De doktersassistente spuit warm water mijn gehoorgang in en de gele smurrie – soms in brokken, soms samengeklonterd tot een puike tennisbal – ploft in het ijzeren bakje dat op mijn schouder rust.
‘Mijn rechteroor is mijn achilleshiel’, zei ik verontschuldigend tegen de doktersassistente, toen het weer eens zo ver was. ‘Om het jaar is het dolle pret’, voegde ik daar gauw aan toe, bang om anders te dramatisch over te komen. De doktersassistente reageerde niet op mij. Haar uiterste concentratie leek vereist om met haar otoscoop de plek des onheils te verkennen, of misschien misbruikte zij die veronderstelde concentratie wel om niet met mij te hoeven praten. Hoe dan ook werkt zulk zwijgen weinig motiverend voor iemand die bij hoge uitzondering eens het initiatief tot smalltalk neemt. De doktersassistente leek mij niet te herkennen, waardoor ik begon te twijfelen of zij wel dezelfde was als die van de vorige keer. Misschien zijn alle doktersassistenten vandaag de dag onaanraakbaar mooie hoofddoekdraagsters. Opeens vroeg ik mij af of oorsmeer eigenlijk halal is.
Het uitspuiten van mijn oor verliep minder soepel dan ik gewend was. Steeds spoot zij er een paar ferme stralen in, keek vervolgens hoopvol in het bakje, en ging dan gestaag weer verder. Na zo’n vijf minuten hield ze lichtelijk beschaamd het bakje onder mijn neus. Daarin dreef het schamele resultaat van onze arbeid: een minuscuul geel vlokje. Mijn oor voelde dichter dan ooit en behoorlijk nat bovendien. Nadat wij voor een stilzwijgend moment gezamenlijk het bakje in hadden gekeken, alsof dat vlokje nog zou kunnen gaan veranderen in een knappe prins, sprak de doktersassistente luidkeels in mijn linkeroor: ‘Ik ga de hulp inroepen van de arts in opleiding’. Het klonk tegelijk nederig en zakelijk, alsof zij in mijn oor de grenzen van haar kennis had ontdekt.
De arts in opleiding hoefde maar één blik door de otoscoop te werpen, om breed lachend tot de conclusie te komen dat zij het zo zou laten. ‘Dat blijft natuurlijk voorlopig wel dicht zitten, het zit immers vol water’, zei ze grinnikend. ‘Maar dat water is over een paar dagen opgedroogd. Dan kan je beoordelen of het iets opgeleverd heeft’. Ze bracht het alsof ze mij een exotische vakantie in het vooruitzicht stelde. Ik vroeg mij af of het breed lachen iets was wat op de artsenopleiding geoefend werd om vertrouwen uit te stralen. ‘Het enige wat er uitkwam is dit,’ stamelde de doktersassistente en ze hield het bakje omhoog om de boomlange arts in opleiding het vlokje te tonen. Ik vond niet dat de arts in opleiding er lang naar keek. ‘Je kan nog wel verder gaan,’ zei ze tegen de doktersassistente, ‘maar dan bestaat de kans dat je het trommelvlies aan gort spuit. Dan is die jongen nog verder van huis.’ Ik voelde mij klote voor de schone moslima. Het was negen uur ’s ochtends, dus ze had nog een hele dag voor zich.
Een week later zat het oor nog steeds potdicht. Ik begon er al een beetje gewend aan te raken. Ik viel niet meer constant om en begon daarom ook maar minder te drinken. Strategisch positioneerde ik mij ten opzichte van mijn gesprekspartners, zodat ik een en al oor kon zijn. Wat muziek betreft beperkte ik mij tot mono-opnames, om zo niet de helft te moeten missen. Het is wonderbaarlijk hoe snel de mens zich aan kan passen naar zijn situatie. Toch belde ik maar weer naar de huisartsenpraktijk voor een nieuwe afspraak. ‘Meneer van Royen,’ zei de stem aan de andere kant van de lijn, ‘het verhaal van uw oor gaat hier als een lopend vuurtje. Dokter van Velzen wil zich er dolgraag in vastbijten’. Ik kon de volgende dag al terecht.
Wordt vervolgd...