In het tekstje rechtsboven mijn stukken kunt u lezen dat ik in Bos & Lommer woon, met vrouw en kat. Dat zou eens aangepast moeten worden, want de desbetreffende poes is alweer enige tijd overleden. Na een periode katloos te zijn geweest - wat in mijn woordenboek synoniem aan kansloos staat - ben ik sinds twee dagen in het gelukkige bezit van twee kittens genaamd Loeder en Muis. Natuurlijk zou ik u nu kunnen vertellen hoe schattig deze beestjes wel niet zijn. Hoe ze snuffelend het huis verkennen, met elkaar stoeien en tegen mijn been opklimmen. Als u van poezen houdt – en daar gaan we voor het gemak maar even van uit – moet u ontroerd glimlachen terwijl u dat leest en misschien zegt u wel hardop ‘aaah, wat lief’. Maar ik wil iets schrijven over de actualiteit. Het zijn immers roerige tijden, weet u wel.
Ik probeer de krant te lezen, maar Muis springt er steeds bovenop. Natuurlijk zou dat meteen afgestraft moeten worden, maar in plaats daarvan aai ik haar rug en kietel haar kin. Nu gaat ze liggen en met mijn vinger spelen. Een PVV’er met een ingewikkelde naam heeft een brief van de AIVD gekregen, zo lees ik tussen haar pootjes door. Een medicijn blijkt dodelijk te zijn, staat boven haar koppie. Onder een zwiepende staart wordt een agent verdacht van kindermoord. En een crèche in Amsterdam-Zuid geeft yogales in de schaduw van een spinnend buikje. Genoeg onderwerpen om uit te kiezen voor een smeuïg betoog. Loeder springt op de andere pagina, want ook zij wil aandacht. Aaah, wat zijn ze lief.
Het ligt er dik bovenop, wat Loeder en Muis mij vertellen willen. Mijn stukje moet over hen gaan en over niets anders. Ik weet ook wel dat dat de meest voor de hand liggende oplossing zou zijn, want ben nu toch al de hele dag met ze bezig. Maar zo gauw geef ik mij niet gewonnen. Met pijn in m’n hart til ik ze op – elk in een hand, daar passen ze nou nog precies in – en zet ze op de gang. Keukendeur dicht, verse bak koffie, sigaretje erbij en typen maar. Het geluid van gekrabbel aan de deur viel te verwachten, maar ik ben sterker dan dat. Ik zet een lekker muziekje op en tik met mijn voet op de maat. Maar waar moet mijn column nou over gaan? Ik sla de krant nogmaals open, maar die zit helemaal onder de kattenharen. Wat zouden Muis en Loeder nu aan het doen zijn? Ik luister door Bob Dylan heen, die raaskalt over een boerderij waar hij slecht behandeld wordt, maar hoor geen gekrabbel meer. Wel een stapel boeken die omvalt. En daarna een asbak. Of is dat de urn van hun voorgangster? Het volgende dat ik naar beneden hoor komen is ontegenzeggelijk een vaas, daar kan ieder geval geen misverstand over bestaan. Ik moet snel ingrijpen, anders verwonden ze nog hun loopkussentjes.
Na een grondige schoonmaakbeurt (of eerder een ingenieus spel van boksende pootjes die stoffer en blik achtervolgen) begeef ik me uitgeput weer in mijn stoel. Het is al bijna avond en ik heb nog geen letter geschreven. Ik besluit mezelf een glas witte wijn in te schenken, misschien dat dat helpt. Maar zo gauw ik de koelkast opendoe komen twee dames op me afgestormd, om mijn schoenen op kopjes te trakteren. Ja, eigenlijk hebben ze gelijk ook. Het is alweer etenstijd. Ik trek een blik open en verdeel wat welriekende smurrie over de bakjes. Wat zijn het toch slimme dieren. Beschaafd ook, want sinds gisteren in miauwend overleg besloten werd dat het linkerbakje van Muis is en de rechter van Loeder, eten ze in gedeelde, haast obsessieve vrede. Kom, laat ik ze nog wat melk geven. En even controleren of ze inmiddels hun toilet ontdekt hebben. Ik roer met het schepje door de bak en tot mijn vreugde ontdek ik vier drolletjes. Had ik mezelf nou eigenlijk al wijn ingeschonken? Kijk, Muis klimt in de krabpaal. Wat een atleet! Nu zit ze bovenop de kast en kijkt verwaand naar Loeder, die met haar neusje een onbestaand spoor op het linoleum volgt en daarmee desinteresse voor haar zuster’s acrobatische prestatie veinst. Aaah, wat zijn ze fantastisch! En lief en schattig en zacht en intelligent en grappig. Opeens bedenk ik me dat ik nog iets moest doen. Maar wat ook alweer? O ja, foto’s van ze maken. Vijftig kiekjes later, waarvan er op welgeteld één niet bewogen wordt, hoor ik dat m’n maag begint te rammelen. En laat ik mezelf toch vooral niet vergeten. Ik gooi een kotelet in een sissende pan en meteen ben ik de populairste jongen van de klas.
Op Uitzending Gemist bekijk ik drie De Wereld Door’s en twee Pauw en Wittemannen en als ik ook daadwerkelijk had gekeken had ik inmiddels zeker tien mogelijke onderwerpen voor mijn column gehad. Maar op mijn linkerbeen ligt Loeder opgerold en op mijn rechterbeen bevindt zich een uitgestrekte Muis. Eigenlijk wil ik nooit meer opstaan. Maar als ik nu niet begin met schrijven word ik ontslagen bij Hardhoofd. En dan kan ik het natuurlijk voor de rest wel vergeten met mijn leven. Ik móet nu echt iets schrijven. En toch zeker niet over die twee, dat is me gewoon te makkelijk.