Op mijn zestiende verjaardag kreeg ik een poster cadeau van mijn beste vriendinnen. Op deze poster keek dezelfde vrouw me vierentwintig keer rechtstreeks aan, in verschillende kunststijlen. Die vrouw was Venus. Ik vond het een prachtig cadeau, maar ik voelde me ook betrapt. Het was alsof Venus iets over mij wist, iets wat iedereen allang wist behalve ikzelf. Iets wat ik nog niet wilde weten.
Venus fluisterde me in mijn oren: kijk naar me. Venus vertelde me over schoonheid, over liefde, over kunst. Ik zag alleen haar gezicht, maar Sandro Botticelli schilderde haar tijdens de renaissance discreet naakt, staande in contrapost. Vanuit een schelp rijst ze op over de zee, het water onder haar voeten beweegt nog. Ze zweeft een beetje. Aan de linkerkant blazen twee windgoden haar voort, rechts staat een vrouw klaar om haar met een kleed te bedekken. Venus is niet naked, maar een modest nude. Haar lange gouden haar bedekt haar venusstreek en haar rechterhand bedekt een gedeelte van haar borsten, bijna alsof ze in shock is.
Venus weet dat mensen haar begeren, ze mag alleen niet laten blijken dat ze zelf ook wil dat mensen naar haar verlangen. Maar iedereen is natuurlijk verliefd op Venus. Ik was niet de enige.
Venus achtervolgde me. Ik maakte haar de achtergrond op mijn laptop, tatoeëerde haar schelp op mijn arm, gaf een Geboorte van Venus verjaardagsfeestje. Toen ik haar een paar jaar later in het echt zag, in het Uffizi museum in Florence, voelde ik me ergens teleurgesteld. Ze keek me helemaal niet aan, ze keek langs me heen. Ze was onbereikbaar. Ik wist ineens niet meer of Botticelli’s Venus het ooit had gezegd, kijk naar me. Hier is ze dan, de vrouw. De ideale vrouw. Wat ziet Venus als ze in de spiegel kijkt?
Soms, wanneer je iemand niet kan hebben, probeer je haar te worden. (Wil ik haar zijn of mét haar zijn?) Wees de ideale vrouw: we zijn alleen even vergeten hoe. Misschien was dat wel wat Venus fluisterde: wees me. Verkleed je, draag een kostuum, een masker. Niet om jezelf te verbergen, maar juist om nadruk te geven, aan datgene wat voor iedereen toch al zichtbaar was. Soms ziet Venus een bang meisje. Soms ziet ze een jongvolwassen vrouw.
De Venus van mijn verjaardag was een kopie van een kopie van een kopie. Ze was niet alleen de Venus van Botticelli, maar ook die van Andy Warhol, die van Pablo Picasso, die van Vincent van Gogh. Wat voor symboliek zou daarin verscholen zitten? Ik wilde de Venus van mijzelf, de Venus die me deed realiseren dat ik simpelweg niet kon ademhalen omdat ik alleen naar de wimpers van het meisje naast me had gestaard. Ik wilde verliefd zijn zoals hoe het schilderij me liet voelen, vol bewondering. Eerst beschaamd, dan verward, daarna volledig in vuur en vlam. Venus gaf toestemming aan dat verlangen, liet me durven.
Ik weet ook waarom ik teleurgesteld was toen ik haar zag in Florence: voor verlangen is afstand nodig. Zodra je krijgt wat je wilt, vervaagt je verlangen. Verlangen is het gat tussen ‘ik hou van jou’ en ‘ik hou ook van jou’, schreef dichter en classicus Anne Carson in Eros, the bittersweet (1986). Verlangen is de afstand tussen de zon en de maan. Verlangen is het verschil tussen een meisje op haar zestiende verjaardag en een vrouw op haar drieëntwintigste. Al ons verlangen is bitterzoet, of eigenlijk, zoetbitter, als we het Oudgriekse ‘glukupikron’ letterlijk vertalen. Er hangt een appel in een boom, eentje net buiten ons bereik. We denken dat de appel heerlijk zal smaken, maar we zijn niet voorbereid op de bittere nasmaak. Niet slechts omdat ons verlangen eindigt, nee, omdat verlangen an sich zowel plezier en pijn met zich meebrengt. Verlangen is chaotisch, het is een paradox. Verlangen is eeuwige honger.
De ideale geliefde bestaat alleen in ons verlangen. Maar ons verlangen is van onszelf: ook al worden we erdoor overvallen, sluipt ze tot ons als een monster. Venus overrompelt nog, ze fluistert.
Lieke van den Belt (zij/haar, 2001) is geïnteresseerd in van alles, maar het meeste in (eco)feminisme, zelfexpressie en verbinding. Ze studeert antropologie en sociologie in Amsterdam.
Amber Pieren (2001) is een illustrator uit Amersfoort. Haar interesse in de huidige tijdgeest en ‘pop culture’ zorgen voor kleurrijke digitale beeldverhalen met een vleugje humor. De illustraties zijn opgebouwd door middel van een mix van lijnwerk, kleurvlakken en tekst. Het liefst een beetje bizar en het liefst met het gebruik van neon roze.