"Ofwel we noemen mij voortaan een tokkie, en ik zal de titel met trots dragen. Of we stoppen met het gebruik van het woord tokkie en laten het weer alleen een familienaam zijn." In deze gastcolumn geeft Anne Schepers een ijzersterk pleidooi tegen het negatieve gebruik van het woord 'tokkie'.
Eén van de belangrijkste lessen die ik geleerd heb, is van de Franse schrijver Édouard Louis. In 2018 gaf hij de Gidslezing in Paradiso. Wordt er geschreven over de onderklasse, zei hij, dan doen we dat op twee manieren. Ofwel we maken het romantisch: kijk ons daar allemaal in dat kleine huis onder het schrille lamplicht aan tafel zitten. We hadden heel weinig, maar wat hadden we het goed.
Ofwel we maken het grappig: denk aan de luid-pratende, ketting-rokende, met klatergoud behangen rimpelvrouw die, met kruimelige lippenstift die bijna op haar kin hangt, haar witte kefhondje schreeuwend tot stilte maant. We hebben nieuwe representatie van de onderklasse nodig in de literatuur, zei Louis: een manier die mensen bij hun nekvel grijpt en hen met de neus op de feiten drukt.
De volgende dag liep hij de redactieruimte in waar ik nog zat te werken, voor zijn interview bij VPRO Boeken. In die ruimte heb ik zonder zenuwen de handen geschud van Mark Rutte tot Francis Fukuyama. Maar Édouard Louis heb ik aangekeken en ik stond met mijn mond vol tanden. Uiteindelijk heb ik iets gemompeld en maakte ik een snoekduik richting mijn laptop, waar ik me de rest van de middag achter verscholen heb tot ik veilig vanachter de schermen mee kon kijken naar de studio-opname van zijn gesprek.
Is het niet opvallend dat we inclusiviteit heel belangrijk vinden, maar het tegelijkertijd blijkbaar nodig vinden een deel van de bevolking wegzetten als tokkie?
Dit is verder geen verhaal over Édouard Louis, maar eerder één over de vrouw met de lippenstift en het kefhondje. Rond dezelfde tijd als dat ik de hand van Édouard Louis schudde, begon ik namelijk mensen te vertellen dat ik een boek wilde schrijven over mijn familie. Een trots boek: niet een waarin ik mensen voor gek zette of vroeg om medelijden, maar een waarin ik mensen bij hun nekvel zou grijpen en ze met hun neus op de feiten zou drukken.
Bij deze uitweidingen over mijn boek hoorde dat ik mensen vertelde over mijn eigen afkomst uit de onderklasse. Daarnaast werd ik me van iets anders bewust, iets waar ik me na een tijdje stelselmatig begon te ergeren. Dat was het gebruik van het woord tokkie. In de linkse, hoogopgeleide Amsterdamse bubbel waarin ik me bevind, is inclusief taalgebruik een groot goed. Maar het woord tokkie komt nog veel voor:
Een luidruchtige buurman in Amsterdam-Noord: ‘echt zo’n sociale huur-tokkie.’
Een bezoek aan een braderie in Oost-Groningen: ‘in dit dorp wonen alleen maar tokkies, geen idee dat dat echt bestond.’
Een afwijkend, door wantrouwen gevoed politiek standpunt: ‘niemand vindt dat toch? Ja, alleen van die tokkies.’
Is het niet opvallend dat we inclusiviteit heel belangrijk vinden, maar het tegelijkertijd blijkbaar nodig vinden een deel van de bevolking wegzetten als tokkie? In How I Met Your Mother probeert Ted Mosby vrouwen te versieren in de trein naar New Jersey. Hij denkt dat het makkelijk zal zijn. De vrouwen dragen zware make-up en grote oorringen. Elke keer dat hij met iemand in gesprek gaat, eindigt het ermee dat de vrouw haar drankje in zijn gezicht gooit: ‘Ya think ya better than me?’
Het druipende gezicht van Ted Mosby doet me denken aan iets dat ik in het kunstonderwijs op mijn middelbare school leerde: dat er onderscheid bestaat tussen high culture en low culture. Waar de grens precies ligt, is me nooit duidelijk geworden, maar het is in elk geval zo dat The Kardashians en het AquaMundo zwemparadijs in Center Parks lage cultuur zijn, terwijl het Rijksmuseum en reisseries van de VPRO onder hoge cultuur worden geschaard. Ted Mosby is high culture en de vrouwen in de trein naar New Jersey low culture. Hoge cultuur nemen we serieus en lage cultuur is iets waar je mensen om kunt uitlachen.
Wie zich onder de liefhebbers van hoge cultuur schaart, vindt onbewust vaak ook dat dit lage cultuur uitsluit: áls je al naar The Kardashians kijkt, de achterklappagina van NU.nl leest of graag Ronnie Flex luistert, dan geef je dit slechts besmuikt toe en heet het een guilty pleasure.
Schuldig plezier. Maar waarom zou ik het een trots moeten uitdragen en me voor het ander moeten schamen?
Het woord tokkie is als zo’n zelfde ‘schuldig pleziertje’ in ons leven gekomen: door een reality tv-show over de familie Tokkie die verwikkeld was in een burenruzie. Onlangs verscheen een documentaire over de familie en hoe hun leven kapot is gegaan doordat de naam Tokkie het woord tokkie werd: volgens Wikipedia een ‘pejoratief voor een (meestal laagopgeleid) persoon met overheersend negatieve kwaliteiten en asociaal gedrag.’
Een pejoratief is een woord dat een negatieve bijsmaak heeft gekregen. Tokkie begon als een grap, maar groeide uit tot een manier om mensen uit een lagere sociaaleconomische klasse die zich boos uiten, weg te zetten. Dat gebeurde ook in de nationale politiek, toen Mark Rutte de mensen die Sylvana Simons bedreigden ‘tokkies’ noemde en hier vervolgens zijn excuses voor moest aanbieden. Ultiem cynisch: de man die eigenhandig zowel het racisme als de woede in de onderklasse heeft aangewakkerd door blind te zijn voor het onrecht dat hij veroorzaakte, verklaarde zichzelf wederom blind, ditmaal voor zijn eigen aandeel in het bestaan van het woord tokkie.
Leuk dat je je wilt kleden zoals je barbecueënde buurman Bert met het brulschort zich kleedde in de jaren ’80 en ’90, maar neem je hem serieus als je met hem in gesprek bent?
In hetzelfde licht kon ik rond 2011 niet lachen om de ‘Sjonnie en Anita’-feesten die in Amsterdam gehouden werden, en kan ik ook nu niet lachen om de mensen met rijke ouders die in Noord gaan wonen, hun haar in een mat laten knippen en vale trainingspakken dragen. Leuk dat je je wilt kleden zoals je barbecueënde buurman Bert met het brulschort zich kleedde in de jaren ’80 en ’90 (zie je hoe makkelijk het is om de onderklasse belachelijk te beschrijven?), maar neem je hem serieus als je met hem in gesprek bent?
Denk aan Ted Mosby die in de trein de vrouwen uit New Jersey belachelijk maakt: aan het einde van de avond lijkt hij nog steeds niet door te hebben dat hij inderdaad denkt dat hij veel beter is dan zij. In elk geintje zit een seintje: je kunt nu eenmaal lastig mensen belachelijk maken zonder dat ze daar boos om worden. Maar word je boos, dan ben je hoe dan ook een tokkie.
Het is niet makkelijk een probleem uit te spreken als je wordt uitgelachen. En het is niet makkelijk als degene met macht je probleem niet serieus neemt, omdat hij het zelf niet herkent. De machthebber wordt daarmee onderdeel, of zelfs focus van het probleem. Misschien kan het gebruik van het woord tokkie door mensen, die zich vaak amper bewust zijn van hun geld en macht, me daarom zo woest maken . Het is niet alleen denigrerend, het is ook lui, het is dom en het is gewelddadig – precies de eigenschappen die de onderklasse worden toegeschreven door de mensen die het woord gebruiken.
De meeste mensen die als tokkie weggezet worden, zullen zich overigens niet boos maken. Buurman Bert weet dondersgoed dat je geen respect hebt voor hem, en zal dat andersom ook niet voor jou hebben. Want wat geeft jou het recht om te denken dat je beter bent: je ‘hogere’ cultuur? We leven volgens de woorden van de Rotterdamse rapper U-Niq: ‘Ben ik nie goed genoeg? Ik weet genoeg.’
Ik heb daarom een voorstel: ofwel we noemen mij voortaan een tokkie, en ik zal de titel met trots dragen. Of we stoppen met het gebruik van het woord tokkie en laten het weer alleen een familienaam zijn. Want als ik eerlijk ben wil ik het woord tokkie, het pejoratief, gewoon nooit meer horen.

Anne Schepers (1993) is schrijver. Ze werkt momenteel aan haar tweede boek, Het recht te vergeten. Eerder was ze journalist voor De Correspondent, EenVandaag en Buitenhof en publiceerde ze meerdere korte verhalen. Haar debuutroman De daden, over opgroeien in een achterstandswijk, is in 2023 uitgekomen bij Lebowski Publishers.

Anne Stalinski is een illustrator en cartoonist die graag tekent over de onvolkomenheden van het dagelijks leven. Ze woont in het hoge Noorden en laat elke kamerplant doodgaan (niet bewust!!).