Als Stella Kummer ’s ochtends wakker wordt, bespreekt ze in bed haar dromen met haar vriend. Terwijl ze aan hem vertelt wat er die nacht in haar droomwereld is omgegaan, denkt ze na over dromen over de wereld. Begint het veranderen van de wereld niet eigenlijk gewoon in bed?
‘Wat heb jij gedroomd vannacht?’
Met deze vraag beginnen mijn vriend en ik vaak de dag. Nog slaperig probeer ik de beelden terug te halen en te beschrijven. Het heeft iets intiems, zo’n kijkje in het droomlandschap van een ander. Deze gesprekken hebben iets diep persoonlijks. Misschien komt het door de setting waarin het plaatsvindt: in bed, net wakker geworden, de geur van slaap, je geest die nog niet helemaal opgestart is. Het bed is niet alleen een plek waar slaap en dromen hangen, het is ook een plek waar je geconfronteerd wordt met je verlangen, met je gedachten, waar je nadenkt over de toekomst en droomt over een betere wereld.
Als we het hebben over de toekomst, over utopieën en wereldverandering, gaat het vaak over grote denkers en politieke systemen. Maar waar kunnen we utopisch denken vinden in kleinere kringen? Hebben de dromen en gesprekken die wij hebben terwijl we in bed liggen iets te maken met onze grote utopische dromen?
Dromen
In het kunstwerk The Sleepers (1979) nodigde beeldend kunstenaar en fotograaf Sophie Calle vrienden en vreemden uit om acht uur in haar bed te komen slapen. Ze fotografeerde hen terwijl ze sliepen en noteerde wat haar gasten zeiden. Calle toont in haar werk ons onvermogen om de ander te kennen. Slapend kan een geliefde bijna gelijk zijn aan een vreemdeling. De foto’s stralen zowel afstand als intimiteit uit. Het is een portret waarbij de geportretteerde afwezig lijkt, maar toch is er iets aanwezig.
Het werk van Calle doet me denken aan slaapfeestjes van vroeger. Vanaf het moment dat ik in bed lag, kreeg ik heimwee. Het getik van de klok, het kraken van het logeerbed en de lakens die roken naar een vreemd wasmiddel. Het was niet alleen het gevoel van onbekendheid bij mij, maar ook het idee dat ik de wereld van iemand anders binnentrad.
Dit gevoel deed me denken aan het gedicht Mimicry van Vrouwkje Tuinman:
's Nachts woon ik zelden waar mijn bed staat.
Het licht uit reis ik af langs straten vol
van kinderkamers. Mijn moeder wacht nog altijd
aan een doorgangsweg, mijn vader in de boerderij.
Mijn baas krijgt een bureau in het poppenhuis.
Later ontmoet ik minnaars in een hut onder de tafel.
Wij spelen tot het donker wordt, dan sta ik op
uit een slaapzak die naar anderen ruikt.
Het is niet zeker of de persoon in het gedicht in een diepe slaap afreist naar deze plekken, of ’s nachts in bed diep in gedachten herinneringen ophaalt en nieuwe verhalen creëert. Wat het gedicht mij vooral leert, is dat het verschil tussen deze twee toestanden miniem en onbelangrijk is. Dagdromen heet dagdromen met een reden. Dat Tuinman ‘wonen’ gebruikt in de eerste zin, laat zien dat dromen misschien tijdelijk zijn, maar niet tijdelijk voelen. In een droom lijkt en voelt alles echt. Met dagdromen proberen we deze echtheid ook te creëren. Als ik maar hard genoeg denk aan een andere wereld, wordt die misschien wel werkelijk.
Toen al had samen slapen iets kwetsbaars
Slaapfeestjes werden vooral iets leuks nadat op een gegeven moment mijn heimwee verdween. Het waren momenten waarop mijn vriendinnen en ik elkaar onze diepste geheimen vertelden en we doen, durf of de waarheid speelden. Toen al had samen slapen iets kwetsbaars. Die kwetsbaarheid is nog steeds voelbaar in mijn relaties en vriendschappen nu. Vanuit de kwetsbaarheid van samen slapen bouw je namelijk een vorm van vertrouwen op. Toen met spelletjes, nu door het delen van gevoelens en dromen.
Beeldend kunstenaar Tracey Emin toont in haar canonieke werk My Bed (1998) een andere kant van deze kwetsbaarheid. My Bed laat het bed zien waarin Emin vier dagen sliep. Op de grond liggen condooms, onderbroeken met bloedvlekken en drankflessen. De lakens zijn smoezelig en beslapen. Ook dit werk lijkt ondanks de afwezigheid van Emin doordrongen van haar. In het werk zitten verschillende lagen van intimiteit. De intimiteit die ze met zichzelf deelt, haar bed, haar droomwereld en haar lichaam. Daarnaast is er de intimiteit die zij met anderen deelt in haar bed. Door het bed tentoon te stellen, creëert Emin nog een extra laag: de intimiteit met de kijker. Het is alsof we naast Emin in bed liggen terwijl ze ons vertelt over haar verleden en (toekomstige) dromen.
Ook in het werk Everyone I Have Ever Slept With (1963-1995) weet Emin kwetsbaarheid, eerlijkheid en een soort nuchtere harde realiteit te combineren. In een kleine blauwe kampeertent, waar net twee mensen in zouden passen, zijn de namen van iedereen naast wie zij heeft geslapen genaaid. De tent is gevuld met de namen van vrienden, familieleden, exen en zelfs twee genummerde foetussen. Op de grond staat geschreven: ‘with myself, always myself, never forgetting’. Emin toont het verlangen naar de ander, naar intimiteit met de ander. Ook hier wordt de kijker uitgenodigd om deze intimiteit binnen te treden. Dat doet ze letterlijk: de tentdoeken zijn naar de zijkanten gespannen waardoor je als kijker de tent in wil stappen en zelf in slaap wil vallen naast al deze namen. Door de ander te betrekken in deze intimiteit voelt het net als bij My Bed alsof Emin jou kwetsbare informatie toevertrouwd. Het doet me denken aan de slaapfeestjes van vroeger, waar dromen en geheimen gedeeld werden.
Verlangen
In Orwell’s Nineteen Eighty-Four (1949) spelen lust en seksualiteit een grote rol in het verlangen van hoofdpersonage Winston naar een betere wereld. Winston leert Julia kennen en zijn verlangen naar haar lijkt de noodzaak naar een andere wereld op te roepen. Liefde en seks liggen dichterbij revolutionair dromen en utopisch denken dan we misschien verwachten. ‘Not merely the love of one person, but the animal instinct, the simple undifferentiated desire: that was the force that would tear the Party to pieces.’ (George Orwell (1949). Nineteen Eighty-Four. Secker & Warburg.) De Partij in Nineteen Eighty-Four probeert elk verlangen dat niet onder liefde voor de Partij valt, tegen te gaan. Verlangen is oncontroleerbaar. Dromen is oncontroleerbaar. En daarom is het gevaarlijk.
Verlangen is revolutionair in zijn essentie
In het boek Anti-Oedipus (1972) stellen filosoof Gilles Deleuze en psychoanalist Félix Guattari dat verlangen iets revolutionairs is. Verlangen, liefde en seksualiteit zijn onstabiel en ordeloos en hebben daarom het potentieel om te bevragen, te bekritiseren en te veranderen. Net zoals Winstons verlangen iets in hem wakker maakt dat hem doet realiseren dat de wereld waarin hij leeft één grote leugen is. Verlangen kan als vonk een politiek systeem in brand zetten. Deleuze en Guattari stellen: ‘Als verlangen onderdrukt wordt, dan komt dat doordat elk soort verlangen, hoe klein ook, in staat is om de gevestigde orde van een maatschappij te bevragen. (…) Het is explosief. (…) Verlangen is revolutionair in zijn essentie.’(Gilles Deleuze & Félix Guattari (1972). Anti-Oedipus: Capitalism and Schizophrenia. Les Editions de Minuit, Engelse vertaling: Viking Penguin, 1977. Vertaald uit het Engels door de auteur.)
In het bed is er een verbinding tussen klein en groot verlangen. Seksueel en politiek verlangen verstrengelen daar. Het bed is daarmee een unieke plek; enerzijds is het een plek waar privacy en intimiteit de bovenhand hebben, anderzijds is het onmogelijk om de buitenwereld weg te houden uit deze private sfeer en andersom. Die verhoudingen zijn natuurlijk niet voor iedereen hetzelfde, omdat niet elk verlangen politiek en cultureel gelijk is. Deleuze en Guattari laten bijvoorbeeld achterwege hoe queer verlangen op een andere manier in relatie staat tot revolutie. Verlangen naar iemand naar wie jij niet mag verlangen, of een lichaam hebben dat bestempeld wordt als niet begeerlijk, maken dat het bed en verlangen nog op een andere manier vervlochten zijn met verzet.
In de film Portrait de la jeune fille en feu (2019) van Célina Sciamma wordt het verhaal verteld van twee vrouwen die verliefd op elkaar worden. De eerste keer dat ze samen slapen, vraagt de ene vrouw aan de ander: ‘Voelt het bij iedereen die verliefd is, alsof ze iets nieuws uitvinden?’ Het verlangen naar de ander ligt dicht bij het verlangen naar een betere wereld. Het belangrijkste dat verlangen misschien wel doet is onze verbeelding openen. Het voelt inderdaad alsof we een nieuwe wereld uitvinden, alsof we een nieuwe wereld kunnen creëren.
Er zijn weinig plekken waar ik zoveel tijd doorbreng als in bed: piekerend, slapend, knuffelend, huilend, schrijvend in mijn dagboek, lezend in boeken van anderen, starend naar mijn plafond, dagdromend, nachtdromend. De dag begint en eindigt er. Het is een plek waar dromen bestaan in de intieme, maar ook revolutionaire zin. En vooral is het een plek waar die twee meer dan ergens anders met elkaar vervlochten zijn. Utopisch denken is niet altijd groots, het begint vaak bij een simpel klein verlangen.

Stella Kummer studeerde filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Momenteel studeert ze Fine Arts aan de KABK, waar ze zich bezighoudt met ecologie, tijd en taal. Daarnaast is ze redacteur bij tijdschrift Simulacrum en schrijft ze over kunst en filosofie.

Sophie Engels en Tengbeh Kamara zijn kunstenaar, fotograaf, en geliefden. Sinds het begin van hun relatie leggen zij elkaar en hun intiemste momenten vast. Sinds 2023 maken zij ook werk samen, wat te zien was in Volkskrant Magazine en bij galerie Nieuw Dakota.