Ondersteboven word ik wakker. Ik schrik. De kamer ligt langs mijn benen omhoog, het bed onder me als een rugsteun. De nacht heeft zich omgedraaid met mijn lichaam er nog in.
Ik wil rechtop gaan zitten.
Ik zit al rechtop.
Het duizelt me. Wat is er met mijn kamer gebeurd?
Volgens Emma is alles wat er gebeurt in je lichaam normaal. Emma kan heel lang in de Halve Duifhouding zitten. Volgens mijn psychiater is het heel normaal om medicijnen te nemen.
Desoriëntatie komt vaak voor de eerste vier nachten, stond op de bijsluiter.
Is dit al de vierde nacht?
Wat zou Emma doen op dit moment?
Hij had gezegd dat ik voor het slapen gaan de pillen moest nemen, dat ik daarna moest ontspannen. Dat het vanzelf moest gaan. Emma had verteld dat ze beter ontspant als ze voor het slapengaan de Gebroken Kaars doet met een kussen onder haar billen.
Rustig worden. Ademen. Ik moet blijven ademen. In en uit. Hoe kan iets wat meestal zo eenvoudig is zoveel moeite kosten?
Om me heen staan alle lampen nog aan, de ramen zijn donkere spiegels, het tocht. Er moeten uren voorbij zijn gegaan. Uit mijn laptop klinkt een HelloFresh-reclame. Daarna hoor ik een mannenstem ‘Yoganess advanced’ aankondigen, ik grinnik. Youtube suggereert dat ik gevorderd ben geworden. Ik krijg het koud.
Wat zou Emma doen op dit moment?
De eerste keer dat ik Emma opmerkte, zag ik vooral krullen. Haar matje lag achter het mijne en we stonden in de Gedraaide Driehoek, langs mijn oksel keek ik naar haar gebogen nek, haar ranke armen. Die donkerbruine krullen.
Ik bel Anton. Anton weet meestal iets te zeggen wat me geruststelt.
Ik wil gerustgesteld worden.
‘Herinneringen laten zich niet stoppen,’ zegt Anton als hij opneemt.
‘Ik herinner me niets,’ zeg ik.
Wanneer we in Neerwaartse Hond stonden kon ik Emma uitgebreid bekijken. Haar krullen bungelden dan. Ze verplaatste haar gewicht van haar handen naar haar tenen zo sierlijk, zo vanzelfsprekend. Ze had een eigen vorm van zwaartekracht.
‘Dat is het ‘m nou juist,’ zegt Anton rustig, zijn stem klinkt afgeknepen alsof er een weckfles omheen zit. Alsof zijn stem als een scheepje in een fles terecht is gekomen. Eerst heeft hij berekend of het casco door de flessenhals kan. Dan boort hij kleine gaatjes in zijn stem en zet er een speaker op met een snoer eraan. Vervolgens worden er volumeknoppen op de stem bevestigd, gekoppeld aan een afstandsbediening die Anton in zijn mond houdt. Met een doekje aan een oude fietsspaak wordt de binnenkant van de fles schoongemaakt, hij is goed zichtbaar. De speaker staat aan en geeft zijn stem een diepe klank met een zachte galm. Ik vergeet te luisteren naar wat hij eigenlijk zegt.
‘Wat weet je nog wel?’ vraagt Anton.
Naast mijn schouder vind ik mijn droomwoordenboek, het ligt halfopen. Anton is een goede vriend, ik mag hem altijd bellen als ik gedroomd heb over ravijnen. Het boek zegt dat een ravijn wijst op een verlies dat je nog niet erkend hebt. Het boek is opgedeeld in voorwerpen en locaties, zoals: meteoor, kaak, eieren, sloot, hemel en wimpers. De pagina’s zijn mat donkerblauw, er lijkt een vage stoflaag aan het papier te kleven waardoor het zacht aanvoelt. Ik veeg met mijn vingers over het woord ‘abdij’. Abdij staat voor hoop, die altijd om de hoek staat.
‘De nacht is een herinnering,’ zegt Anton. Ik hang op want ik twijfel of ik hem nog wel goed versta. Het klinkt niet alsof hij weet wat hij zegt. Ik had liever gehad dat hij had gezegd: ‘je bent in slaap gevallen tijdens de Gebroken Kaars’ of ‘je had nooit verliefd moeten worden’.
De verliefdheid heeft zich in me uitgerekt als een vroeg ontwaken. Ik had nooit aan yogalessen moeten beginnen.
Ik zwiep mijn benen naar rechts, mijn hiel schampt de muur. Het doet pijn maar ik doe alsof het er niet toe doet. Mijn bed kantelt zich en de kamer ziet er weer uit zoals ik het me herinner. Ik lig op mijn zij en kijk naar de vensterbank.
Wat zou Emma doen op dit moment?
Ik neem mijn pillen, ik steek kaarsen aan die kalmerend moeten flakkeren in de vensterbank. Ik veeg mezelf op als het daglicht door de gordijnen piept. De verliefdheid heeft zich in me uitgerekt als een vroeg ontwaken. Ik had nooit aan yogalessen moeten beginnen.
Emma zou niet in slaap gevallen zijn tijdens een yoga-oefening. Emma zou lekker doorgeademd hebben, adem in, trek je benen in, adem uit, rol op je zij, adem in, adem uit. Emma zou nooit midden in de nacht wakker worden met alle lampen nog aan, kijkend naar haar eigen tenen. Die prachtige tenen. Emma’s leven staat niet stil. Emma heeft dingen te doen dus Emma gaat tandenpoetsen na de Gebroken Kaars en dan naar bed en haar wekker gaat om half zeven en dan is ze meteen wakker. Emma heeft zachte dijbenen waar ik wel in zou willen verdwijnen.
Ik had voorzichtig gesmeekt, maar mijn stem was onversterkt toch heel luid. Emma stuurde me weg en zei ‘wie denk je wel dat je bent’, en dat ‘haar lichaam niet voor mensen als ik’ was.
Emma weet wie ze is. Dat maakt haar zo prachtig.
Emma is iemand die niet opgeeft. Ik mag niet opgeven.
Voorzichtig draai ik mijn lichaam weer negentig graden. Mijn benen volgen de muur verticaal omhoog, het bloed zakt meteen naar beneden. Handpalmen omhoog, lange nek, schouders laag. Ik voel mijn tenen tintelen, mijn kuiten, mijn dijen, mijn hele lichaam zindert.

Sanne van Balen komt uit Friesland en is beeldend kunstenaar en schrijver. Ze studeerde Nederlandse letterkunde aan de UvA en Beeld&taal aan de Gerrit Rietveld Academie. Eerder publiceerde ze o.a. bij de Internet Gids en in tijdschrift Simulacrum. Ze houdt veel van kaas en staat daarmee iedere zaterdag op de Noordermarkt.

Josje van Stekelenburg