Charlotte Duistermaat neemt je mee in de enigszins absurde culturele en historische impact van een snuitkeverplaag op een Amerikaans dorpje en de vergelijkbare migratiestromen van mens en dier.
De weg naar Enterprise, Alabama is stoffig en heet. Het asfalt heeft de hitte van de zon geabsorbeerd en straalt die nu van onder uit. Ik ken deze hitte van het industrieterrein, waar de zomers altijd minstens vijf graden warmer zijn. En ook qua sfeer zijn ze redelijk gelijk: grijs, treurig en bedekt onder een laag asfalt en steen. Het verschil is dat deze weg eindigt in een rotonde rondom een enorme fontein, die de toegang tot Enterprise toch iets van grandeur weet mee te geven. In de fontein staat een vrouw, marmerwit met gouden accenten, gekleed in een gewaad dat zo uit de hellenistische periode getrokken lijkt.
Ze staat op een sokkel, die zo hoog is dat ze boven de stoplichten naast haar uittorent. Ze staat er elke dag, terwijl de stoplichten rood, groen en oranje worden. Ze staat er ’s nachts in het donker en overdag in de hitte. Klassiek is ze niet te noemen. Ze is niet bijzonder knap of wulps, verleidt de kijker niet met haar blik. Haar kleding bezit niet de luchtige kwaliteit die de klassieken wel hebben en bedekt haar daarnaast volledig. Onkunde van de beeldhouwer, misschien.
Zelf ziet ze het liever als bescherming. Bescherming tegen de zon en de blikken van voorbijgangers. Ze mijdt hun ogen, kijkt naar de grond. Nee, ze is er niet om de voorbijganger te verleiden. Ze is sterk, dat kun je aan haar armen zien die ze boven haar hoofd optilt. Het zijn stevige armen, die zijn gewend te werken. Armen waar ze op vertrouwt, vroeger op het land en nu, elke dag, voor het omhooghouden van de bokaal. De bokaal is zwaar en ook van goud. Erbovenop zit een zwarte katoensnuitkever, die het formaat van haar hoofd heeft.
In de kerk wordt dagelijks gebeden voor de ondergang van de snuitkevers
In 1915 landden de snuitkevers in Enterprise, Alabama, een dorpje dat volledig teert op het verbouwen van katoen. Een jong meisje vindt een van de eerste exemplaren tussen de katoenbloesems en is verrukt. Ze bewaart de snuitkever in een luciferdoosje waar ze elke dag verse blaadjes en takjes bij stopt, en verstopt het onder haar bed. ’s Nachts, voor het slapengaan, tilt ze de snuitkever uit het doosje en laat hem over haar arm lopen. Het kietelt.
Het duurt een tijdje voor de rest van het dorp de komst van de snuitkevers doorheeft, en tegen die tijd is het al te laat. Ze zijn overal. De dorpelingen weten zichzelf en hun kinderen niet meer te voeden nu het geld van de katoenverbouwing niet meer binnenstroomt. Ze vallen in, je kunt hun ribben tellen.
Er wordt een crisisteam opgesteld. Ze schrijven rapporten, vergaderen met wetenschappers en bidden vooral tot God. De snuitkevers zijn een golf van Kwaad, een Bijbelse plaag. De akkers worden elke zondag met wijwater besprenkeld en gezegend. Extra priesters worden aangetrokken en in de kerk wordt dagelijks gebeden voor de ondergang van de snuitkevers. Als dat niet werkt, kijkt Enterprise, Alabama naar zichzelf: waarom worden ze eigenlijk gestraft? De dorpelingen vermoeden de duivel in elkaar en in hun naasten, duiveluitdrijvingen worden populairder dan ooit. Sommige boeren offeren stukjes van hun akkers op, in de hoop met dat verlies de boete te betalen die tot de plaag heeft geleid. Een groepje radicalen probeert de andere bewoners te overtuigen het jongstgeboren dorpskind te offeren. De rest van het dorp twijfelt.
Enterprise, Alabama geeft mee, de dorpelingen rollen om als de honden die ze trainen
Het meeste hiervan gaat langs het meisje met het geheim onder haar bed heen. Na drie maanden treft ze de snuitkever verstijfd aan in het luciferdoosje. Ze moet er zo erg om huilen, dat haar ouders het horen. Haar moeder is woest als ze ziet hoe haar dochter rouwt om een plaagdier afkomstig van de duivel zelf. Ze vertrekt met slaande deuren, terwijl ze iets roept over duiveluitdrijvingen en priesters. Haar vader blijft stil, hij is niet zo gelovig als zijn partner en is eigenlijk van mening dat het niet de schuld van de snuitkever is. Hij geeft zijn dochter een aai over haar bol en stelt voor het luciferdoosje met de snuitkever erin te begraven aan de rand van de akker. Hij neemt zijn gitaar mee en leert zijn dochter de tekst van de Mississippi Boweavil Blues, die ze samen voor de vers omgewoelde aarde zingen. Ze lacht om zijn gepruts met de gitaar, zijn valse uithalen en de tekst van het liedje. De blues bezingt een katoensnuitkever die langs de Mississippi door het land reist en gesprekken voert met de boeren die hij tegenkomt. Zijn familie reist hem achterna als hij voldoende eten heeft gevonden, dan noemen ze een plek tijdelijk thuis.
Haar vader zingt en zweet terwijl hij de juiste akkoorden probeert te vinden, en denkt ondertussen na over thuis. Hij is hier niet opgegroeid, maar is hier gekomen om een nieuw leven op te bouwen, op krediet van de belofte van een rooskleurige toekomst. Hij vond die op de akkers en in de maaltijden verschaft door de opbrengsten van het land. Thuis is de plek waar voldoende te eten is, en zodra hij dat bedenkt, is de oplossing hem helder.
Het is betrekkelijk simpel. Enterprise, Alabama geeft mee, de dorpelingen rollen om als de honden die ze trainen, laten zich door de windvlagen naar de grond duwen. Het dorp ziet de snuitkevers nog steeds als boodschap van God. De boodschap is simpelweg minder duister dan eerst werd gedacht. Er hoeven geen dorpelingen geofferd te worden of erfzonden beboet. Nee, de boodschap is: stop met het verbouwen van katoen. Diezelfde zomer wordt het eerste veld met pindaplanten beplant.
De katoensnuitkevers eten de overgebleven katoenplanten op en wachten op de beplanting van nieuwe, maar die blijft uit. Ze vallen in nu hun voedselvoorraad opdroogt, vallen vooral dood neer en vergaan spontaan tot stof. Voor de larven is er geen eten meer, ze bereiken de verpopping niet eens. Degene die nog kracht hebben, vertrekken. Het schijnt dat er in Mississippi nog katoenvelden staan.
De man draagt, net als veel andere aanwezigen, een shirt waar ‘Fear no Weevil’ op staat
Een eeuw later openbaart dezelfde vijand zich in de postzegelrandjes die aan de bladeren van mijn planten verschijnen. Ik kijk naar de beelden in Enterprise, Alabama. Het snuitkevermonument, en de andere beelden. Het dorp is rijk geworden van de pindateelt en is inmiddels verpopt tot een stad. Waar het monument een grandeur uit de oudheid probeerde aan te halen, representeren de andere beelden het heden. Grote, cartooneske snuitkevers staan door de stad verspreid. Ze hebben verschillende outfits aan, afhankelijk van hun standplaats: die bij het tankstation draagt een blauwe overall, die bij het politiebureau een pet en zonnebril en die voor het Amerikaans-Italiaanse restaurant een koksmuts. Ook de McDonalds heeft er een: 'Ronald McWeevil' exclameert de man die de witgeschminkte snuitkever in clownkostuum voor de juichende stedelingen onthult ('ba-da-ba-ba-ba', zingen ze). De man draagt, net als veel andere aanwezigen, een shirt waar ‘Fear no Weevil’ op staat. Ronald McWeevil is onderdeel van Weevil Way, een toeristische route langs alle snuitkeverbeelden in de stad. De route eindigt bij de vrouw in de fontein, het eerste beeld. Toeristen maken foto’s met haar, auto’s wachten voor het stoplicht en langzaam gaat de zon onder terwijl ze de zware bokaal omhooghoudt. Ze denkt aan een luciferdoosje onder haar bed, haar vaders gitaarspel aan de rand van de akker en vraagt zich af of de snuitkevers ooit een nieuw huis hebben gevonden.
Dit artikel is onderdeel van de Beestjesweken. Van 16 tot 29 maart zullen alle artikelen die we publiceren gaan over kleine kruipers, slijmerige sluipers en gladde glibberaars.

Charlotte Duistermaat studeerde af van de onderzoeksmaster Nederlandse literatuur en cultuur met een onderzoek naar de combinatie van activisme en literatuur. Daarnaast is ze enthousiast over uiteenlopende dingen: variërend van boeken, schrijven en tekenen, tot kringloopwinkels, straatstickers en de zee. Zelf schrijft ze het liefst over gekke beesten en de menselijke verhouding tot hen.

Rein Klomp is een illustrator en autonoom kunstenaar uit Utrecht. Zijn werk ontstaat altijd vanuit snel, los lijnwerk; schetsen zijn er nagenoeg niet. Het toegepaste werk bestaat uit een eclectische mix van vervreemding en speels ongemak. Hierdoor krijgt het eindwerk een organische flow. Zijn autonome werk richt zich meer op abstracte figuratie. Met een herkenbaar beeldelement als ingang, om het vervolgens voor de kijker open te laten voor vrije interpretatie. De maker plaatst zijn recente werken voornamelijk op sociale media (instagram).