Asset 14

Eiland zonder eilandjes

Eiland zonder eilandjes

Als vervangend psychiater op Bonaire is Bram de Ridder onder de indruk van het eiland. De mentale gezondheidszorg daar voelt persoonlijker en vaak soepeler dan in Europees Nederland, en 's avonds drinkt hij cocktails in de warme passaatwind. Maar heeft hij als witte man met bijbehorende privileges wel recht op zo'n fijn baantje op Bonaire? Doet het het eiland wel goed als hij daar komt, als Europese Nederlander? In dit essay onderzoekt hij zijn verhouding als witte zorgprofessional tot de mensen van Bonaire.

Zestien jaar geleden – ik was tweeëntwintig – studeerde ik sociologie. Ik liep door het steegje dat toegang gaf tot het universiteitsgebouw, naast mij liep de docent bij wie ik een werkgroep volgde. We praatten, ik weet niet meer waarover. Eenmaal binnen in de bedompte zolderkamer waar de werkgroep gegeven werd, legde hij tot mijn verbazing mijn paspoort voor me neer op tafel. ‘Het voorvakje van je rugzak stond open, je bent zeker in een veilige omgeving opgegroeid.’

De docent gaf les over kansenongelijkheid en segregatie. Over het belang van waar en hoe je opgroeit voor je verdere levensloop. Voor het vertrouwen dat je hebt, en voor het vertrouwen dat je krijgt. Het was voor het eerst dat ik een meer doorvoeld idee bij het begrip ‘privilege’ kreeg. Ik had niet alleen een Europees paspoort, maar ook de nonchalance om er op deze manier mee om te gaan.

Terwijl ik dit schrijf woon ik op Bonaire, een eiland dat onderdeel is van het land van mijn paspoort. Ik werk hier met enige regelmaat als psychiater, ter vervanging van de vaste psychiater van het eiland tijdens diens verlof. Op het eiland werken twee vaste psychiaters die moeten worden vervangen wanneer ze van het eiland zijn. Sinds ik hier in allereerste instantie via een stage tijdens mijn opleiding in 2019 terecht ben gekomen, ben ik onderdeel van het groepje psychiaters dat ervoor zorgdraagt dat er altijd één psychiater (en bij voorkeur twee) op het eiland aanwezig is.

Toen ik hier voor het eerst kwam, werd ik getroffen door hoeveel menselijker de psychiatrische zorg hier lijkt te functioneren dan in Europees Nederland. Er wordt geleefd en gewerkt met de wetenschap dat ze – we – het op het eiland uiteindelijk met elkaar moeten zien te rooien. Dat we elkaar de volgende dag op straat weer zullen tegenkomen. Dat we elkaars context zijn. Dat besef zorgt voor een vanzelfsprekende betrokkenheid, voor korte lijnen in de hulpverlening en een pragmatische inslag die een verademing is in vergelijking met wat ik uit Europees Nederland ken.

Een voorbeeld: ik krijg een jonge vrouw onder behandeling met een ernstig alcoholprobleem en agressief en roekeloos gedrag. Vermoedelijk is ze gebaat bij een zogenaamde ‘klinische detox’, een opname waarbij ze onder begeleiding stopt met drinken. In Europees Nederland had ik haar moeten aanmelden bij de verslavingszorg en zou eerst moeten blijken of men het daar met mijn indicatiestelling eens is. Zo ja, dan wordt ze op een wachtlijst gezet, en is het nog maar de vraag of ze na weken, of langer, nog steeds behandeld wil worden.

Hier op het eiland kunnen we gebruikmaken van het momentum. De vrouw voelt zich ellendig en wil nu hulp, maar wil er in eerste instantie niemand bij betrekken. Een verpleegkundige uit het behandelteam blijkt de familie te kennen, iets wat vaker wel dan niet voorkomt. Ze noemt de naam van een oom die we kunnen vragen voor ondersteuning. Schoorvoetend stemt de vrouw hiermee in. We bellen het ziekenhuis, er is een bed vrij, we stappen in de auto, halen de vrouw thuis op en brengen haar erheen. We blijven zelf de behandelaars gedurende de opname, en kunnen onmiddellijk met terugvalpreventie starten en de nazorg vormgeven. De oom brengt kleding en blijkt een belangrijke steun tijdens de behandeling.

Het is anekdotisch bewijsmateriaal, maar ik heb geen arme witte mensen op Bonaire gezien

Ik ervaar het hier dagelijks: dat wat je de kracht van een kleine gemeenschap kunt noemen. Informele en formele contacten lopen door elkaar heen. Dat is kwetsbaar, zeker in de psychiatrie, maar het normaliseert ook: we hebben allemaal weleens – om niet te zeggen: steeds – hulp nodig. Dat gegeven is zichtbaarder op een eiland, waar bovendien veel van het leven zich buiten afspeelt. Toen ik laatst naar huis reed, zag ik de familie lopen waarmee ik vorig jaar een keer ‘s nacht op de spoedeisende hulp had gesproken in verband met suïcidaliteit van een van de familieleden. Ze zwaaiden, ik toeterde.

Het eiland doet ook wat met mijn verantwoordelijkheidsgevoel, dat wordt breder en oprechter. Minder gericht op een afgebakende taak, op iets waarop ik kan worden afgerekend, en meer gericht op nadenken, meevoelen en kijken wat gedaan kan worden. Ik kan menselijker zijn in mijn werk. Ik zie ook hoe collega’s hulpvaardig en pragmatisch zijn. Dat wil niet zeggen dat hier nooit sprake is van gebrekkige zorg, het is alleen zelden het gevolg van knellende regelgeving of afspraken, of van concurrentie. Hierdoor ontstaat ruimte om werkelijk verantwoordelijkheid te nemen.

Ik werk en leef hier graag, maar het schuurt ook. Mijn huis ligt in een gated community met allemaal recent gebouwde, comfortabele woningen. Ik schrijf dit, zittend op mijn lommerrijke terras, waar de passaatwind gul de warmte langs me heen waait.

Om de hoek, aan de hoofdweg naar Kralendijk, staan grote borden waarop te lezen is hoe Bonairianen door witte overheersers worden verdreven. Het is het werk van Nos ke Boneiru bèk (Wij willen Bonaire terug), een beweging opgericht door activist James Finies. Volgens hem is het kolonialisme nog springlevend en zullen Europese Nederlanders een steeds groter deel van het eiland innemen ten koste van de oorspronkelijke inwoners, die uiteindelijk volledig zullen verdwijnen.

Wanneer ik me in hem verplaats, zie ik hetzelfde: er zijn steeds meer Europees-Nederlandse inwoners, de economische segregatie is groot en loopt deels langs etnische lijnen. Het is anekdotisch bewijsmateriaal, maar ik heb geen arme witte mensen op Bonaire gezien. De arme mensen die ik in de afgelopen jaren heb ontmoet, en dat zijn er best veel, zijn zwart. Sommige van hun huizen zijn afgebrokkelde muren met een provisorisch dak, het toilet is de grond rond het huis, het bed de vloer.

Ondertussen hang ik in een stoel op mijn terras, het is zaterdag en het is heet. Op mijn telefoon bekijk ik een commissiedebat in de Tweede Kamer over de geestelijke gezondheidszorg in Europees Nederland. Het gaat over de toegenomen vraag en over het zorgsysteem dat die niet aankan. Met name voor ‘complexere’ zorg zijn er lange wachtlijsten.

In Europees Nederland is het vaak moeilijk om contact te krijgen. Überhaupt, er is veel eenzaamheid, maar specifiek het contact met hulpverleners, met diensten: de onmogelijkheid om iemand te treffen die iets voor je kan betekenen. Het contact waarbij de afhankelijkheid van de ander mag bestaan, of sterker: ons bestaan mag definiëren. Het is dat besef van fundamentele afhankelijkheid dat ik – op het gevaar af dat ik projecteer, idealiseer, exotiseer – hier op Bonaire wél ervaar en zelfs dagelijks denk te zien in de welwillende blik waarmee nagenoeg iedereen op straat hier elkaar groet. Bon dia, bon tardi, bon nochi.

Maar hoe zeg je netjes: ik vind je arrogant en je hebt geen enkele kennis van zaken hier?

De geestelijke gezondheidszorg op Bonaire is in ontwikkeling en wordt in toenemende mate op Europees-Nederlandse leest geschoeid. Ik doe daaraan mee, ondanks mijn aarzelingen. Ik ben soms bang dat wat ik als de kracht van het eiland ervaar verloren gaat. Dat gemeenschapszin en lotsverbondenheid verdwijnen en dat verdere professionalisering van de geestelijke gezondheidszorg daaraan bijdraagt.

Hoe mensen met elkaar samenleven is terug te zien in zowel de aard van psychische klachten als hoe de maatschappij ermee omgaat. In de negentiende eeuw gaven artsen slaafgemaakten die vluchtgedrag vertoonden de diagnose ‘drapetomanie’ (naar het Griekse woord voor wegloper). Dit voorbeeld is extreem, ook in zijn duidelijkheid. Een te verdedigen handeling werd gepathologiseerd om een niet te verdedigen praktijk te blijven rechtvaardigen. Veel hedendaagse stoornissen zijn meerduidiger in hoe ze zijn ontstaan, hoe ze zich ontwikkelen en hoe ermee wordt omgegaan, maar fundamenteel blijft dat stoornissen en behandelingen altijd óók een reflectie zijn van de dominante of gewenste normen in een samenleving. In het beste geval helpt behandeling mensen om in hun huidige samenleving te functioneren, en soms lukt dit wonderwel. Maar de vraag of (een onderdeel van) de huidige samenleving zélf wel zo goed functioneert, wordt in de psychiatrie niet gesteld.

Ook de samenleving van Bonaire individualiseert. De op het individu gerichte westerse psychologie en psychiatrie passen daarbij, én kunnen dat versterken. Het is lastig te beoordelen vanaf welk punt dat ten koste gaat van een gezamenlijk ervaren verantwoordelijkheid voor ieders welzijn.

Ik zie op het eiland zeker ook verbeteringen: er is nu psychologische aandacht voor problemen van mensen die vijf jaar geleden niet of nauwelijks bij de geestelijke gezondheidszorg in beeld kwamen. Slachtoffers van huiselijk geweld, bijvoorbeeld, kunnen nu groeps- en traumatherapie krijgen, gegeven door gespecialiseerde psychologen afkomstig uit het Caribisch gebied.

Maar er blijft veel wringen. Terwijl ik dit stuk schrijf, krijg ik een appje. Van een collega, geboren en getogen op de Cariben. Ze is op een bijeenkomst over de organisatie van de gezondheidszorg. Ze stuurt: ‘Ik kook van woede, ik wil steeds reageren. Maar hoe zeg je netjes: ik vind je arrogant en je hebt geen enkele kennis van zaken hier?’ Ze ergert zich aan sprekers die vanuit Nederland zijn ingevlogen om te vertellen op welke manier zorg op de eilanden beter kan functioneren. We komen op de term ‘KLM-splaining’.

Ik denk weer aan de schreeuwende borden van James Finies. In zijn strijd tegen witte overheersing gaat het niet alleen over de groeiende hoeveelheid toeristen die elke week per cruiseschip en vliegtuig het eiland aandoen; het gaat hem vooral over de organisatie van het eiland. Of het nu om zorg, onderwijs, overheid, of politie gaat: in belangrijke mate worden ze naar Europees-Nederlands voorbeeld georganiseerd.

En ik ben beducht om in Europees Nederland andermaal te ervaren hoezeer het vermogen om er voor elkaar te zijn onder druk staat

Daarvoor vliegen talloze professionals, vaak onder gunstige arbeidsvoorwaarden, van Europees Nederland naar het eiland, om daar een paar maanden of een paar jaar te werken. Witte mensen die betaald worden om op een tropisch eiland 7.800 kilometer verderop de dienst uit te maken, veelal in het Nederlands. Ik wil niet per se twijfelen aan hun – aan mijn eigen – intenties: Bonaire is een eiland waarop alle voorzieningen aanwezig moeten zijn, terwijl het niet de hoeveelheid inwoners heeft van waaruit je al die voorzieningen kunt bemensen. En Nederland heeft als voormalig kolonisator – en bovenal als land waar Bonaire onderdeel van is – de verantwoordelijkheid actief bij te dragen aan de kwaliteit van onderwijs, zorg, veiligheid en democratie.

Maar als je kijkt naar het nog altijd afwezige sociaal minimum, naar de mensen die daar de dupe van zijn, als je kijkt naar wie de gevangenis voornamelijk bevolkt, dan is de vraag gerechtvaardigd voor wie nu eigenlijk het best gezorgd wordt. James Finies weet het antwoord. ’s Avonds drinken witte Nederlanders cocktails bij een wederom weergaloze zonsondergang. Ik ook.

Hoe werkt de geschiedenis precies door in het heden, en voor wie? En hoe resoneert dit alles in hoe het heden wordt beleefd, hoe ik word gezien – en hoe ik zelf kijk? Hoe ziet goede psychiatrische en psychologische hulpverlening eruit op dit eiland en wie bepaalt dat? Ik probeer me steeds als gast op te stellen, dienstbaar en open. Ik leer ook steeds meer en mag vooralsnog terugkomen. Maar blijf ik niet ook misplaatst hier?

Deze vragen spoken, niet voor het eerst, door mijn hoofd wanneer ik me klaarmaak om weer terug te gaan naar Nederland.

Ik zie er best tegenop, ga het eiland missen: de mensen, de onontkoombaarheid van het veelvuldige contact. En ik ben beducht om in Europees Nederland andermaal te ervaren hoezeer het vermogen om er voor elkaar te zijn onder druk staat. Of het nu gaat om collega’s onderling of om patiëntenzorg. De opgeknipte verantwoordelijkheden, de wachttijden, de regels, de onmogelijkheid om je als behandelaar en als patiënt te onttrekken aan de logica van marktwerking: het stuurt de manier waarop we met elkaar omgaan, met elkaar concurreren, hoe we elkaar zien, en wie we uit het oog verliezen.

Ik schreef het al: de vraag of de huidige samenleving zelf wel zo goed functioneert, wordt in de psychiatrie niet gesteld. Tussen 2009 en 2021 is het vóórkomen van psychische aandoeningen in de algemene bevolking in Europees Nederland met drieënvijftig procent gestegen. Ik acht het niet uitgesloten dat zowel in het toegenomen psychisch lijden zelf als in de gekozen oplossingsrichting (de behandeling van een individu) deels de uitholling van ons sociale weefsel is terug te zien. Ook op Bonaire stijgt het percentage mensen dat gebruikmaakt van de geestelijke gezondheidszorg en dreigen vergelijkbare problemen te ontstaan als in Europees-Nederland.

In Amersfoort vond een congres plaats waar een Bonairiaanse collega een presentatie hield over het werken op Bonaire. Haar titel luidde: Een eiland zonder eilandjes. Het is er in de geestelijke gezondheidszorg gelukkig nog altijd waar: mensen weten elkaar gemakkelijk te vinden en te helpen.

Een eiland is overzichtelijker dan een land en het op elkaar aangewezen zijn is er gemakkelijker voelbaar, maar ik denk dat Europees Nederland hier wat kan leren. Op het gebied van schaal en van mensgerichtheid. Ik hoop dat ze – we – die bereidheid hebben. Te luisteren naar een stukje KLM-splaining de andere kant op. Misschien komen we dan ook te weten waarom we elkaar in Europees Nederland op straat maar zo zelden groeten. Met welwillend oogcontact. Bon dia, bon tardi, bon nochi. Of desnoods: ‘hoi’. Ik verlang daarnaar. Als blijk van afhankelijkheid, als blijk van verzet tegen de illusie van zelfredzaamheid.

Mail

Bram de Ridder is schrijver, psychiater en socioloog. Zijn opiniestukken en korte verhalen verschenen onder andere in de Volkskrant, NRC, Tirade en De Optimist. Hij debuteerde in 2018 met zijn verhalenbundel Andere kamers waarmee hij de longlist van de ANV Debutantenprijs behaalde en in 2024 verscheen zijn roman Een aangenaam zwaar hoofd.

Elianne Koolstra Elianne Koolstra (1994) is illustrator en ontwerper. Ze ontwerpt en produceert boeken voor verschillende uitgeverijen, en maakt beelden door te spelen met en soms juist weg te laten van vormen. Favoriete onderwerpen: bomen, bergen, gebouwen, vertes en soms een vleugje troosteloosheid.

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
test
het laatste
Mooi vanbuiten en vanbinnen: pleidooi voor dagdagelijkse entomologie 2

Mooi vanbuiten en vanbinnen: pleidooi voor dagdagelijkse entomologie

Insecten hebben een slecht imago. We houden ze het liefst ver uit de buurt, maar dat is onterecht, vindt Jitte. Met dit artikel bewijst hij je graag van het tegendeel en vertelt hij hoe sluipwespen lieveheersbeestjes inschakelen als lijfwacht voor haar larven, over de indrukwekkende hersenen van de Darwinwesp, en hoe je een mierenkolonie opzet met één koningin. Lees meer

Composthoop

Een symfonie van het kleine leven

Jesse Van den Eynden neemt je mee in de symfonie van het kleine leven dat zich afspeelt in de duisternis van de composthoop. In dit liefdevolle essay beschrijft hij hoe zijn leven steeds meer overgenomen wordt door de rottende en levende massa in zijn tuin, en hoe het slurpen, klikken en kraken van de aarde en haar bewoners een meditatieve ervaring worden. Lees meer

Huizen, omhulsels

Huizen, omhulsels

Anne Schepers had nooit gedacht dat ze een huis kon kopen. Tijdens de verbouwing denkt ze na over huizen als politiek middel, hoe het is om als sociale klimmer ruimte in te nemen en waarom dromen over een fantasiehuis een privilege is. Lees meer

:Consent als verzet: brieven over consent in een koloniale wereld

Consent als verzet: brieven over consent in een koloniale wereld

Consent is complex in een wereld gevormd door koloniaal geweld. Yousra Benfquih vraagt zich in haar eerste brief aan Alara Adilow af hoe consent een instrument kan worden van verzet. Lees meer

Iemand die in je gelooft

Iemand die in je gelooft

Jam van der Aa ontdekte pas laat dat ze autisme heeft. Toen ze jong was herkende jeugdzorg bovendien niet de rol van autisme in de onveilige situatie bij haar thuis. Ze was gedreven en nieuwsgierig, maar lange tijd op zichzelf aangewezen. Dit essay is een pleidooi voor betere jeugdzorg en gaat over veerkracht en jezelf leren begrijpen en vertrouwen. Lees meer

Automatische concepten 87

Van mijn spreekkamer tot aan Afghanistan

In haar behandelkamer zit Jihane Chaara als forensisch psycholoog niet alleen tegenover slachtoffers, maar ook tegenover daders van dwingende controle, een vorm van huiselijk geweld. Wat is het verband tussen deze psychologische, onderdrukkende machtstructuur van een individidu als meneer X in haar spreekkamer, en het regime van de Taliban in Afghanistan? Een essay over de verbinding tussen daderschap, ontkenning, grotere structuren van vrouwenonderdrukking en verzet. Lees meer

Einde Schooldag

Einde Schooldag

Leerlingen zijn als tijdelijke passanten van wie je een hoop weet, maar nooit hoe het met ze af zal lopen. 'Ze zijn open eindes', zo schrijft Engels docente Charlotte Knoors in dit persoonlijke essay over de raadselachtige verhouding tussen docent en student. Lees meer

Zo rood als een kreeft

Zo rood als een kreeft

Wanneer twee Spaanse vrienden Ferenz Jacobs uitnodigen voor een protestmars tegen toerisme in Barcelona, voelt hij zich voor het eerst weer een 'outsider'. In dit essay richt hij zich op de gevolgen van massatoerisme op de permanente bewoners. Is er een ander soort toerisme mogelijk, buiten de logica van onderdanigheid, kolonialisme en uitbuiting om? Lees meer

Auto Draft 4

Tijd buiten de uren om

Micha Zaat sliep binnen een jaar in bijna 60 verschillende hotelkamers. In dit essay licht hij het fenomeen van de hotelkamer als liminaal object toe, en legt uit wat zo'n kortdurend verblijf voor gasten én kamers betekent en waarom het onmogelijk is om ouder te worden in een hotelkamer. 'In het bed waar ik gisteren droomde over sterven in een auto-ongeluk ligt nu iemand te masturberen.' Lees meer

Auto Draft 2

'Kunnen we vrienden zijn?': over een noodzakelijk veranderende mens-natuur relatie

Wanneer Jop Koopman afreist naar Lombok om de Indonesische visie op mens-natuurrelatie beter te begrijpen, gaat hij op pad met een lokale mysticus. In dit essay onderzoekt hij hoe we de verhouding mens-natuur opnieuw kunnen vormgeven; wat de agency is van onze omgeving, en waarom we vrienden moeten worden met alles rondom ons. Lees meer

Stil protest

Stil protest

Nadeche Remst laat zien hoe slaap, verdriet en dissociatie meer zijn dan persoonlijke reacties: ze worden een vorm van stil verzet tegen een wereld die kwetsbaarheid buitensluit. Lees meer

Hoe lang blijf je een vluchteling?

Hoe lang blijf je een vluchteling?

'Wat' ben je als je ergens niet thuishoort, maar ook niet terug kan naar je geboorteland? Ivana Kalaš onderzoekt het label 'vluchteling'. Lees meer

Een cactus in een zompig moeras

Een cactus in een zompig moeras

Een cactus kan toch niet groeien in een zompig moeras? In dit essay schetst Jam een realistisch beeld van de autistische ervaring in een kapitalistisch systeem dat productiviteit als het hoogste goed beschouwt. Lees meer

Lieve buren

Lieve buren

Ze hebben dezelfde brievenbus en dezelfde supermarkt, maar Nienke Blanc vraagt zich in deze nooit verzonden brief af of dat het enige is dat ze met haar buren deelt. Lees meer

Best Friend (For The Forseeable Future)

Best Friend (For The Forseeable Future)

Lotte Krakers’ vriendschap met Karlien eindigde mét blauwe vinkjes, maar zonder antwoorden. Het laat Lotte reflecteren op het afdwingen van gelijkenissen in een vriendschap, en het plaatsen van vrienden op voetstukken: ‘Karlien hield me een spiegel voor, waarin ik vooral zag wat ik niet was.’ Lees meer

Je hebt mij getekend voor het leven

Je hebt mij getekend voor het leven

Hoe sluit je een hoofdstuk af? Jop Koopman schreef een brief aan zijn oude baas, in wiens tulpenbedrijf hij als invalkracht een bedrijfsongeval meemaakte. Lees meer

De dooddoener van het kwaad

De dooddoener van het kwaad

Bas Keemink bespreekt de film 'The Zone of Interest', waarin Jonathan Glazer 'Big Brother' naar de Holocaust brengt. Lovende kritieken schrijven dat hij Hannah Arendts theorie, de banaliteit van het kwaad, goed in beeld brengt, maar is dat wel zo? Lees meer

Exteriors, Annie Ernaux and Photography

Exteriors, Annie Ernaux and Photography

Jorne Vriens bezocht een tentoonstelling in Parijs en dit leidde tot een prachtige uiteenzetting over tekst, smartphones, connectie en fotografie. Lees meer

De eerste leugen

De eerste leugen

De eerste keer dat Job van Ballegoijen de Jong loog, was het bijna onschuldig. Een leugentje om bestwil, dacht hij toen, om zijn moeder gerust te stellen. Maar die eerste leugen groeide uit tot een web waarin hij langzaam verstrikte. In zijn debuut 'Morgen vertel ik alles' vertelt hij waarom iedereen een tweede (of derde) kans verdient. Lees meer

Leven in laagjes

Leven in laagjes

In dit essay geeft Dani Bouwman een intieme reflectie op identiteit, familie en het verlangen naar een plek waar hij volledig zichzelf kan zijn. Lees meer

Lees Hard//hoofd op papier!

Hard//hoofd verschijnt vanaf nu twee keer per jaar op papier! Dankzij de hulp van onze lezers kunnen we nog vaker een podium bieden aan aanstormend talent. Schrijf je nu in voor slechts €2,50 per maand en ontvang in september je eerste papieren tijdschrift. Veel leesplezier!

Word trouwe lezer