Vorige week las je al de eerste twee brieven uit de briefwisseling tussen Jochum en Ettie. Ettie's derde brief aan Jochum ontroerde hem. Hij besloot een brief terug te sturen over excuses, ouders en wat het betekent om zowel een cis-man én queer te zijn.
Hoi Ettie,
Eén kleine opmerking raakte me meer dan je misschien verwacht. Je schrijft dat je ouders naar jouw idee queer zijn hoewel ze cisgender zijn en je moeder biseksueel is. Dat jij zo liefdevol naar je ouders kan kijken ontroert me.
Natuurlijk keek ik vroeger, zoals elk kind, ook tegen mijn ouders op. En in mijn geval keek ik speciaal tegen mijn moeder op. Haar sociale betrokkenheid vond ik vooral erg gaaf. Wat leek ze vrijgevochten.
Toen ging ik een scriptie schrijven over haar en haar feministische vriendinnen uit de jaren tachtig onder de titel Feminisme in de Nederlandse uitgeverijen. Nu denk ik: was ik maar nooit in die geschiedenis gedoken. Had ik maar in de waan kunnen leven dat die vrouwen voor vrijheid streden van álle genders.
Ik zou ervoor zorgen dat er zo veel mogelijk afstand tussen ons ontstaat en haar nooit meer op zoeken
In je brief ga je ervan uit dat mijn moeder, door haar feminisme, vrij dacht over gender. Maar ze was allesbehalve vrij in haar denken daarover. Vol schaamte schrijf ik je de volgende regel: mijn moeder was er trots op dat ze transvrouwen uit lesbische clubs jaagde. Als kind begreep ik niet waar haar trots vandaan kwam en liet ik het langs me heen glijden; later maakte ik weleens een kritische opmerking zonder fel te worden. Wanneer ze het nu nog een keer zou zeggen, zou ik dan ruziemaken? Nee, ik vind het beter om haar grootste angst in te zetten. Ik zou ervoor zorgen dat er zo veel mogelijk afstand tussen ons ontstaat en haar nooit meer op zoeken.
Na het schrijven van mijn scriptie, en nadat ze het gelezen had, zei ze tijdens een etentje dat ze wilde terugkomen op wat zij en haar vriendinnen hadden gedaan en gaf ze toe dat haar agressie naar vrouwen met een transgender achtergrond niet goed was geweest. Het was een excuus in een klein restaurant. Ik was er alleen met mijn vader en mijn vriendin.
In de nacht die volgde moest ik huilen. Ik begreep niet waarom haar excuus mij zo erg raakte. Waarom zou ik, een cisman, zoveel waarde hechten aan een uitspraak die ze deed over een intersectie die ik niet had? Inmiddels denk ik het te weten. Dat excuus over personen met een transgender identiteit is een concreet excuus dat voor mij veel groter is dan zomaar een excuus. Ik hoorde als man mijn hele jeugd betogen over hoe mannen vrouwen beperken. Haar ‘kritiek’ internaliserende ik en haar mannenhaat nam ik over. Ik veracht mannen net zo erg als zij mannen veracht en tegelijkertijd identificeer ik me als man. Wat maakt mij dat?
Vaak hoor ik mensen zeggen: gelukkig weet je door je moeder veel over het kwaad dat vrouwen wordt aangedaan. Ik deel die gedachte niet. Haar ‘kennis’ is geen weten; ze heeft haar trauma op mij overgedragen. Ik leef haar haat jegens mannen – dat is niet slechts een intellectueel idee.
Ik veracht mannen net zo erg als zij mannen veracht en tegelijkertijd identificeer ik me als man. Wat maakt mij dat?
Bijvoorbeeld, laatst schoot ik vol toen een van de tekstchefs van Hard//hoofd een uitspraak van de directeur van de Balie in de krant voorlas. Ik kon alleen maar denken zoals mijn moeder: directeurtje, zie je niet wat je doet? Waarom stel je je zo macho op? Waarom kan je niet kwetsbaar zijn? Wat denken die personen van Hard//hoofd om mij heen. Denken ze dat ik je begrijp, dat ik je hardheid steun, omdat ik net als jij een man ben? Jij bent een prominente (zogenaamd progressieve) man in Amsterdam en met vergelijkbare labels identificeer ik mij. Waarom moet ik me voor jou schamen?
‘Wat een klootzak,’ gromde ik instemmend en niemand leek aan mijn afkeer te twijfelen. Toch heb ik het nog een paar keer herhaald. Want geloofden ze mij echt? Ik was toch een man? In mij zagen ze hem toch?
Want ja, nu denk ik, aan wie was mijn afkeer eigenlijk gericht? Alleen aan die directeur? Aan dit soort mannen in het algemeen? Aan mezelf? Kon ik op die laatste vraag maar een eenduidig ‘nee’ formuleren.
Zolang er mensen bestaan zoals ik, die iedere dag tot hun gender worden gebombardeerd, heeft het weinig zin om niet boos te zijn.
Ettie, ik word vaak weggezet als man en dat trekt aan me, want ik voel me een man én ik kan me niet vinden in het beeld van de man. Zolang er mensen bestaan zoals ik, die iedere dag tot hun gender worden gebombardeerd, heeft het weinig zin om niet boos te zijn. Een vorige generatie heeft veel voor ons mogen bepalen; mogen wij op een gegeven moment ook onze plek innemen en aan hen vragen of ze zich aan ons aanpassen?
Lieve groet,
Jochum
Volgende week lees je de reactie van Ettie, tevens de laatste brief in deze briefwisseling.
Jochum Veenstra (hij/hem, 1991) is sinds december 2022 hoofdredacteur van Hard//hoofd. Daarvoor was hij tien jaar mede-artistiek leider van en acteur bij het zelf opgerichte De Theatertroep. Helaas moest hij daarmee stoppen vanwege een chronische ziekte. Veenstra heeft vele identiteiten: hij publiceerde in tijdschriften, mocht veel (kunst-)onderwijs volgen, ontving kunstsubsidies, heeft chronische pijn, is queer, heeft een eigen appartementje met zijn vriendin en kat en is bovenal strijdbaar; in kunst en literatuur is zoveel te ontdekken.
Lucas Braak (die/diens) is een illustrator en vormgever die de thema's van seksualiteit, gender, menselijke relaties en de band van mensen en hun lichaam verkent. Met diens vrolijke kleuren en losse vormen hoopt die dat deze onderwerpen toegankelijker en gemakkelijker bespreekbaar worden, zowel met anderen als met jezelf.