Op 4 mei ben ik altijd braaf twee minuten stil. Ik probeer aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog te denken, ik probeer het zo erg, maar het lukt me nooit. In plaats daarvan denk ik aan wat ik deze week nog allemaal moet doen, zoals een T-biljet invullen, de wc schoonmaken, mijn moeder bellen, mijn column schrijven. En als ik die gedachten heb kunnen verdrijven begin ik te piekeren over mijn verdere toekomst. En aan het verleden, maar dan wel mijn eigen onbetekenende verleden, dingen die ik anders had moeten aanpakken. In de verte hoor ik vogels fluiten en een auto opstarten. God, wat duren twee minuten toch lang. Hoeveel tijd is er nog over om toch nog even aan die slachtoffers te denken? Het is toch vreselijk dat me dat maar niet lukt? Zo direct beginnen de toeters te schellen en is het te laat, dan is het mij dit jaar wéér niet gelukt.
Het is niet zo dat ik ongevoelig ben voor wat er in de jaren ’40 – ’45 is gebeurd. Ik trek het me juist heel erg aan, wanneer ik er een boek over lees, of een film over zie. Dan kan ik er nachten van wakker liggen. Maar op het moment dat het zou moeten, kan die oorlog mijn gedachten maar niet binnendringen. Het komt denk ik ook door het ritueel, de symboliek. Ik kan daar moeilijk in meegaan. Ik ben diep van binnen een zwaar religieus persoon, maar zodra ik bij mensen voor het eten moet bidden, heb ik het idee dat God scheten onder de tafel laat. Terwijl ik juist zo graag mee zou gaan in die verbinding van geestelijke sereniteit. Op begrafenissen pers ik hard om te kunnen huilen, omdat dat zo mooi zou staan. En omdat het toch ook gewoon heel mooi ís dat je je liefde voor een dierbare die je voor altijd zal moeten missen publiekelijk mag uiten. Maar in plaats daarvan kan ik alleen aan smerige moppen denken en moet ik met alle kracht van de wereld een grijns van mijn gezicht – of nog erger: een aanval van de slappe lach - tegenhouden. Ik ben een ernstig persoon, maar zo gauw ernst van mij verwacht wordt – omdat iedereen ernstig is en dat zo hoort, omdat je er simpelweg respect mee toont – voel ik mij een onuitstaanbare puber die overal tegenaan wil trappen, alles kapot wil maken. En dat terwijl ik juist hartgrondig neerkijk op dat soort infantiele recalcitrantie.
Om heel eerlijk te zijn kan ik mij er geen voorstelling van maken dat iemand in die jaarlijkse twee minuten daadwerkelijk op een betekenisvolle manier kan denken aan het leed dat de mensheid zichzelf heeft toegebracht. Maar voor hetzelfde geld zijn er mensen die juist het ritueel nodig hebben om te kunnen gedenken, die pas in het stilzwijgende collectief toegang tot hun diepte weten te vinden, tot hun verbondenheid met de wereld en de geschiedenis. Ik voel mij geconfronteerd in de stilte met een niets, dat ik spastisch probeer op te vullen met niet ter zake doende egocentrische terzijdes. En ja, wanneer ik me daar dan weer bewust van raak, moet ik een schreeuw onderdrukken. Ik heb herrie, chaos en paniek om mij heen nodig. Dan pas voel ik mij verbonden.
Toch ben ik allerminst een tegenstander van het 4 mei-ritueel, zoals ik ook geen tegenstander van begrafenissen of het gebed ben. Zelfs als iedereen zou zijn zoals ik, en niet kan stilstaan in de stilte, is de verwachting die we van elkaar hebben en die wellicht een onmogelijke verwachting is, in zichzelf waardevol. De schreeuwer overschreeuwt zijn angst, zijn leegte, maar daarmee ook zijn menselijkheid. Want de stap die mij weerhoudt om totale anarchie te veroorzaken is schaamte. En die schaamte is er niet voor niets. Die schaamte is wat ons misschien wel allemaal verbindt, omdat het laat zien dat we zijn wat we zijn doordat we nooit kunnen zijn wat we willen zijn. Daar doorheen breken vergt moed, maar het is een destructieve moed, een moed zonder enkele gerichtheid. Er is geen alternatief voorhanden. Je bent een verstoorder van de openbare orde, veroorzaker van lichamelijk letsel, een ‘on-mens’. Dat was natuurlijk allemaal nou ook weer niet de bedoeling, maar je motieven doen er niet meer toe als het reeds te laat is en de pleuris is uitgebroken. Je bent een alcoholistische gek en het wordt net te gretig als een opluchting ervaren dat je ontoerekeningsvatbaar blijkt te zijn. Je bent de mogelijkheid die ons constant verleidt en die we daarom moeten verwerpen.
Het onderdrukken van een schreeuw is misschien wel de enige gepaste en oprechte manier waarop we onze doden kunnen herdenken.