Mijn zus belt me huilend op. Ze is een documentaire over Sobibor aan het kijken, maar heeft de film halverwege afgezet.
‘En wat levert dat kijken nou op, weet je wel? Dat ik hier zit te janken,’ snikt ze. Ze wil meer over geschiedenis weten maar kan dat eigenlijk niet aan, al helemaal niet sinds ze anderhalf jaar geleden moeder werd. Ze is niet de enige met dit probleem in onze familie. Toen ik op mijn vijftiende in het kader van een geschiedenisles een film moest kijken over de Tweede Wereldoorlog, kreeg ik het eerst heel warm, vervolgens voelde ik al het bloed uit mijn hoofd wegtrekken en uiteindelijk vroeg mijn geschiedenisdocente bezorgd of ik niet liever even op de gang wilde wachten tot de film voorbij was.
Eén van de weinige dingen die ik van mijn opa weet, is dat hij met zijn tank over een mijn reed.
Inmiddels zijn we vijftien jaar verder. Gefrustreerd roept mijn zus aan de telefoon dat het leven van onze opa haast wel een familiegeheim lijkt. Als Poolse soldaat maakte hij in de jaren ’40 een lange reis: naar verluidt ging hij van Polen naar Frankrijk, Schotland en België. Niemand in onze familie heeft het over de oorlog. Mijn moeder, oom en tante weten er bijna niets over, en onze opa was al dood voordat wij er als kleinkinderen naar konden vragen. Een van de weinige dingen die ik wel weet, is dat hij met zijn tank over een mijn reed. Zijn vriend die in de bijrijdersstoel zat was op slag dood, maar zelf leek hij niks te mankeren. Tot hij twee jaar later ’s nachts door het gehuil van mijn tante en moeder heen sliep. Langzaam maar zeker werd hij doof.
Ik vertel aan mijn zus over transgenerationeel trauma: sommige trauma’s lijken door te worden gegeven aan volgende generaties, ook al hebben de familieleden elkaar er niet over gesproken. De stilte rondom traumatische gebeurtenissen kan zo zelfs weer een nieuw trauma creëren: het is duidelijk dat er pijn is, maar die blijft onbenoemd. Tijdens het googelen kwam ik allerlei verhalen tegen, wist niet goed hoe ik me tot de discussie moest verhouden. Zou dit de reden zijn dat mijn zus en ik die films af moeten zetten?
Mijn doofheid is een merkwaardige vorm van verlies.
Het toeval (of de erfenis, wie weet) wil dat ik gelukkig geen oorlog ken, maar wel weet wat het is om langzaam doof te worden. Ik reed nooit over een mijn, maar sinds er twee jaar geleden een chronische ontsteking in mijn linkeroor groeide die mijn gehoorbeentjes vernietigde zonder dat ik het doorhad, ben ik praktisch doof aan mijn linkerkant. Het is een merkwaardige vorm van verlies.
Ik stel mijn zus en mezelf gerust: misschien hoeven we niet alle zaken die onze voorouders hebben doorstaan te bestuderen. Misschien zitten ze al wel in ons, zijn wij geworden wie we zijn juist door alle dingen die we niet gehoord of gezien hebben, de dingen die we nu nog maar moeilijk kunnen benoemen of expliciteren.
Terwijl mijn zus antwoordt, houd ik de telefoon aan mijn linkeroor, gewoon om eens te kijken wat ik dan nog versta. Ik hoor haar heel ver weg praten, maar woorden onderscheiden lukt me niet. Als ik de telefoon weer aan mijn rechteroor houd, zegt mijn zus dat ze moet ophangen: haar dochter moet eten. Op de achtergrond hoor ik mijn nichtje huilen.

Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.

Aida de Jong (1995) is een illustrator en poppenmaker wonend in Utrecht. In haar werk zoekt ze vaak thema's die haar beangstigen, om er vervolgens met een nieuwe blik naar te kijken.