‘Het is slordig, heel poëtisch, maar slordig,’ zegt mijn poëziedocent J met een blik op mijn werk. Het is een zaterdagochtend in mijn schrijfklas en ik heb bijna niet geslapen door liefdesproblemen, een sportblessure en filmpjes van onthoofde kinderen in Gaza. Ik heb pijn op plekken waarvan ik niet wist dat ik ze had.
Hij geeft me een blik: niet boos, maar teleurgesteld. ‘Ik heb sterk het vermoeden dat je alles in één keer schrijft en er dan niet meer naar omkijkt.’ Ik dacht juist dat ik daar uitstekend mee weg kwam. Nu voel ik me warm worden. Mijn klas kijkt naar me als naar een naaktmodel: ik ben een interessante casestudy.
‘Oké, het is waar,’ zeg ik. ‘Eerlijk? Ik vind één versie produceren al heel moeilijk, laat staan meerdere. Het komt gewoon in één keer tot me, ’s nachts, in een soort rant.’
‘Ja, we kennen je nu een beetje,’ mijmert mijn docent.
Je kent me helemaal niet, denk ik. ‘Je kosmologie en je levensfilosofie. Toch ben ik steeds benieuwder hoe het zou zijn als je er nog eens aan zou schaven.’
Het is zo stil dat we de duiven in de schoorsteen horen koeren. Iedereen kijkt me aan. Mijn docent zucht: ‘Je hebt zo veel potentie. Maar je doet het niet.’
Als hij mijn gedichten beter gelezen had, dan zou hij begrijpen waarom ik in tijden van oorlogsdreiging, liefdespijn, genocide, torenhoge werkdruk in de GGZ en dure koffie absoluut niet in staat ben om mijn volledige potentie te benutten.
Ik glimlach en knik.
Ik zit als dat naaktmodel op dat krukje. En iedereen kijkt naar me
‘Maar misschien moet je er dan achter komen wat je eigen stem is en waar je voor staat en misschien heb je wel helemaal geen zin om dat nu te ontdekken. Er staat in je tekst enorm veel op het spel, er zit enorm veel verlangen in, en enorm veel woede.’ Nu zwijgt hij. Ik heb zelden het gevoel dat iemand me helemaal doorziet. Maar nu is het zo. En ik zit als dat naaktmodel op dat krukje. En iedereen kijkt naar me.
Ik wil niet aan mijn tekst schaven, denk ik. Ik wil wijntjes drinken met mijn poëziedocent J. En, als ik zwalkend naar huis ga, of onzinnige beweringen doe, dat hij me bij de hand pakt en me zegt hoe het moet. Schrijven. Leven. Alles, eigenlijk. Net zoals hoe N, mijn kungfu-docent, me af en toe bij de hand pakt. Ook al is het dan om me te laten zien hoe ik die hand moet gebruiken voor de perfecte stoot.
Stop hiermee. Ik probeer mezelf toe te spreken in gedachte. En je moet dit al helemaal niet gaan verwarren met allerlei gevoelens voor de persoon in kwestie. Je hebt niemand nodig. En zeker geen goeroe.
Die zaterdagochtend had ik een stroomstoring. Er woont niemand bij mij in huis die verstand heeft van licht – ik onderdruk de neiging mijn vader te bellen. Wél zie ik nog net een mot wegvliegen; onmogelijk want ik sluit al mijn eten hermetisch af.
Eenmaal op de fiets het besef: ik heb mijn tas thuis laten liggen. Terug voor de deur het besef: ik ben de toegangscode voor mijn eigen hek vergeten. Na elke viercijfercombinatie te proberen die me te binnen schoot, hek open, direct vergeten welke code nou uiteindelijk werkte. Eenmaal binnen realiseren: ik heb mijn fiets buiten niet op slot gezet. Terug. De sluis open. De pont weg. De hele Raadhuisstraat afgezet met betonblokken. Twee grachten omfietsen. Geen bericht van mijn geliefde sinds ‘Ik vind je aantrekkelijk, maar..’
‘Wat zegt je prozaredacteur dan als je teksten die je in één keer schrijft, aanlevert?’ vraagt een van mijn klasgenoten.‘Mijn redacteur zegt meestal “Ik kom erop terug”,’ zeg ik. Een week later komt mijn redacteur erop terug en zegt ze: ‘Jij wil dat iemand je bij de hand neemt, maar dat gaat niet gebeuren.’
Ik verlang zo erg naar een inspirerend figuur die logica ontdekt in de willekeur van wat ons allemaal overkomt
Vlak voor de les de NOS app geopend. Is er nog wat gebeurd? O, een handelsoorlog, deportaties en massa-ontslagen voor klimaatwetenschappers. Is er een staakt-het-vuren? Het IDF lanceert grootste landroof in tijden. En het weer? Warmste maart ooit. De Edense hei staat in brand door een oefening van defensie (een rookgranaat). Ik verlang zo erg naar een inspirerend figuur die logica ontdekt in de willekeur van wat ons allemaal overkomt. Die tegen me zegt: ‘Marthe, zó is het, en de rest is bullshit.’ Maar de leiders die we nu hebben – ik noem even een Marjolein Faber, Dick Schoof, Elon Musk – zijn niet alleen geschift en eng, maar ook vooral zo waanzinnig oninspirerend. Yikes. En straks als ik veilig thuiskom, is daar nog steeds die stroomstoring. Papa bellen? Nee, die is dood. Ik heb er wel een mot als gezelschap voor in de plaats gekregen. Ik wil om me heen kijken en zoeken naar de volwassene in de ruimte, maar ik realiseer me dat ik dat ben.
‘Ik ga het proberen,’ zeg ik tegen mijn poëziedocent J. ‘Ja, dat moet wel lukken.’
‘Fijn,’ glimlacht hij.
Zelfvereeuwiging (voor Dina)
op een dunne witte strook
sinds oktober roofden ze elke dag gezichten
en iemand maakte ze weer, dina zourob
je tekent een flexcontract met de tijd
want twee lijnen is een verdwijnpunt
zestien lijnen is een gebouw
en honderd een gezicht
dus denk je wellicht niet te laat
aan recht hebben op zelfvereeuwiging
op een dunne witte strook met kool
een grootvader zonder kleinkind
en hoe zich dat op een gezicht vertakt
een broer zonder broer en hoe zich dat vertekent
ze gingen naamloos het mag een wonder heten
dat ze na al je uren priegelen nog niet leefden
en in één lijn van vuren en raken was het
af nu sta ik in mijn hand met het
het zelfportret van dina zourob
maar niemand die dat meer tekent
(Houtskool op papier, 2025)

Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.

Jasmijn ter Stege (zij/haar) is illustrator werkend vanuit Den Haag. In haar werk laat ze graag kleurrijke metaforen, zachte vormen en stevige verhaallijnen het woord voor haar overnemen.