Sinds kort woon ik in Utrecht samen met drie huisgenoten. Het huis waarin we wonen was in 2020 precies een eeuw oud. In sommige kamers zitten nog ornamenten op de plafonds, in de muur naast de voordeur zit een soort gipsen plaat met een tafereel van een boerderij erop afgebeeld. Van de voorgeschiedenis van het huis weten we bijna niks, behalve wat zichtbaar is overgebleven.
De vloer op de begane grond is aan vervanging toe. Huisgenoot T. vertelt dat hij jaren geleden het kapotte laminaat een stukje heeft opgetild. Volgens hem ligt er een oud mozaïek onder, inclusief een ingelegd familiewapen, en onder het achterste deel van de kamer zit een kruipruimte. Onze fantasie slaat op hol: wanneer zou die kruipruimte voor het laatst open geweest zijn? En wat zou zich daar hebben afgespeeld? De dag dat we de vloer eruit halen, wanen we ons vier archeologen. We voelen ons alsof we binnenshuis een tijdreis gaan maken, al is nog een raadsel in welke tijd we zullen belanden.
Ik denk terug aan de jaren negentig in Nijmegen. Basisschool de Klokkenberg stond naast de Kopse Hof, een klein natuurgebiedje op een oude Romeinse nederzetting. Om spullen meer waard te maken, om ze te bewaren of misschien gewoon om geheimzinnig te doen begroeven mijn zus en ik waardevolle bezittingen in de aarde. In ons geval waren dat onze mooiste knikkers. Het wilde weleens zo zijn dat we tijdens het graven een oud voorwerp vonden, dat volgens onze meesters misschien nog wel van de Romeinen was geweest. Menig klasgenoot had al een Romeins muntje opgegraven. We wroetten met onze handen een paar centimeter de grond in en zwoeren dit nooit te vergeten, maakten in gedachten vast contact met de vinders van onze schatten.
Ik koester een latente hoop op historische schatten
Als mijn huisgenoten en ik het laminaat optillen komt er in plaats van mozaïek kapot terrazzo tevoorschijn. Scheuren en gaten zijn gevuld met beton, verfspetters liggen in dikke klodders op het steen. Een familiewapen is nergens te bekennen. Alleen in de kruipruimte is nog plek voor onze fantasie. We slopen het houten deel van de vloer eruit en stuiten inderdaad op een aantal kubieke meters leegte. Het ruikt muf, er ligt zand en er lopen leidingen. Gek genoeg heb ik net als op de Kopse Hof het gevoel dat ik oog in oog sta met het verleden, alsof ik terugkijk in de tijd. Dat ik in feite een hoop zand zie met een paar buizen, mag de pret niet drukken.
Mijn huisgenoten en ik stappen de kruipruimte in. Ik koester nog een latente hoop op historische schatten. Wat we vinden is een verroest blikje soepgroenten en een plastic zak van een reisorganisatie.
De kruipruimte wordt genivelleerd, het laminaat gelegd, de gemoederen gesust. Onze blik in het verleden was niet zo spannend. Ik vraag me af wat de volgende bewoners die de vloer eruit trekken zullen denken, in welk verleden zij denken te kijken. Voor de vloer definitief over de kruipruimte gaat, leg ik nog snel een hedendaags equivalent van een Romeinse munt in het gat. De vinders van het blauwwitte mondkapje die generaties na ons de vloer openbreken zullen meteen weten: dat moet 2020 zijn geweest.
Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.
Femme ter Haar is illustrator en animator. Ze fietst rond door haar woonplaats Utrecht met een schetsboek vol krabbels en een hoofd vol ideeën. In haar werk zoekt ze naar manieren om juist datgene dat moeilijk onder woorden is te brengen te verbeelden, om zo de onbegrijpelijke wereld om haar heen iets beter te begrijpen.