‘Wat ik zoal doe? Ik geef schietles,’ zegt de militair die me het marineterrein oprijdt, ‘De gasten van die onderzeedienst kunnen helemaal niet schieten. Iemand moet het ze leren.’
‘Goh, ja,’ hoor ik mezelf zeggen, terwijl we uitstappen naast een aangemeerde onderzeeër. Een commandant begint een speech: ‘Welkom, nabestaanden. De marine heeft opdracht gekregen voor te bereiden op een grootschalig conflict.’
Het is 4 mei en ik ben bij de herdenking van mijn oudoom Lo Laan – matroos 2e klasse, hij is 19 jaar geworden. Mijn oudoom meldde zich 85 jaar geleden vrijwillig bij de marine, omdat er in zijn arme gezin geen toekomst voor hem was. Hij had claustrofobie, maar werd ingedeeld in de onderzeedienst. Lo en mijn oma kregen een verschrikkelijk voorgevoel en hij probeerde het contract op te zeggen – vergeefs. Oorlog brak uit. De staat ontvoerde hem naar het front, zond hem en 33 anderen uit op missie met onderzeeboot O13. Ze verdwenen en zijn nog steeds vermist. Aan Lo Laan denk ik wanneer de VVD spreekt over ‘invoeren van een dienjaar met oplopende dwang’. Mijn broer kan de volgende zijn die we verliezen aan het front.
Als ik politici en kranten moet geloven, moet ik denken dat wie de Dodenherdenking verstoort, respectloos is
De volgende dag, op Bevrijdingsdag, worden meerdere mensen die demonstreren voor de mensenrechten van Palestijnen opgepakt. Niet op de Westelijke Jordaanoever. Hier in Nederland. En als ik politici en kranten moet geloven, moet ik denken dat ik gek ben. Dat wie de herdenking verstoort, respectloos is. Ze willen ons doen geloven dat de steeds op oorlog aandringende minister Brekelmans ‘voor veiligheid’ staat. Dat PVV’er Bosma, die van citaten over ‘omvolking’ en ‘ik wil niet bewust gemaakt worden’ de kranslegger moet zijn. Ik hoor Dick Schoof, die regels omzeilde om mensen te bespioneren met Israëlische tech, trots vertellen dat hij kleinzoon is van een verzetsheld. Deze premier van het kabinet dat stelselmatig vluchtelingen verwaarloost, terugstuurt en ontmenselijkt preekt tegen ons over ‘polarisatie’ en ‘elkaar als mensen blijven zien’.
Hoe kon de Tweede Wereldoorlog beginnen? Ik denk zo.
Oorlog begint misschien wel met de woedende reacties op een Telegraaf-filmpje van de ‘Free-Palestine’-roepers op Dodenherdenking. ‘Muil houden voor waar de strijders voor gevochten hebben’, reageren mensen, ‘Gevangen zetten’ en ‘Deze mensen moet je elimineren.’ Blind de regels volgen zelfs als die regels niet meer werken en nergens meer voor staan. Herdachten we dan niet dat we nooit meer mensen willen vastzetten of elimeneren omdat ze anders zijn of denken – of vergis ik me?
700 miljoen, dan 1,1 miljard, dan 15 miljard
Oorlog begint met een budget: 700 miljoen, dan 1,1 miljard, dan 15 miljard. Met het omzeilen van de Tweede Kamer (die tegenstemde) – voor het lenen van nóg meer budget. Of begint oorlog met de activist die op Bevrijdingsdag thuis werd opgepakt? De verdenking was ‘belediging’, het doorplaatsen van een instagramverhaal met kritiek op agenten die demonstranten wegvoerden. Demonstranten tegen… oorlogsgeweld dat onze staat steunt.
Oorlog begint met een commandant bij een onderzeedienst die speecht: ‘Tachtig jaar vrede. Deze periode moet u beschouwen als een toegift.’ Gloedvolle blik. ‘Die dreiging geeft in eerste plaats erkenning. Voor ons, de marine en onderzeedienst.’ En: ‘We herdenken al tachtig jaar’ aldus de commandant, bijna alsof hij zegt ‘het is nou wel weer eens tijd voor actie.’ Soms begint oorlog ook in een debatzaaltje, waar mensen die ik ken en mag, bij iedere kritische noot op bewapening ‘Dat is Poetinpropaganda!’ roepen.
Oorlog begint met valse dilemma’s. Ze zullen zeggen dat het bewapenen of overrompeld worden is. Wij of zij. Kill or be killed. ‘Want alleen met maximale voorbereiding op oorlog hebben wij de maximale afschrikking op de vijand.’ zegt de commandant. Ze zullen je zeggen dat het hele palet aan andere opties: diplomatie, mensenrechtenorganisaties, tegoeden bevriezen, boycots, sancties, imperfecte akkoorden, tussenpersonen, onderhandelaars – niet bestaat.
Maar weten we wel wat oorlog is? Ik niet, gelukkig. Maar anderen wel. Oorlog is mijn patiënt, voormalig vluchteling, die als ambulancebroeder verkoolde lichamen in lijkzakken moest stoppen. Oorlog is de 21-jarige Nederlandse soldaat die bij een oefening wordt overreden. Oorlog is mijn oma die haar broer verloor, mijn opa die in Indonesië verschrikkelijke dingen heeft meegemaakt (en gedaan). Oorlog is hoe mijn ouders door hun ouders zijn getraumatiseerd. Oorlog is ‘zij die omkwamen door honger, uitputting, verwaarlozing’ en - hierbij moet ik altijd huilen als het op de Dam gezegd wordt – ‘willekeur.’
Wie herdenkt de achternaamloze bediende?
Bij de Onderzeedienstherdenking leest een officier een lijst nieuwe namen voor, die nog niet op het monument bij de marine staan. Nieuwe namen van gevallenen, pas net ontdekt, hun verhalen waren lange tijd niet interessant genoeg, want geen heldendood. Het zijn ziekenverpleger Jan van Es, gestorven in Colombo. De inheemse bediende Soedarno (geen achternaam), dood aan tbc in Mumbai. Gerrit Bergsma, Eduard Boudmy, Gerritse van der Hoop, Jozefus Kulner, Leonardus Mulder, Willem Nood, vermoord in een jappenkamp. Johannes van der Have: explosie. Daar lig je dan in een tropisch land waar je niemand verstaat weg te kwijnen aan tuberculose. Daar ga je dan bij een ontploffing van een wapenfabriek in Soerabaja. Wie herdenkt de achternaamloze bediende?
Geloof me, het zal nooit Ruben Brekelmans zijn die als eerste in het front vertrapt wordt. Liever werft hij met Defensie mbo’ers en scholieren voor een stage en baan. Want zo dapper is het allemaal: voor Brekelmans’ plannen moeten zestien- en zeventienjarigen worden binnengeharkt. Het zal ook nooit Martin Bosma zijn die een nieuw type mortierbom zal moeten testen. Het zal nooit Dick Schoof zijn die de eerste kogels mag vangen.
Ik huil om mijn oudoom Lo Laan, 19 jaar, voor het eerst verliefd op ene Nel, en even later: bam, niets meer: dood. En ik huil om iedereen, die naamloos, roemloos ten onder gaat.
Ik huil zelfs nog als het Wilhelmus klinkt en ik denk fuck, denk ik, straks denken ze nog dat ik om dat patriottistische carnavalsdeuntje huil.
‘Ja het moest’ speecht de commandant – het is het motto van de onderzeedienst. En ik vraag me af: van wie?
Oorlog begint niet met grote daden
Oorlog begint niet met grote daden
maar met kleine woorden
zoals ‘dienjaar’, generatie ‘d’
en een joch dat een folder in zijn hand krijgt
zodat vele papieren
krantenkoppen samen
oorlog spellen
zoals een heidebrand
door dezelfde aanstichter
die de heide zou beschermen
zoals stilte: een blik
een spandoek iets wat ze niet bevalt in je ogen
jezelf geen vragen meer stellen
daarmee begint oorlog
en dan die vraag niet meer aan een ander stellen.

Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.

Eva ten Cate (zij/haar, 2002) is een kunstenaar en illustrator. Haar werk wordt gekenmerkt door vaak opeenvolgende beelden met strakke lijnen en ruizige kleuren. Graag laat ze je beter kijken naar de schijnbaar kleine handelingen en objecten om ons heen, om ze zo meer waarde te geven.