In het kader van hard//hoofd stopt stopte Paula veertig dagen met uitstellen. Ze kwam er achter dat alle drukte zelfopgelegd is.
Ik ben een heiden. Mijn ouders hebben zich nog voor ik geboren was uitgeschreven uit de kerk. Pasen was voor mij altijd een feestje waarmee ik het begin van de lente vierde. Kuikentjes, tulpen en narcissen hoorden daarbij, maar het was vooral haasvormige broodjes oppeuzelen en paaseieren zoeken.
‘Waarom zou je jezelf zo kwellen?'
Tot mijn puberteit wist ik niet veel van het vastengebruik rondom Pasen. Mijn katholieke basisschool wilde me geen denkbeelden opdringen - dus mocht ik kiezen: naar bijbelles, óf knutselen. Natuurlijk koos ik het laatste.
In de brugklas liet mijn nieuwe beste vriendin vlak na carnaval haar snoeppot zien. ‘Dit mag ik dus allemaal niet eten.’ Ik daagde haar uit om stiekem een snoepje uit de pot te pakken, maar dat deed ze niet. ‘Waarom zou je jezelf zo kwellen?’, vroeg ik. Haar antwoord: ‘Door de beloning uit te stellen, geniet je des te meer.’
Op het moment dat ik hoorde dat ik ergens mee moest stoppen voor hard//hoofd, dacht ik al gauw aan deze vriendin. Even haalde ik het in mijn hoofd om te stoppen met snoepen, maar ik kende mezelf goed genoeg om te weten dat ik dat niet vol kon houden. Dus koos ik voor een uitdaging die rakelings met het onderwerp te maken had: ik stopte met uitstellen.
Stoppen met uitstellen
Uitstellen is iets wat ik mijn hele leven al doe, iedere dag. De een noemt het luiheid, de ander onverzorgheid: ikzelf noem het angst. Ik heb eens gehoord dat je in dertig tot veertig dagen jezelf kan herprogrammeren. Zou ik bijvoorbeeld, door in plaats van iedere dag te snoozen, mezelf een nieuw dag- en nachtritme aan kunnen leren?
Het willen stoppen met uitstellen was iets dat ik al langer wilde, maar dat telkens maar weer werd uitgesteld. Als klap op de vuurpijl nam ik dat mezelf kwalijk. Hoe haalde ik het in mijn hoofd om mijn ‘verantwoordelijkheid’ niet constant te nemen? Helemaal stoppen met uitstellen bleek al gauw overdaad en simpelweg onmogelijk. Er bestaan namelijk zoveel verschillende soorten uitstel, dat ik mezelf begon af te vragen: welke daarvan laat ik?
Opruimen zit bijvoorbeeld niet in mijn systeem; mijn hoofd is er een van georganiseerde chaos. De stapel papier op mijn bureau ziet er voor een buitenstaander uit als een wervelwind, maar ik weet elk document precies te vinden. Als iemand aan mijn spullen komt, raak ik in paniek, maar als iemand een opmerking maakt over de staat van mijn huishouden kan ik óók ziedend worden.
Ik stelde mezelf vragen als ‘en wat dan als ik geen zin heb om de telefoon op te nemen?’ tot ‘maar wat dan als ik naar de wc moet?’ ‘Moet ik dan daadwerkelijk alles meteen doen op het moment dat ik er aan denk?’ Ik kwam in een donkere gedachtenbrei terecht. ‘Is het hele leven niet het uitstellen van de dood?’
Er waren redelijk wat essentiële zaken die ik vergat. Zo zou ik best wat sneller onder de douche kunnen springen op een vrije dag, of wat beter om kunnen springen met het huishouden. Ook zou ik wat regelmatiger mogen eten en drinken – niet pas op het moment dat ik me flauw of droog voelde. Oh ja, en dan was er nog die waslijst to-do’s en die rits onbeantwoorde mails.
Een preventief beleid
Onpraktisch uitstellen: daar zou ik dus mee stoppen, maar ik wilde ook graag experimenteren met minder ‘efficiënte’ vormen. Zo besloot ik dat ik best een keer hardop mocht lachen tijdens het lezen van een boek in de trein – en dat ik in plaats van wachten tot het voelen van pijn of een enorme aandrang, ik voortaan zou opstaan en handelen naar de gedachte aan eten, drinken of het toilet.
Ook maakte ik een eind aan sociaal uitstel; het zoeken van contact met mensen om maar niet bezig te hoeven met iets anders. Om niet alsnog afgeleid te raken, zette ik mijn geluid én trilfunctie van mijn mobiel uit tijdens tijdgevoelige momenten. Van iemand die zijn telefoon als vastgegroeide, derde hand gebruikte, werd ik langzaam weer een omgevingsbewust persoon die zijn telefoon niet constant in de gaten hield - met bezorgde berichtjes van vrienden en kennissen als gevolg.
Omdat ik bij een reactie op iedere lichaamsprikkel me absurd gek zou gedragen, besloot ik het als experiment te gebruiken om mijn lichaam te leren kennen. Ik verschoof mijn focus en merkte plots alle fysieke signalen die ik voorheen zo gemakkelijk negeerde net zo scherp op als de ringtone van mijn telefoon.
Emotioneel uitstellen
Na het aanpakken van het praktisch en noodzakelijk uitstellen, heb ik me afgevraagd of ik een emotionele uitsteller ben. Als kind was ik een binnenvetter, maar dat hele emotionele uitstellen heb ik wel gehad nu. Dat dacht ik althans.
Afgelopen week vertelde ik op de radio over een ervaring met seksueel misbruik. Dat riep veel minder gevoelens bij me op dan een gesprek dat een halve week later plaatsvond.
Mijn moeder sprak me aan op het feit dat ze van haar collega hoorde over een interview met iemand met dezelfde achternaam. Was ik dat geweest? Haar vraag was vele malen contronterender dan die hele uitzending en voorgeschiedenis. Hoe moest ik mijn moeder uitleggen wat er gebeurd was? Wilde ze het wel weten? Wat zou ze wel niet van me denken? Ik had haar nog nooit zo woordelijk deelgemaakt van mijn leven.
‘Terwijl ik mijn strijd deelde, kwam ik vooral mezelf tegen'
Waar ik in de radiostudio als held werd onthaald, voelde ik me tegenover mijn moeder een klein, zielig, kwetsbaar persoon. Op het moment dat ik normaal gesproken zou dichtklappen, besloot ik door te zetten.
Even kwam ik niet uit mijn woorden. Daar stond ik dan, te stotteren, als een klein meisje dat betrapt was op het stelen van snoep.
Ik wilde huilen, maar kon het niet – het voelde alsof ik mezelf klem had gezet. Ik had immers de belofte gemaakt niets uit te stellen. Hoewel ik verwachtte dat mijn moeder zou schrikken, bleek vooral ík het zeer en ongemak te voelen. Ik weet niet wat ze precies zei, maar het kwam erop neer dat het niet erg was.
Toch had ik het gevoel me te moeten verantwoorden; voor het feit dat ik me nog steeds schaamde, dat ik haar nooit eerder in vertrouwen had genomen en dat ik zo’n sukkel was om haar niet even te vertellen wanneer ik op de radio kwam - ondanks het feit dat ik er open over wilde zijn.
Terwijl ik mijn strijd deelde, voelde ik me enorm in het nauw gedrongen. Alle angst en pijn kwam naar boven: ik voelde me een sukkel. Die held die ik volgens anderen was; bleek een masker zo breekbaar als gipsplaat.
'Laat me met rust’
Ik ben er de afgelopen weken achtergekomen dat ik vooral mezelf vaak in de weg stond, met al mijn verwachtingen van en eisen aan mezelf. Ik was het leven gaan zien als een afvinklijst, vol doelen en taken die op me stonden te wachten. Het voelde alsof ik een enorme inhaalslag moest maken. Daardoor verloor ik mezelf bijna; ik werd onzeker, gespannen en zei dingen als ‘laat me met rust’.
In het begin snapte ik niet waarom ik zo heftig reageerde. Ik kende mijn eigen grenzen niet. In plaats van ‘laat me met rust’, bedoelde ik ‘ik heb rust nodig’.
Om het mezelf aangenamer te maken, bestreed ik persoonlijke dilemma’s die hun ontevredenheid over mezelf lieten zien. Zo haalde ik het argument ‘ik maak te weinig muziek’ onderuit door iedere ochtend aan het begin van de dag een liedje te spelen.
Ik gunde mezelf steeds vaker wat ik een ander gunde; van een middag in de zon tot een hele dag vrij en alle avonden na 20u helemaal voor mezelf. Ik durfde weer egoïstisch te zijn.
Op een dag heb ik het hele huis opgeruimd, samen met mijn vriend. Van de opgeruimde ruimte werd ik neurotischer dan de ‘te overziene’ rotzooi. Daarna zag ik ineens hoe alles weer van ‘spik en span’ naar ‘enigszins rommelig’ tot ‘gezellige chaos’ veranderen. Het voelde geforceerd, ongezellig en koud om in een huis te wonen waar ik niet mocht leven van mezelf. En dus liet ik het weer verslonsen.
Niet perfect
Het is dus nog steeds zoeken naar de balans. Gelukkig ben ik me er bewust van geworden dat compromissen ook een optie zijn. Lekker in de zon gaan zitten werken bijvoorbeeld; of een boek lezen waar je misschien nog iets mee kan als research. Of niet, maar dan heb je in ieder geval een boek gelezen.
Ik klink wellicht verlicht, maar dat valt heus wel mee. Van nature ben ik een ware chaoot: alles wat met plannen te maken heeft, vergt veel aandacht. Daardoor ben ik bang om dingen mis te lopen of te vergeten; dat gebeurt nog regelmatig.
Balanceren
Nadat ik ben gestopt met uitstellen heb ik het gedachtegoed gekweekt dat in feite alles een keuze is. Door alle drukte als zelfopgelegd te erkennen, werd het ineens een keuze die ik kon afwegen. Ik begon mezelf af te vragen: wat mag ik uitstellen en wat absoluut niet? Wat is nou eigenlijk belangrijk – en waarom?
Ik ben nog absoluut niet zo perfect als ik wil zijn. Die wasstapel bijvoorbeeld, die ik van de badkamer naar de wasmachine tilde, belandde na het droogrekje al gauw op de ‘schone kleren’-stapel. En ja, die ligt daar nog steeds, naast mijn bureau. Af en toe pluk ik er wat schoons vanaf om te dragen, maar als ik achter mijn bureau zit of de studeerkamer binnenloop op een willekeurig moment, kijk ik er grandioos langs.
Onderhand snooze ik stiekem toch weer in de ochtend; dat kan namelijk prima als je de wekker een half uurtje eerder zet. Een beetje enabeling, dat wel. Maar ja, soms wil je het genot van uitstel net zo min missen als dat snoepje dat per ongeluk op je hoofd werd gegooid bij de carnavalsoptocht. Als je dat een maand liet liggen, werd het namelijk vooral heel plakkerig.