Asset 14

Slaapkamerraam, wereld

Slaapkamerraam, wereld 2

Buiten is het nacht. Maar wat gebeurt er als je je ogen sluit? Dan kan het buiten net zo goed een zomerse dag in New York zijn. Of een sneeuwlandschap uit je jeugd. De mogelijkheden zijn eindeloos. Laat je meevoeren door dit korte verhaal, waarin alles door elkaar loopt – tijd en ruimte, heden en verleden.

Buiten is het nacht. Geen wolken, alleen de maan die door het raam mijn slaapkamer binnen schijnt en een kille gloed geeft aan het bed, de bolling van mijn voeten onder de deken. Ik heb gisteren de gordijnen niet dichtgedaan – ik vergeet het elke dag de laatste tijd, dat was jouw taak. Het heeft geen zin meer om het alsnog te doen. Ik ben wakker.

Hoe lang is het geleden dat ik mijn ogen sloot, twee, drie uur? Ik sla de dekens van me af en doe de sloffen aan die naast mijn bed liggen. De stilte in de kamer wordt richting het raam gezogen, alsof de nacht de ruimte vacuüm wil trekken, alle slaap in één keer naar buiten, de kamer uit. Vanzelf word ik naar het raam getrokken, waar de reflectie van de zon op de maan een rechthoek op het tapijt maakt. Maar het is geen rechthoek – heet dat nou een trapezium? Ik zet mijn voeten precies binnen de grenzen van de oplichtende stof.

Het glas van het raam voelt koud. De aanraking van een enkele vingertop laat een vlek achter in de vorm van een ovaal, een tijdelijk wolkje dat wegtrekt voor ik tot tien kan tellen.

Hier, in dit trapezium aan licht, is het alsof ik niet besta. De warmte binnen, de kou daarbuiten – gescheiden door een vierkant stuk glas, stevig ingebed in een houten frame. Twee werelden.

Ik sluit nog even mijn ogen, om nog niet te zien wat er buiten is, als ik naar beneden zou kijken in plaats van naar de donkere lucht.

 

Misschien kleuren de bladeren rood, heeft het rieten dak van ons huis een gloed van herfst door de grote boom die zijn armen strekt voor het raam. Onder zijn takken, rondom zijn reusachtige stam, spelen kinderen uit de buurt, die eeuwig jong blijven. Dat hadden onze kinderen kunnen zijn. De zon kleurt hun gezichten goud. Ze glimmen van het leven dat nog geleefd gaat worden, de keuzes die nog niet gemaakt zijn. Zelfs als ze huilen en krijsen lijkt het idyllisch, het stoort niemand, en mij nog het minst. Ik kijk de hele dag naar dit moment, het hele jaar lang kijk ik naar dit moment, in twijfel gevangen. Niemand weet hoe lang het nog duurt, maar iedereen gelooft in de oneindigheid.

Misschien ligt er buiten sneeuw. Strekt het land zich achter de dikke stenen muren uit tot de kronkelende rivier in de verte. Een eenzame koets worstelt zich door de witte stilte. De wielen van de koets en het vermoeide paard trekken de eerste sporen door het verse landschap, sporen die langzaam weer uitgewist zullen worden als de temperatuur boven nul stijgt, of wanneer een nieuwe bui alles afspoelt zodat de stilte terugkeert, alles weggegumd tot alleen die witte pagina overblijft. Een onbeschreven blad. Net als wij.

Misschien draagt de lente de geur van verse bloemknoppen mijn raam binnen, en snuif ik diep, zo diep als ik kan. Ik wil de geur van jou ruiken, de geur van jou in de lente, tussen de roze en witte bloesem waar geen einde aan lijkt te komen. Overal liggen bloemblaadjes, verspreid en vertrappeld op de grond, oude confetti. Je wijst en zegt: de lente huilt.

Misschien staat de zon fel aan de hemel, onverbiddelijk, alsof hij het gebouw om me heen weg wil smelten. Buiten is het New York en iedereen heeft zo min mogelijk kleren aan. Het ruikt naar zonnebrand, zweet en uitlaatgassen, met een zweem van riolering. Het is de dag dat ik jou ontmoette, of de dag dat je wegging – ze lijken op elkaar. Nu is nu niet meer, het zal altijd gisteren zijn met de onverbiddelijkheid van vandaag, en het onvermijdelijke van morgen. Je rozerode jurk fladderde om je benen, de bloemetjes kietelden je op plekken waar ik je ook zou willen aanraken, maar daar was het de tijd nog niet voor, niet meer. Hoe verder we liepen, des te klammer de stof op je rug werd, wat ik voelde omdat ik mijn hand daarop had gelegd, waar we ons allebei niet helemaal gemakkelijk bij voelden. Ik ging expres niet aan de kant, liet een haastige voorbijganger tegen me aanlopen waardoor mijn hand weggeslagen werd, en daarmee was het klaar. Later lachten we erom, de opzettelijkheid, de ongemakkelijkheid, de stilte die in de dikke hitte leek te blijven hangen.

Nee. Het is buiten nacht.

Als ik mijn ogen open is de kamer minder donker, maar buiten is het licht hetzelfde gebleven. De wereld is ver weg, te ver weg. Net als jij. Het handvat van het raam voelt koel in mijn vingers als ik het een kwartslag draai. Een stroom frisse lucht glijdt langs me heen als ik het raam open, eerst voorzichtig, op een kier, maar het is niet genoeg, niet dichtbij genoeg – het raam moet wagenwijd open, ik moet open. Ik zet mijn handen in het kozijn en ruik de nacht, de nacht die opeens om me heen is. Een rilling trekt door me heen. Ik laat me opslokken. Neem alles van me mee, wil ik zeggen, laat me opnieuw beginnen. Ik sluit mijn ogen en wacht op wat er komt.

 

Misschien tilt mijn moeder me uit de wieg, herken ik haar gezicht pas als ze me vlak voor haar hoofd houdt, om goed naar me te kijken. Ik ben klein en zacht en alles is onbekend, onbelangrijk. Het enige wat telt is dat gezicht voor me, de warme huid tegen de mijne, de kriebelende stof van haar trui. Ik beweeg door de wereld zonder te hoeven weten waarom, waarheen. Ik kan je opnieuw ontmoeten, pas over een heleboel jaar, en dan zal ik het goed doen, anders. Ik zal je niet laten gaan. Nu, nu is alles oké, ze lacht naar me.

Maar misschien, misschien sta je voor mijn raam beneden, of kom je net de straat in lopen, met een bosje bloemen of zonder, want jij bent niet degene die sorry hoeft te zeggen. Ik zal dat doen, als je daar straks staat. Ik zal het over mijn lippen krijgen, de woorden, de woorden die je wilde horen maar ik toen niet kon zeggen. Ik keek naar je mooie lippen en vroeg me af hoe ze me ooit hadden kunnen kussen, die lippen die toen zo’n boze streep vormden dat het onmogelijk was om te bedenken hoe een lach eruit zou zien, met die prachtige, kwade lippen. Ik zei niets, jij ook niet, maar je rug zei alles, terwijl hij steeds kleiner werd, steeds verder weg. Nog steeds zie ik die rug, zelfverzekerd in de wind. Het beeld speelt zich steeds weer voor mijn ogen af, maar alles wat ik wil zien is dat je de hoek om komt.

Misschien, als ik me omdraai, lig je in bed naar me te kijken, met die glinsterende ogen die vragen zonder iets te zeggen. Zonder dat ik antwoord hoef te geven. Dan kom ik naast je liggen, glijd ik onder de dekens naast je en voel ik door de stof van mijn eigen pyjama heen dat je je kleren uit hebt gedaan. Je maakt alles weer heel met de warmte van je lichaam.

Het bed achter me is leeg. Het is koud en klote en ijzig als de ergste winter. Mijn blote enkels verkleumen in de nachtlucht, mijn longen knijpen zich samen en de wind tocht langs me, door me heen, alsof ik de deur beneden open heb laten staan. De wereld kruipt naar binnen, door het raam, door de muren, door het plafond – de zwarte nacht slokt al het licht op dat ooit kon bestaan, de herinnering aan onze zonnige dag glipt tussen mijn vingers door en verdwijnt in de allesverslindende poel van inkt, de inkt waarmee nachtmerries geschreven worden. Ik zak langzaam weg in het koude, natte vocht en mijn handen zijn klauwen die zich vastgrijpen aan de bedrand, aan het raamkozijn. Ik probeer mijn ademhalingen te tellen, zoals jij me leerde te doen in situaties zoals deze, maar het gaat te snel, het zijn er te veel en ik raak de tel kwijt. Ik wist niet dat het tegelijk licht en donker kon zijn.

Misschien kom je nooit meer terug.

De ruimte in de kamer, de ruimte buiten, de ruimte in de wereld – al die ruimte trekt me leeg. Totdat er niks meer van me over is, er niks meer in me zit. De nacht heeft zijn zin gekregen. Ik ben vacuüm gezogen. De vloer draagt me zonder protest, ik weeg niks meer. Urenlang weeg ik niks meer.

Misschien draagt de wind me mee, als ik mijn voeten in het kozijn zet, afzet. Misschien lost alles op in zichzelf, in de wervelwind van zon, regen, modder en bladeren. Misschien word ik één met de natuur, totdat er niets anders over is dan gruis, stof, huidschilfers – stukjes zelf die je kwijtraakt zonder het zelf op te merken. Een stofzuiger zuigt de afgedankte stukjes van ons op, om ze vervolgens weer achteruit te blazen. Terug de wereld in.

 

Mail

Nora van Arkel kan niet zonder kaasplankjes, genre-overschrijdende schrijfexperimenten, Ottolenghi en haar eeuwig uitdijende boekenkast. // nora@hardhoofd.com

Lies Schroeyen (1990) is een illustrator uit Hasselt.  Ze maakt tekeningen waarbij sfeer en gevoel een grote rol spelen. Inspiratie haalt ze uit het dagelijkse leven, eigen ervaringen en poëzie. Wanneer ze niet aan het tekenen is, vult ze haar dagen met twijfelen en lesgeven op een kunstacademie. 

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
Lees meer
test
het laatste
Voor de meisjes

Voor de meisjes

Terra van Dorst dicht over de passiviteit van het wachten op morgen en het uitstellen van keuzemomenten. ‘morgen gaan we een ijsje halen / zullen de bramen rijp zijn / maak ik een besluit’ Lees meer

Regenwormen 1

Als de bodem niet dragen kan

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. Anouk von Seida schrijft over de betonplaten op een boerderij en het onverwachte leven dat zich daarin afspeelt. Lees meer

Grond & Ik

Grond & Ik

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. In 'Grond & Ik' zoekt Lisia Leurdijk naar manieren om een dialoog tussen het individu en de grond te openen. Lees meer

Regenwormen

Regenwormen

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. Milou Lang graaft in dit tweeluik naar wormen, gangenstelsels en de geborgenheid die de grond kan bieden. ‘hier duw ik geil zijn in de kluiten aarde / durf mijn vingers te verliezen in slib en schimmeldraden’ Lees meer

Luchtspiegeling

Luchtspiegeling

'We bewegen log en lief.' Madelief Lammers onderzoekt in dit gedicht de onstilbare honger tussen twee mensen, een wankele relatie waaraan iets fundamenteels ontbreekt. 'Zie je hoe we ondanks die woede nog zo mooi zijn als een slapend paard dat met haar huid trilt om een daas te verjagen?' Lees meer

:Winnaar publieksprijs Rode Oor: Vespula vulgaris

Winnaar publieksprijs Het Rode Oor: Vespula Vulgaris

In een pot met schuimbanaantjes vecht een wesp om los te komen. Myrthe Prins portretteert een winkelbediende die in een snoepwinkel aan zoetigheid proeft. Met Vespula Vulgaris won zij de publieksprijs van Het Rode Oor 2025. Lees meer

Pekingeend

Winnaar juryprijs Het Rode Oor: Pekingeend

Twee personen blijven samen achter in de keuken, waar ze tijdens het bereiden van een pekingeend steeds dichter verstrikt raken in het spel van aanrakingen, blikken en opdrachten. Met Pekingeend won Fleur Klemann de juryprijs van Het Rode Oor 2025. Lees meer

Auto Draft 10

Als je te pletter slaat, dan klinkt dat zo

Midden in de nacht springt een man van een richel. Nee, geen man; een held. En iedereen weet: een man zoals Luciano slaat niet te pletter. In dit korte verhaal van Julien Staartjes bewegen de achterblijvers zich tussen het postuum cancelen of aanbidden van de man met gladde benen en mierzoete tong. Lees meer

Binnen de context van twee

Binnen de context van twee

In haar gedicht onderzoekt Sytske van Koeveringe de betekenis en fascinatie van het getal twee. Via paren, tegenpolen en verbindingen ondervinden twee vrouwen de mogelijkheden van samenzijn. Is er balans in vereniging? Lees meer

Hondenvoer

Hondenvoer

Een overleden hondje zorgt ervoor dat moeder en dochter in een strijd belanden. Ze willen beiden laten zien wie er meer van het dier gehouden heeft. In dit verhaal van Keet Winter mondt die spanning tussen de twee vrouwen uit in een pijnlijk diner. Lees meer

Stranding

Stranding

'Ze ligt hier als aanklacht / op het land gespuugd / om de noodzaak tot evenwicht / tussen mens en water te benadrukken.' Angelika Geronymaki trekt je met dit gedicht over zelfbeschikking en milieuvervuiling mee, als de aangespoelde zeemeermin in een sleepnet gevuld met platvissen, sardientjes en haringen, en slingert je vanuit het zure zeewater op een strand met grijpgrage mannenhanden. Lees meer

 1

Een luik naar het verleden

De opa van Emma Stomp vertrok vanuit Curaçao naar Nederland. In haar gedichten observeert ze het gemis dat dat met zich meebrengt. 'Koop een wollen muts tegen de regen en kou, bid tweemaal daags voor je examens, denk aan thuis maar niet te veel, weet dat alles uiteindelijk is voorbestemd.' Lees meer

Mijn Apocalypsis Leydenensis 1

Mijn Apocalypsis Leydenensis

In deze gedichten vliegt Joshua Snijders koerend over een postapocalyptisch Leiden, zijn Lays-chipszakjes tijdens een uitstapje in de Melkweg achtergelaten en zwemmen walvissen op wieltjes. 'De vraag is of je voetafdrukken kunt achterlaten wanneer er geen zwaartekracht is.' Lees meer

Water landt zachter

Water landt zachter

Via een staalarbeider en een PVV-stemmer onderzoekt Angelika Geronymaki zichzelf. Kan ze, zonder het doen van aannames, de ander leren kennen? Lees meer

:De archivaris en haar dochter: Een anatomie van opa's dochter 1

De archivaris en haar dochter: Morgen zal alles anders zijn

‘Even eufy checken.’ In ‘Morgen zal alles anders zijn’ dicht Bareez Majid over de eindeloze keuzes en opties die een dag voortbrengt. Een dag die getekend wordt door de sluimerende aanwezigheid van de videofeed van een beveiligingsapp. Lees meer

Bleekzucht en bloedarmoede

Bleekzucht en bloedarmoede

Menstruatie is stil en onzichtbaar. We kijken weg en gaan door. Maar wat als dat niet langer kan? Wat als het bloed de samenleving binnenstroomt en ons verdrinkt? Esther De Soomer onderzoekt hoe de maatschappij dan reageert. Lees meer

:De archivaris en haar dochter: Een anatomie van opa's dochter

De archivaris en haar dochter: Een anatomie van opa's dochter

In ‘Een anatomie van opa’s dochter’ reconstrueert Bareez Majid de verschillende deeltjes die samen een moeder maken. Een moeder die door een ziekte in de war is, en veel dingen vergeet – soms zelfs haar eigen kinderen. Lees meer

Auto Draft 9

Dat het was

Hoe ga je om met herinneringen die te pijnlijk zijn om onder ogen te komen? Olivier Herter maakt het publiek getuige van een versnipperd landschap van herinneringen. Vloeiend, stemmig en ogenschijnlijk zonder plot wordt geprobeerd woorden te vinden, waar geen woorden voor te vinden zijn. Dit verhaal werd eerder op toneel gebracht door t Barre Land. Lees meer

:De archivaris en haar dochter: De eeuwige lijsten

De archivaris en haar dochter: De eeuwige lijsten

‘Ik wil geen literatuur van je maken.’ Hoe berg je je moeder in je schrijven, zonder haar essentie te bevriezen? Bareez Majid dicht in woord en beeld over ‘soon-to-be-dead-mothers’ en onderzoekt hoe hun lichamen functioneren als vergankelijk archief. Lees meer

Auto Draft 7

Moederland

Zelfs in de Italiaanse zon lukt het niet altijd om donkere gedachten op afstand te houden. Roos Sinnige laat ons meedrijven op de ongrijpbare stroom die dan ontstaat. Lees meer

Lees Hard//hoofd op papier!

Hard//hoofd verschijnt vanaf nu twee keer per jaar op papier! Dankzij de hulp van onze lezers kunnen we nog vaker een podium bieden aan aanstormend talent. Schrijf je nu in voor slechts €3 per maand en ontvang in maart je eerste papieren tijdschrift. Veel leesplezier!

Word trouwe lezer