Een poging om alles te vergeten, om je af te sluiten voor je herinneringen, is op voorhand gedoemd om te mislukken. Een kort verhaal over de (on)mogelijkheid om schoon schip te maken.
Witte muur / Wanneer de kamer verdwijnt / Wat ik mezelf beloof / Belofte aan niemand / Niets / Ik beloof niets
Ik hou me stil. Een stoel, een bed, een wastafel – het is alles dat me gegund is. Dan is er nog de wc-pot, die ik niet speciaal heb laten plaatsen. Hij is er gewoon. Ik hang mijn lakens zo dat ik het porselein vanaf mijn stoel niet kan zien, het ene uiteinde om de kraan van de wastafel geknoopt en het andere uiteinde aan de poot van mijn bed. Ik ben bang dat als ik mijn nek uitstrek, ik net het randje zal kunnen zien, dus ik blijf voorovergebogen zitten. Ik hoef niet te weten wat daar gebeurt.
Het is koud. Het is koud, want ik ben alleen en ik heb geen kleren aan. Ik dacht dat dat beter zou zijn, maar ik had tenminste een broek aan kunnen doen, of een rok, zodat ik niet had kunnen zien wat eronder zat. Alles om niet te hoeven zien wat eronder zit. Ik hou mijn ogen gefixeerd op de witte muren, de muren die ik wit geverfd heb om de kleur eronder te vergeten. Ik weet niet meer welke kleur eronder zat. Dat is wat ik mezelf beloof – iedere keer beloof ik mezelf weer dat ik niet weet welke kleur mijn kamer was, waar mijn kamer is, wat er onder mijn kleren zit. Ik beloof mezelf dat ik niet weet wie ik ben.
Misschien wordt het ooit waar.
Ik hou mijn eigen handen vast, om mezelf te sterken in mijn missie. Ik weet dat het niet makkelijk gaat worden, maar ik heb er zelf voor gekozen, dus het zal me lukken. Het moet lukken. Ik hou mijn handen vast, om ze niet over mijn hoofd te laten glijden, mijn hoofd dat kaal is van herinneringen, kaal zonder haar. Alles moest eraf. Maar langzaam komen de stekels terug, de stekels die me vertellen van de jaren die voorbij gegaan zijn, de jaren die niet meer mogen bestaan.
Ik hou mijn handen vast en beloof mezelf om niet te kijken naar mijn vingers die steeds rimpeliger worden. Ik beloof mezelf de rimpels niet te zien, niet in paniek te raken omdat de tijd aan me voorbij vliegt. Ik beloof mezelf niet te weten wat ervoor heeft gezorgd dat de bovenkant van mijn hand niet meer zo glad is als eerst.
Ik staar zo hard mogelijk naar de witte muren, totdat mijn gezicht er pijn van doet, totdat het zoveel pijn doet dat de pijn overgaat in iets anders, iets dat straalt vanuit mijn hoofd door mijn buik naar mijn voeten, iets dat voelt alsof ik misschien niets meer voel, niets meer ben.
Verderop gaat een bel. Een deurbel, denk ik, nee, een magnetron, nee, een telefoon. Ik staar naar de witte muur en ik beloof mezelf dat ik geen honger heb. Een alarm? Staat er een huis in de fik? Ik beloof mezelf dat ik geen buren heb, dat zelfs als ik buren heb en hun huis in de fik staat, dat ik dan geen lichaam heb dat verwoest kan raken in de brand die daarop volgt, de brand die onvermijdelijk alles zal verteren.
Het geluid stopt en ik overweeg zelf een vuur te stoken. Is het sneller om alles schoon te branden dan om alles weg te denken? Ik weet niet wat ik mezelf moet beloven, ik weet niet wat ik moet denken. Ik denk aan de leegte, de leegte, de leegte
aan de stilte
ik denk aan hoe ik niet besta
ik beloof mezelf dat ik niet besta
ik beloof mezelf, de wereld, dat ik opnieuw zal be-
De bel klinkt weer. Misschien is het niet verderop, misschien is het mijn deurbel. Je hebt geen deurbel. Je hebt geen huis. Je hebt alleen deze kamer, alleen deze ruimte, alleen een lichaam dat niet bestaat.
Let op waar je naar kijkt. Je hebt jezelf beloofd niet te kijken. Witte muur.
De bel rinkelt dwars door mijn hersenen, het geluid kliedert over de muren waardoor wit gewoon wit blijft en niet steeds paarser wordt, niet steeds meer lijkt op de kamer met posters van jaren-tachtig-bands die allang niet meer bestaan, bands die niet bestaan en die ik niet leuk vond als kind. De bel roept geen herinneringen op van het huis om die kamer heen, de slaapkamer achter de posters, de slaapkamer waar geen ouders sliepen, waar zéker weten geen ouders sliepen, al helemaal geen ouders die er niet meer zijn.
De bel rinkelt niet in het huis waar ik ben gaan wonen met mijn man, ik heb geen man, ik had geen man, ik ben niet iemand die een man kan hebben. Ik ben niet in mijn ouderlijk huis gaan wonen en er was geen moment dat ik dacht dat alles goed zou komen, er was geen moment dat ik dacht dat we samen gelukkig zouden zijn, al helemaal niet voor altijd. Ik maak mezelf geen illusies.
Ik ben niets kwijtgeraakt.
De bel stopt niet met rinkelen.
Ik had niets – vanaf het begin had ik niets.
Mijn ogen volgen het patroon van beelden, voor mijn ogen en achter mijn ogen.
witte muur
niets
witte muur
niets
Nora van Arkel kan niet zonder kaasplankjes, genre-overschrijdende schrijfexperimenten, Ottolenghi en haar eeuwig uitdijende boekenkast. // nora@hardhoofd.com
Friso Blankevoort (a.k.a. Freshco) is een illustrator/designer die woont en werkt in Amsterdam. De skateboardcultuur heeft een grote invloed op zijn werk, dat ook beïnvloed wordt door de traditie van grafisch ontwerp in Nederland.