Asset 14

Roodborstjes

Roodborstjes

Broer en zus zitten in de schaduw van de kerk op een lome zomerdag en hebben het over waar de sterren mooier zijn: in Noorwegen of in Nederland. Een kort verhaal over sterren en waxinelichtjes, over dromenvangers en warhoofdvragen. En over menselijke roodborstjes.

Mijn moeder zegt dat zweten gevaarlijk voor ons is. Er glijdt een druppeltje langs mijn schouderbladen. Precies door die ene opening tussen mijn rug en de muur. Het stopt, verandert langzaam van koers, glijdt door en stopt dan weer even. Ik raak niet in paniek van de druppel. Daar is het niet heet genoeg voor. Nog niet in ieder geval. Ik wieg mijn schouders en probeer tegelijkertijd te bedenken uit welke porie de zweetdruppel is gegleden. Ik voelde hem eerst in mijn nek, links van de moedervlek die altijd bloedt onder de tondeuse van de kapper. Zou daar de zweetbron zijn? Of zou de druppel niet uit mijn huid komen, maar gewoon ontstaan, zoals de sterren bij de oerknal? Glinsterende druppels. Kleine zweetsterretjes die over mijn lichaam dwalen.

Mijn zus Anna zit naast me in de schaduw van de kerk in ons geboortedorp. Vanuit de toren kwetteren zwaluwen, klaar om weg te vliegen als de klok half twee slaat.

‘Vind je de sterren eigenlijk mooier in Noorwegen of hier in Nederland?’ vraag ik. Anna draait haar hoofd niet. Ze zucht. Haar adem drukt tegen de lucht die boven de pleinstenen luiert. Ik kijk naar het trillen van de moleculen. Honderden, duizenden deeltjes die niet kunnen wachten om samen te ballen tot minuscule planeten boven het kerkplein.

Sef was gesmolten toen de zon op zijn warmst was. Alleen zijn rieten hoed was teruggevonden op de akker.

Mijn gedachten dwalen naar de augustusnachten in Tromsø. Iedere zomer spiegel ik daar sterrenstelsels in onze achtertuin. Elke felle ster krijgt een kaars, elke zwakke een waxinelichtje. Net naast de appelboom bouw ik de Grote Beer na. Orion komt halverwege het grasveld. Ik hou van de korte nachten in Noord-Noorwegen. Ze maken me rustig, brengen de wereld weer in balans na de dagen die maanden duren. Als de schoolvakantie op de helft is, komt de donkerte terug uit zijn zomerverblijf. De sterren flikkeren dan als ik naar de lucht staar. Alsof ze de kaarsen in onze achtertuin terug spiegelen.

‘Cas, je doet het weer,’ antwoordt mijn zus tussen mijn gedachten door. ‘Dit zijn warhoofdvragen. Het zijn dezelfde sterren, ze zijn altijd even mooi.’ Ik vind het fijn dat ze dat zegt. Haar woorden klinken alsof alles in haar hoofd netjes op z'n plek ligt. De antwoorden bij de antwoorden, de vragen bij de vragen en de kennis strak opgestapeld in lange wandkasten. Maar ik weet dat ze de sterren stiekem mooier vindt in Nederland. Ze vindt stiekem alles mooier in Nederland.

Jarenlang vroeg mijn zus elke avond bij het naar bed gaan om het verhaal van gesmolten Sef. Moeder kwam op de rand van Anna’s eenpersoons zitten. Ik luisterde vanuit het mijne aan de andere kant van de kamer.
‘Sef was jullie over-over-overgrootvader. Hij was een boer met zulke armen.’ Moeder spande haar spierballen zoals mijn favoriete stripfiguur Popeye dat doet. Met haar andere hand gaf ze de omvang van Sefs spieren aan.
‘Hij werkte lange dagen op zijn akkers. Tussen ons huis en de watermolen waar nu het café van de ouders van Robin zit verbouwde hij bieten, graan en kolen. Als het vroor droeg hij dubbele truien. Als het zonnig was stond hij met een rieten hoed met blote bast op het land. Elke avond kwam hij iets bruiner terug.’ Onze moeder stopte even met praten. Ze gaf ons de tijd om de vraag te stellen die we altijd stelden als ze het verhaal vertelde.
‘Niet elke avond, toch ma?’, vroeg Anna.
‘Nee, nou ja, elke avond tot die heel warme dag in mei. Toen kwam hij niet thuis. Eerst niet voor de lunch. Later niet voor het avondeten dat zijn vrouw had gekookt. Uiteindelijk helemaal niet.’ Rond dit moment lag ik in bed met gloeiende wangen van de spanning.
‘Weten jullie nog wat er met hem gebeurd is?’ Natuurlijk wisten wij dat. Anna maakte het verhaal af. Soms fantaseerde ze dat Sef gillend van pijn gestorven was. Andere keren had hij er nauwelijks iets van gemerkt. Maar altijd was de doodsoorzaak hetzelfde. Sef was gesmolten toen de zon op zijn warmst was. Alleen zijn rieten hoed was teruggevonden op de akker.

Roodborstjes
Anna twijfelt aan onze familiegeschiedenis. Dat weet ik zeker. Zekerder dan ooit. De kerkklok slaat half twee. Uit mijn ooghoek zie ik hoe ze een thermometer uit haar tas pakt. Ik ken de meter. Het is een van haar eerste.

Als tiener werkte Anna bij de de Emté-supermarkt in het dorp. Van het geld dat ze daar verdiende, kocht ze thermometers in de stad. Staafjes met kwik, digitale meters met zuignappen voor op de ramen en een keer een ronde met een wijzer. Die had ze gevonden bij de tweedehandswinkel op de Vogelstraat.

Toen Anna ouder werd – en meer verdiende – kocht ze meters die ze kon aflezen op haar telefoon. Via de huiswifi verbond ze haar mobieltje met thermometers over de hele wereld. In elke middelgrote stad had wel iemand de app. Een paar keer het scherm aanraken en Anna zag de kou van de nachtelijke Gobiwoestijn, de hitte in zomers Oekraïne en het gematigde klimaat van Montevideo. In de jaren erna bezocht Anna plekken waar het precies 24 graden was. Ze wilde de grens ervaren. Met haar vingers streek ze over bankjes en prullenbakken. ‘Ik weet hoe de wereld op zijn heetst voelt’, schreef ze me op een kaart van het Alcazaba in Malaga.

Wij zijn menselijke roodborstjes. Zodra sneeuwklokjes door het gras van de boomgaard steken, beginnen onze voorbereidingen.

Anna legt de thermometer met een gestrekte arm naast zich neer. Het appelgroene plastic steekt fel af tegen de kiezelstrook langs de kerkmuur. Alsof iemand verf over verse sneeuw heeft gegooid.

‘Het roodborstje verhuist elke herfst van Noorwegen naar Nederland’, fluistert mijn zus.
‘Elk voorjaar van Nederland terug naar Noorwegen. Het overwintert hier. Zoekt de zon, de warmte, de kans op overleven. Een deel van zijn soortgenoten blijft in het Noorden en ziet hoe de zon niet meer opkomt. De populatie splitst zich op om de kans op overleven te spreiden. Het casino geeft twee keuzen. Risico 1: doodvriezen in het vertrouwde noorden. Risico 2: sterven aan ziektes of roofdieren in het onbekende zuiden. Driekwart zet in op het zuiden.’

Al bij het derde woord herken ik de zinnen van Anna. Onze moeder repeteerde dit eindeloos. Ze las de tekst voor van een A4’tje en probeerde het uit haar hoofd te leren. Dagen en dagen. Zo vaak dat ook ik de tekst woord voor woord ken. Straks gaat ze zeggen dat wij menselijke roodborstjes zijn.

‘Wij zijn menselijke roodborstjes. Zodra sneeuwklokjes door het gras van de boomgaard steken, beginnen onze voorbereidingen. Dan bellen we vrienden in Tromsø om te vragen hoe ons huisje erbij staat. Pakken we drie koffers per persoon en maken het huis hier zomerklaar. Begin maart rijden we met een taxi naar het station en vandaar met de trein naar de luchthaven. Met tussenstop duurt de vlucht vijf-en-een-half uur. Sneller dan de vogels.’

Anna stopt. Moeder herhaalde de laatste woorden vaak. ‘Sneller dan de vogels’, zei ze dan nog eens. Ditmaal met de nadruk op vogels. ‘Sneller dan de vogels.’ Ze wachtte, alsof ze de woorden nog eens kon terugluisteren nu ze waren uitgesproken. De intonatie moest perfect zijn. De tekst was voor een reclamefilmpje voor een stichting die ze zelf had opgezet. Ze hoopte er geld mee op te halen voor mensen zoals wij, voor menselijke roodborstjes. Soms vroeg ze dan wat ik van de tekst dacht. Maar ik dacht meestal aan ons buurmeisje in Tromsø. Of ze dat jaar naar het zomerkamp zou gaan? Zoals alle Noorse jongeren, behalve ons buurmeisje, Anna en ik. Maar wij zijn ook geen echte Noren. Wij zijn zomer-Noren, kouzoekers, hittemigranten, seizoensbewoners, nergensgebondenen en al die andere namen die Anna voor ons bedacht. Dat soort dingen dacht ik.

Het verbaast me dat Anna de reclametekst nog kent. Terwijl ik bij mij moeder aan de keukentafel zat, trok Anna zich meestal terug op haar kamer. Ze had de muren volgehangen met foto’s van migranten. Boven haar bureau Italianen op Ellis Island, op de andere muren krantenknipsels over Bosniërs en Ghanezen en naast de deur een passage uit haar geschiedenisboek over de Val van Antwerpen. Terwijl onze moeder haar reclametekst repeteerde, las Anna boeken tussen de ontwortelden. Soms kwam ik een uurtje bij haar zitten. Dan stelde ze me vragen over wat ik van Noorwegen vond en of ik niet stiekem hier wilde blijven, in ons dorp waar we vrienden hadden.

Het was mijn idee geweest om met Anna deze zomer in Nederland te blijven. ‘Mam, hoe was het eigenlijk vroeger, in die kelder?’, vroeg ik op de laatste winterdag dat het vroor. In mijn moeders jeugd was de kelder van de dorpskerk geweest wat Noorwegen voor ons is. Veilig. Koel. Afgesloten van de buitenwereld.
‘Een beetje saai. We speelden veel bordspelen: Monopoly, Stap op, Mens erger je niet. Toen ik wat ouder werd, klaverjasten we weleens met de pastoor. Ik vond het eigenlijk altijd wel prima. Hoezo?’ antwoordde mijn moeder. Voor haar had Noorwegen niet per se gehoeven. Mijn vader was ermee gekomen. Hij was het die de atlassen had bestudeerd en gezien had dat het ter hoogte van Tromsø nooit warmer dan 19 graden Celsius werd. Ruim onder ons maximum. ‘Carlalief, ik wil met je trouwen, maar ik wil niet dat onze kinderen opgroeien onder het altaar waar ik ja tegen je ga zeggen,’ zei mijn vader toen mijn ouders nog verloofd waren. Via een uitzendbureau in de stad vond hij seizoenswerk in de Noorse oliesector en hoewel hij tegen de warmte kon, zou hij elk jaar met ons de vogels achterna vliegen.

Mijn moeder vertelde drie uur lang die dag. En terwijl ik luisterde begonnen mijn hersenen verbindingen te vormen die mijn zus en mij naar de schaduw van de kerk zouden brengen, en mijn zus uiteindelijk naar de zon.
Roodborstjes
‘Raad eens hoe warm de stenen zijn, Cas?’ zegt mijn zus. Mijn gedachten slenteren wat rond. Ik reken uit dat Anna voor de thermometer tussen ons in drie uur achter de kassa bij de dorpssuper heeft moeten werken. Bliep, bliep, sorry u kunt hier alleen pinnen. Opkomende kramp in mijn hamstrings. Ik zit twee meter van Anna vandaan op mijn hurken tegen de kerkmuur. Als een vijfjarige die kijkt hoe buurtkinderen knikkeren. Door het katoen van mijn overhemd voel ik de koele muur van de dorpskerk. De redding voor de generaties voor mij. Hun vluchthaven voor de zomerhitte. We moeten koelen om te overleven. En overleven deden zij door het geloof, of althans door de kerk met haar catacomben. Zodra de zon aan warmte won trokken mijn voorouders de diepte in.

Anna en ik zijn al minutenlang stil. De vraag die ze stelde hangt tussen ons in, ergens boven de thermometer en de kiezels. Het is veilig. Met mijn linkerhand dwaal ik over de stenen. De meeste zijn glad en ik stel me voor hoe ze door de Noorse rivier Glomma zijn afgedaald. Met elke wenteling minder hoekig, steeds kleiner. Ik gooi een van de kiezels een paar meter voor ons uit. De zon in.
‘Nu ligt er een stukje rivierbodem op het plein,’ zeg ik.
Anna gnuift. ‘Romanticus. Je weet toch dat kiezels tegenwoordig niet meer uit de rivier komen,’ zegt ze. ‘Ze worden als kleine rotsstukjes in een soort cementmolen met water gegooid. Dat maakt ze glad. Het zijn massaproducten, door de industrie gemaakt voor grote tuincentra.’ De stilte is weer bij ons komen zitten.

Op haar blote beenhuid blijven kleine steentjes plakken. Net boven haar knieholte vormen de kiezels een smiley.

Vanuit mijn ooghoek zie ik hoe Anna telkens naar haar thermometer staart. Het is er een met een schermpje met grote pixels. Pixels van het formaat waarmee een tamagotchi is opgebouwd. 22 graden in de schaduw. De tamagotchi leeft. Het beestje heeft genoeg liefde en eten gehad. Wij leven, we hebben elkaar en een prettig gebrek aan zon.

De pixels bewegen. 23 graden in de schaduw.

Ik zie dat Anna ziet dat de pixels bewegen. 23 graden in de schaduw. De thermometer blijft liggen, terwijl Anna haar handen op de kiezels zet. Ze duwt zich op en gaat staan. Op haar blote beenhuid blijven kleine steentjes plakken. Net boven haar knieholte vormen de kiezels een smiley. Misschien is dat de reden dat ik haar niet tegen houd. De stenen vertellen me dat dit is wat Anna wilt. De smiley kijkt naar mij, bedenk ik. Het gezichtje weet wat komen gaat, stelt me gerust en ik glimlach terug. Als Anna van de muur wegloopt vallen de steentjes terug op de grond. De eerste paar nog in de schaduw, de latere in de zon op het plein.

Het duurt langer dan ik had verwacht. In mijn fantasie zouden wij watervalletjes zijn geworden. Maar bij Anna kruipen de druppels traag als honing. De tegels rond haar lichaam worden stroperig nat. De nieuwe druppels op de warme ondergrond stromen niet. Ze bollen de plasjes die ontstaan op tot ze wel moeten uitdijen. Pas na een minuut of vijf begint Anna doorzichtig te worden. Door het laatste flintertje huid op haar gezicht schijnen haar schedel en kaak door. Ze zit daar maar op het plein, in haar jurk uit Noorwegen, met opgetrokken knieën en haar ogen dicht tot ze geen oogleden meer heeft om haar ogen te bedekken.

Ik bedenk dat ik tegen mijn ouders moet zeggen dat ik erbij was. Niet in de hitte op het plein. Niet met de drang van mijn zus om de grens op een onbewaakt moment te overschrijden, om de mythes te testen. Ook niet met het besluit de constante migratie te stoppen. Ik denk, denk ik, minder na over die dingen dan Anna. Maar erbij ben ik wel. Gewoon tegen de koele muur van de kerk. Thermometer op 23 graden in de schaduw. Veilig.

Ik herinner me een middag vorig jaar in onze Noorse tuin, we zaten onder de appelboom. Anna bestudeerde kaarten van Europa en ik zat te niksen. Ze keek op en glimlachte. Even leek ze gelukkig. Ze noemde me wolkenbroertje, dromenvanger en zei dat ik wollige hersenen heb.

Mail

Gidi Pols (1993) schrijft woorden en zinnen. Meestal als journalist. Soms als thuisdichter, een enkele keer als korte verhalenverteller.

Reinout Dijkstra is illustrator uit Zwolle. Hij maakt tekeningen, schilderingen, foto's en soms ook nog een klein tekstje. Zijn werk is geaard in zijn eigen ervaringen, hij geniet van dingen als lichtval, kleur en is niet vies van een grapje.

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
Lees meer
test
het laatste
Auto Draft 10

Als je te pletter slaat, dan klinkt dat zo

Midden in de nacht springt een man van een richel. Nee, geen man; een held. En iedereen weet: een man zoals Luciano slaat niet te pletter. In dit korte verhaal van Julien Staartjes bewegen de achterblijvers zich tussen het postuum cancelen of aanbidden van de man met gladde benen en mierzoete tong. Lees meer

Binnen de context van twee

Binnen de context van twee

In haar gedicht onderzoekt Sytske van Koeveringe de betekenis en fascinatie van het getal twee. Via paren, tegenpolen en verbindingen ondervinden twee vrouwen de mogelijkheden van samenzijn. Is er balans in vereniging? Lees meer

Hondenvoer

Hondenvoer

Een overleden hondje zorgt ervoor dat moeder en dochter in een strijd belanden. Ze willen beiden laten zien wie er meer van het dier gehouden heeft. In dit verhaal van Keet Winter mondt die spanning tussen de twee vrouwen uit in een pijnlijk diner. Lees meer

Stranding

Stranding

'Ze ligt hier als aanklacht / op het land gespuugd / om de noodzaak tot evenwicht / tussen mens en water te benadrukken.' Angelika Geronymaki trekt je met dit gedicht over zelfbeschikking en milieuvervuiling mee, als de aangespoelde zeemeermin in een sleepnet gevuld met platvissen, sardientjes en haringen, en slingert je vanuit het zure zeewater op een strand met grijpgrage mannenhanden. Lees meer

 1

Een luik naar het verleden

De opa van Emma Stomp vertrok vanuit Curaçao naar Nederland. In haar gedichten observeert ze het gemis dat dat met zich meebrengt. 'Koop een wollen muts tegen de regen en kou, bid tweemaal daags voor je examens, denk aan thuis maar niet te veel, weet dat alles uiteindelijk is voorbestemd.' Lees meer

Mijn Apocalypsis Leydenensis 1

Mijn Apocalypsis Leydenensis

In deze gedichten vliegt Joshua Snijders koerend over een postapocalyptisch Leiden, zijn Lays-chipszakjes tijdens een uitstapje in de Melkweg achtergelaten en zwemmen walvissen op wieltjes. 'De vraag is of je voetafdrukken kunt achterlaten wanneer er geen zwaartekracht is.' Lees meer

Water landt zachter

Water landt zachter

Via een staalarbeider en een PVV-stemmer onderzoekt Angelika Geronymaki zichzelf. Kan ze, zonder het doen van aannames, de ander leren kennen? Lees meer

:De archivaris en haar dochter: Een anatomie van opa's dochter 1

De archivaris en haar dochter: Morgen zal alles anders zijn

‘Even eufy checken.’ In ‘Morgen zal alles anders zijn’ dicht Bareez Majid over de eindeloze keuzes en opties die een dag voortbrengt. Een dag die getekend wordt door de sluimerende aanwezigheid van de videofeed van een beveiligingsapp. Lees meer

Bleekzucht en bloedarmoede

Bleekzucht en bloedarmoede

Menstruatie is stil en onzichtbaar. We kijken weg en gaan door. Maar wat als dat niet langer kan? Wat als het bloed de samenleving binnenstroomt en ons verdrinkt? Esther De Soomer onderzoekt hoe de maatschappij dan reageert. Lees meer

:De archivaris en haar dochter: Een anatomie van opa's dochter

De archivaris en haar dochter: Een anatomie van opa's dochter

In ‘Een anatomie van opa’s dochter’ reconstrueert Bareez Majid de verschillende deeltjes die samen een moeder maken. Een moeder die door een ziekte in de war is, en veel dingen vergeet – soms zelfs haar eigen kinderen. Lees meer

Auto Draft 9

Dat het was

Hoe ga je om met herinneringen die te pijnlijk zijn om onder ogen te komen? Olivier Herter maakt het publiek getuige van een versnipperd landschap van herinneringen. Vloeiend, stemmig en ogenschijnlijk zonder plot wordt geprobeerd woorden te vinden, waar geen woorden voor te vinden zijn. Dit verhaal werd eerder op toneel gebracht door t Barre Land. Lees meer

:De archivaris en haar dochter: De eeuwige lijsten

De archivaris en haar dochter: De eeuwige lijsten

‘Ik wil geen literatuur van je maken.’ Hoe berg je je moeder in je schrijven, zonder haar essentie te bevriezen? Bareez Majid dicht in woord en beeld over ‘soon-to-be-dead-mothers’ en onderzoekt hoe hun lichamen functioneren als vergankelijk archief. Lees meer

Auto Draft 7

Moederland

Zelfs in de Italiaanse zon lukt het niet altijd om donkere gedachten op afstand te houden. Roos Sinnige laat ons meedrijven op de ongrijpbare stroom die dan ontstaat. Lees meer

zonderverdergroet

zonder verdere groet

Rijk Kistemaker doet niet aan groeten. Rijk schrijft gedichten terwijl hij bezig is met andere dingen, zoals het opladen van een gehuurde Kia en huilen. Laat je meevoeren op zijn poëtische gedachtestroom. Lees meer

Jonathan de slakkenman

Jonathan de slakkenman

'Hij zag simpelweg hoe de slak zich terugtrok in zijn huisje wanneer het zich onveilig achtte. Vanwege hun gedeelde lot, voelde Jonathan zich geroepen om de naaktslak ook een toevluchtsoord te bieden.' In dit korte verhaal van Ivana Kalaš neemt Jonathans slakkenfascinatie langzaam zijn leven over. Lees meer

Het insectenhotel

Het insectenhotel

‘Ik kan wel voor je krimpen.' Dieuke Kingma onderzoekt in een kort verhaal vol spinnenpoten en keverschildjes of je de ruimte die je inneemt in een relatie ook weer terug kan geven. Lees meer

Auto Draft 6

ode aan de lepismA saccharinA

Lieke van den Belt neemt je mee in de wereld van de zilvervis. Met lichte en vervreemdende beelden schetst ze in twee gedichten een dialoog tussen deze beestjes en hun slachtoffers. Lees meer

Enterprise, Alabama

Enterprise, Alabama

Charlotte Duistermaat neemt je mee in de enigszins absurde culturele en historische impact van een snuitkeverplaag op een Amerikaans dorpje en de vergelijkbare migratiestromen van mens en dier. Lees meer

Auto Draft 5

Verpopping

Wanneer een rups zich in de sombere wintermaanden in haar keukenraam nestelt, koestert de hoofdpersoon in dit verhaal van Esther De Soomer voor het eerst weer gevoelens van liefde en tederheid. Lees meer

Huizen, omhulsels 1

richtingen, ruimtes, rijping

Anne Ballon schreef drie gedichten over een innerlijk dialoog. Met zachte, precieze en lichamelijke beelden neemt Anne ons mee in een conflict tussen een ‘jij’ die naar geborgenheid in seksuele ervaringen zoekt en een ‘ik’ die aan dit zoeken probeert te ontsnappen. Lees meer

Lees Hard//hoofd op papier!

Hard//hoofd verschijnt vanaf nu twee keer per jaar op papier! Dankzij de hulp van onze lezers kunnen we nog vaker een podium bieden aan aanstormend talent. Schrijf je nu in voor slechts €3 per maand en ontvang in maart je eerste papieren tijdschrift. Veel leesplezier!

Word trouwe lezer