Man, jong, Syriër. Hij zit voor me op mijn spreekuur in de huisartsenpraktijk. Ik slik. Dit is hem dan, de vluchteling uit de krantenkoppen. De ‘lastpak zonder enig toekomstperspectief’ volgens de een, het ‘slachtoffer van het neoliberale beleid’ volgens de ander. Toen ik hem ophaalde uit de wachtruimte, stond hij niet te springen om mijn hulp. Hij is nogal bozig: wéér lang wachten in een wachtkamer (en dat was inderdaad zo). Zijn klachten heeft hij keurig in een boekje opgeschreven: hij voelt zich vervreemd, angstig, opgefokt, is geobsedeerd met vrouwen en een relatie vinden, te verlegen om sociaal contact te leggen en hij piekert. Ten slotte: ‘I haven’t seen my family in six years.’ Wat is er toch mis met hem, wil hij weten.
Ik probeer te zeggen dat dit soort gevoelens volledig normale reacties zijn voor wat hij heeft meegemaakt. Maar dat wat hij heeft meegemaakt, extreem en abnormaal is.
Zijn boosheid zakt. Hij stelt me veel vragen over hoe het hier werkt. Af en toe noemt hij me nadrukkelijk bij naam (‘What do you think, Martha?’), alsof hij met een collega wil overleggen in plaats van in de patiëntenrol geduwd te worden. Wat ik hem kan bieden is in theorie ‘praktische, oplossingsgerichte hulp bij milde klachten’. Hem aansporen om zijn sociale netwerk te versterken, bijvoorbeeld.
Hij lacht cynisch: ‘I feel as if everything is useless. I can’t do smalltalk after everything that happened, I can’t even make friends.’ Hij wil geen nieuwe vrienden maken, zegt hij, hij wil liever met mij praten als vrienden. Dat is nu juist het enige dat ik niet kan bieden en waar hij naar verlangt: liefde.
Wat hij dan het liefst zou willen? ‘Normaal worden, zoals ik vroeger was.’
Daarvoor hebben we nog vijf sessies vanuit de basisverzekering.
In een volgende sessie vertelt hij over Syrië. Zijn werk als ambulancebroeder bracht hem op een dag naar een dorp waar twee religieuze groepen streden, een noodsituatie. Wat hij aantrof was een dorp in de as, een soort Pompeï: afgebrand, alle inwoners doodgeschoten. De armen van een verkoolde vader die een vrouw en twee kinderen omhelsden. Die moest hij in lijkzakken stoppen.
Volgens het protocol moet ik hem nu vragen: ‘Maar goed, wandel je wel 30 minuten per dag?’
Bij iedere zin die ik in deze sessie nog zeg, wordt hij boos. Wat voor zin heeft het om positiever te leren denken in een wereld die dit toelaat? Ik hoor mezelf in de verdediging schieten, maar ik wíl helemaal niet in de verdediging schieten voor deze wereld. Een wereld van oorlog, Op1, tentenkampen, de alfatent van Lowlands, Oekraïne-inzamelingen, Albergen-protestmarsen, wachtrijen voor de Efteling, wachtrijen voor Ter Apel, een wereldwijd betreurde Queen, een naamloos gestorven baby.
Na een aantal maanden gaat het beter met hem. Hij is aangenomen voor een studie. En: ‘I was seeing someone.’
Veiligelanders zag ik ook. Er was de Marokkaanse vrouw die uit het Rifgebergte naar Nederland was gekomen, pas getrouwd met een vriend van haar vader. Het huwelijk was een ramp: hij was ongeduldig, zij ongelukkig, hij sloeg, zij manipuleerde. Nu vroeg ze een verblijfsvergunning aan vanwege het huiselijk geweld. Ze wilde rechten studeren. Haar enige kans op vooruitkomen in het leven was zich laten schaken door een man zo oud als haar vader met losse handjes – haar noemen wij een ‘veiligelander’.
Er was de Oekraïense vrouw met een burnout van het huisvesten van gevluchte familie, de continue telefoontjes met de schuilkelder en het checken van het oorlogsnieuws. Er was de Oeigoerse moslim, gevlucht omdat zijn familie zijn geaardheid niet accepteerde. Hij schreef de herkomst van woorden in het Nederlands, Engels, Chinees en Arabisch op in een boekje. Het terug traceren van woorden naar een gemeenschappelijke vooroudertaal, gaf hem troost, zei hij. Het bracht hem in contact met zijn wortels.
Er was Alane, Ayaam, Alimuhjan, Idai, Muhmad, Talal, Narces. Ze zijn student landbouwkunde, cateraar, danser, elektricien, dichter, muzikant.
Dit zijn de namen, de rugnummers, de individuen achter de vluchtelingenheadlines. En ze komen allemaal in de huisartsenpraktijk. Bij de huisarts wordt niemand geweigerd, wij zijn het gootsteenzeefje van de samenleving. Alle basis- en hogere-orde behoeften komen voorbij en vragen om aandacht: van zalf voor brandwonden tot hulp bij eenzaamheid. Realiseren Poetin, Zelensky, Assad, Xi Jinping, Rutte en consorten zich dat? Dat een individu meer is dan twee vierkante meter ruimte en een lichaam dat gevoed moet worden? Dat het ook geestelijke behoeften heeft: veiligheid, hygiëne, vriendschap, betekenis, zelfontwikkeling, vooruitkomen in het leven? Over een week zijn de Algemene Beschouwingen. Ik maak me geen illusies, maar ik mag hopen dat het hier over zal gaan: de individuen achter de vluchtelingen. Elke bom, elke offensief, elke handtekening voor een bed extra kan de levensloop van een individu bepalen. The political is personal.
Squid games
Een man verschijnt met getrokken pistool op het spreekuur
‘Het is jij of ik!’
Ik leg hem rustig uit dat hij hier
niet voor verzekerd is.
We spelen één potje Russisch roulette.
Een man komt aan in een land
We schudden ons hoofd. ‘Het spijt ons, de vloer is lava.’
Een man komt bij een loket
We knikken. ‘Je moet tot honderd tellen met je ogen dicht en dan zul je wel zien.’
We spelen dat bordspel dat je pinguïns op een wankele ijsschots moet zetten
(alleen van je eigen kleur)
Een man komt met een hele kolonie
We schudden het bord. We kijken wat er af valt.
Een man speelt Hollandse leeuwen
Rent naar de overkant, steekt continenten over en zeeën
Eerst pakt een minderheid de meerderheid
Dan pakt de meerderheid de minderheid
Dan draait alles om.
Time-out! roept de man.
Time-in!

Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.

Jill Heesbeen is een illustrator die graag werk maakt over de relaties tussen personen op maatschappelijk en op persoonlijk niveau. Zo laat ze je nadenken over de omgang met je medemens. Ook de relatie met jezelf (en de mentale problematiek die daarmee gepaard kan gaan) is een onderwerp dat ze graag verbeeldt.