Er zit een vrouw aan de bar. Heeft ze mij gezien, of kijkt ze onbewust zo strak naar haar telefoon? Ik ken haar, zij kent mij – we kennen elkaar goed, durf ik zelfs te zeggen. De groene blouse die ze draagt, klassiek model, een luxe stof, droeg ze die al toen we samenwoonden? Omhelsde hij mijn kleding in de gedeelde wasmand? De woorden die ik de afgelopen jaren heb gerepeteerd voor dit moment – onder de douche of in bed voor het slapen – zijn weggezakt. Tot mijn spijt: het had een prachtige performance kunnen opleveren.
Ik ben erg dronken, het personeelsfeest waar ik eerder was is verplaatst naar een kroeg waar ik haar nooit had verwacht te zien. Jaren ben ik op mijn hoede geweest: in de straten waar we voorheen samen liepen, op de huisfeestjes waar zij zomaar had kunnen staan roken op het balkon, in de gesprekken waarin haar naam plotseling viel. Nergens een teken van haar, maar alsmaar de gedachte: wij delen dezelfde plekken. En nu, totaal onvoorbereid, zie ik haar. Om me heen dansen collega’s, iemand stopt me een gin-tonic toe. Ik dans mee, op een zomerhit die eigenlijk al vergeten had moeten zijn, Martin Garrix, zoiets. Ik kijk weg, een collega zegt: dat is toch die vriendin van jou? Ik knik, antwoord: even naar de wc. Groepjes meisjes klitten samen in de rij, een roestige spiegel op de deur; mijn rode lippenstift heeft zich over mijn hele kin verspreid, als krentenbaard bij een kleuter, de pukkel die ik vanochtend vakkundig had bedekt laat zich nu zien, alleen de oogschaduw die ik voor mijn 21e verjaardag van haar heb gekregen zit nog keurig op mijn oogleden. Taupe met een klein glittertje.
Een kennis van me zei ooit over Karlien* dat ze alleen bij uitersten gedijt. Je bent of haar beste vriendin, of niks, er is geen schemergebied. Lange tijd stond ik aan haar goede kant, comfortabel en veilig, en nu, nu verschuil ik me voor haar, voor mijn voormalige BFF - Best Friend (For The Forseeable Future).
Waarschijnlijk word ik nooit meer zo close met iemand, is zo’n band alleen weggelegd voor jonge meisjes
De wc draait. Dit is het soort dronkenschap die vraagt om een beste vriendin. Iemand die op de toiletdeur klopt, en moederlijk vraagt of het wel gaat. Mijn plas klettert in de pot, de rol closetpapier is nergens te bekennen. In die handtas die ze op de barkruk naast zich had staan zit vast een pakje zakdoekjes, dat ze me onder de deur door zou hebben aangegeven. Karlien was goed in een meisje-meisje zijn, ze had veel vriendinnen, reageerde keurig volgens de sociale etiquette onder hun selfies (drie hartjes, ‘wat een vrouw!’). Als ik de wc-deur achter me sluit zie ik de meisjes uit de rij van net voor de spiegel staan, de een in de weer met het haar van de ander. Tweedejaars, schat ik, beide in strakke nylonjurkjes die over een paar jaar achterin hun kast zullen verdwijnen. Inwisselbaar gekir over een jongen, ik luister, tot een van hen mijn blik vangt via de spiegel. Ik loop betrapt terug de kroeg in. Waarschijnlijk word ik nooit meer zo close met iemand, is zo’n band alleen weggelegd voor jonge meisjes, en heb ik mijn kansen verspeeld.
De collega vergezelt haar aan de bar. Ze praten geanimeerd, Karlien zwiept haar lange, blonde haar met een elegante beweging weg van haar schouder. Ik denk aan onze eerste ontmoeting, ze stelde zich voor met een stevige hand en noemde haar voor- en achternaam. Ik was achttien jaar oud, zij eenentwintig. Zij is het, dacht ik. Zij is wat ik me had voorgesteld bij de mensen die ik zou ontmoeten tijdens mijn studententijd. Knap, werelds, volwassen.
We bleken te zijn opgegroeid in dezelfde streek in Noord-Holland, en gingen zelfs een tijd naar dezelfde middelbare school. Ze weet waar ik het over heb als ik vertel over Bobs Party Saloon in Uitgeest - kennis die vaak wordt ondergewaardeerd. In de jaren die volgden dwongen we onze gelijkenissen af; we kozen dezelfde studievakken, gingen samen op vakantie, liepen stage bij hetzelfde bedrijf, deelden vriendschappen en werden huisgenoten. Twee planten in dezelfde pot, onze wortels bijna niet meer uit elkaar te halen.
Hoeveel makkelijker was dit alles geweest als we ons niet te goed voelden voor een cat fight?
Ik zie het gebeuren bij de collega, die naar haar luistert. Fascinatie. Vaak stond ik ernaast. Ze dook vol in discussies, was hard, dan weer charmant, ze kon omslaan als een blad aan een boom. Vooral richting mannen was ze zo, argwanend, haar mooie uiterlijk leek haar daartoe te verplichten. Mijn collega wendt zijn blik even van haar af (uit ongemak, schiet er door me heen), en kijkt rond, ziet me staren en wijst – nu heeft hij haar iets te zeggen. Het is alsof ik zonder licht door het donker fiets, en plots een politiecontrole nader: te laat om te keren, tijd om me schrap te zetten. Ze kijkt naar mij, ik steek voorzichtig mijn hand op, glimlach flauwtjes. Als dit een aflevering van The Real Housewives was, zou de muziek nu aangezwollen en vloog een van ons de ander in de haren. Hoeveel makkelijker was dit alles geweest als we ons niet te goed voelden voor een cat fight?
Zij besloot onze vriendschap te verbreken, in de late lente van 2019. We moesten ons gedeelde huis verlaten, werden in andere potten geplaatst: zij verhuisde terug naar het dorp waar ze was opgegroeid, ik zocht een nieuwe kamer in de stad. Een door de woningmarkt afgedwongen scheiding die voor mij niet het einde van de vriendschap betekende, maar wat het wel deed. Mijn appjes aan haar werden plots niet beantwoord. Ik vroeg haar of er iets aan de hand was, waarom ze zo stil was. Blauwe vinkjes, geen reactie.
Er is niets zo groots en dramatisch als een vriendschap tussen twee meisjes. Hannah Horvath, een van de hoofdpersonages in de serie Girls, gebruikt deze zin als opening voor de essaybundel die ze schrijft. Ik denk aan Hannah en zie mezelf: een koddig, maf meisje, met een rommelig leven. Haar beste vriendin Marnie is haar tegenpool: georganiseerd, draagt ouwelijke manteljurkjes, en is knap op een klassieke, Amerikaanse manier.
Ik zag in mijn vriendschap met Karlien dezelfde contrasten. Ik voelde me haar kleine zus, uitverkoren omdat ze voor mij had gekozen. Karlien hield me een spiegel voor, waarin ik vooral zag wat ik niet was. Een gevaarlijke basis voor een vriendschap: in de zes seizoenen die Girls telt, liggen Hannah en Marnie af en aan overhoop. Mogen ze elkaar eigenlijk wel, of zien ze in de ander puur een bevestiging van hun eigen succes of onvermogen?
Jarenlang heb ik geprobeerd te achterhalen waarom Karlien het contact verbrak. Niet door het haar te vragen, maar door mezelf te pijnigen. Vijf jaar Karlien liep ik na, op zoek naar de eerste druppels in de emmer die overliep, de kleinste irritaties, de keren dat ze toegeeflijk ja zei maar nee bedoelde. Ik was als een omgekeerde detective: het was duidelijk wie schuldig was, maar waaraan bleef een raadsel. Hoe weet je wanneer iets voorbij is, vooral als er geen duidelijk conflict aan voorafging? Besefte ik dat we geen vriendinnen meer waren toen ze mijn berichten niet meer beantwoordde, toen ik naast haar in de bibliotheek ging zitten en zij opstond en vertrok? Toen ik verliefd werd, toen mijn oma stierf, toen ik verhuisde, en ik haar dat alles niet meer vertelde?
Ik wilde haar wel sorry zeggen, maar ik wist niet waarvoor. Mijn boosheid was te zacht, en werd overstemd door twijfel: dit alles lag vast aan mij.
Vaak voelde ik me Karliens ondergeschikte, een brugklasser tegenover diens sympathieke mentor
De ongelijkheid die tussen mij en Karlien bestond is een ongelijkheid zoals je die vaker ziet in verhalen over vrouwenvriendschappen, denk aan Lenu en Lila uit de Napolitaanse romans van Elena Ferrante, de meisjes uit De vriendschap van Connie Palmen, en Bobbi en Frances uit Gesprekken met vrienden van Sally Rooney. In dat laatste boek publiceert hoofdpersonage Frances een verhaal over haar beste vriendin en voormalige geliefde Bobbi. Ze zet haar daarin enorm op een voetstuk, een voetstuk zo hoog dat het Bobbi eigenlijk ontmenselijkt. Het zijn verhalen die ik misschien had moeten opvatten als waarschuwing: vaak voelde ik me Karliens ondergeschikte, een brugklasser tegenover diens sympathieke mentor. ‘Ach Lot,’ kon ze zeggen, ‘ach Lot, gaat het wel?’
In 2023 verscheen het boek We hebben het over je gehad van journaliste Stéphanie Hoogenberk, een essaybundel over vriendschappen en de nauwlettende sociale codes die erbij komen kijken. In een interview met de Volkskrant zei Hoogenberk: ‘Je hoort zo vaak over mensen die bedrogen zijn in de liefde, maar bijna nooit over mensen die zich gekleineerd voelen in een vriendschap. Daar zit veel schaamte bij.’ Die schaamte, beweert ze, komt voort uit het feit dat je bij het verbreken van een liefdesrelatie kan zeggen dat een bepaalde chemie weg is. Bij een vriendschap, daarentegen, ‘gaat het echt om je karakter.’
Onder ideale omstandigheden zou ik denken: wat zegt het over haar dat zij me niet laat weten waarom ze me heeft geghost? En niet: wat zegt het over mijn karakter dat zij niet meer met mij om wil gaan? Maar het lukt me niet, niet zolang ik haar niet van het voetstuk afduw, als ik de boosheid niet toelaat.
Toch doe ik mijn best, met dat karakter van mij, want als ik zie dat Karlien naar me toekomt, deins ik niet terug – iets wat ongetwijfeld ook samenhangt met de drank en mijn ongekend trage reactievermogen. De periode waarin ik we geen contact hebben gehad is bijna even lang als de periode waarin we onafscheidelijk waren. Ze baant zich een weg door de kroeg, steeds dichter bepakt met heel jonge en heel oude mensen, niks ertussenin, niemand lijkt hier op z’n plek. Een oprisping, de gin brandt. Ik denk aan de wandeling die ik straks naar huis zal maken, en hoe ik pas als ik de sleutel in het slot steek zal weten wat ik wél tegen haar had willen zeggen.
Kijk, daar heb je haar. We knuffelen zoals kinderen met elkaar schuifelen. De afstand en het ongemak maken me verdrietig, een teken dat ik haar nog altijd niet heb geleerd haar te zien als een uit het oog verloren kennis. ‘Dat is lang geleden,’ haar hand op mijn schouder, ze praat in mijn oor, de muziek staat te hard voor het gesprek dat we gaan voeren. ‘Misschien kunnen we even ergens gaan zitten, om te praten?’
Ze leidt me naar een bankje, schuift wat jassen opzij, maant me te gaan zitten. Lang was ik haar handlanger, nu plots een dader op verhoor. Had ik maar iets concreets gedaan dat ze me kon aanrekenen, bij volle bewustzijn. Iets wat een duidelijk einde geeft, een zwart scherm aan het eind van de aflevering The Real Housewives: Lotte is uit de serie gezet wegens haar buitensporige gedrag. Een glas water in haar gezicht. Neem het me maar kwalijk.
Zoals ze in mijn aflevering van The Real Housewives zouden zeggen: met zo’n vriendin heb je geen vijanden meer nodig
Het probleem is dat ik dat niet in me heb. Ik hoor aan wat ze me te zeggen heeft, ik knik, ik ben een schim, precies zo weerloos als hoe ik mijn collega net starend aantrof. Ze maakt me verwijten die me niks of weinig zeggen. Dingen die een leven geleden misschien nog betekenisvol waren, maar nu verjaard zijn.
Ik mompel sorry, een leugenachtige sorry, een sorry omdat ik niet anders durf. Lenù uit de romans van Elena Ferrante stelt haar leven in het teken van haar raadselachtige vriendin Lila, die haar in alles weet af te troeven. Tenminste, die indruk heeft Lenù zelf, die in de vier boeken uitgroeit van een kansarm meisje in een Napolitaanse achterstandswijk tot een gevierd schrijfster. Haar succes is voor haar echter betekenisloos, omdat Lila, die niet zo gegroeid is als zij, het niet erkent. Waarom zijn sommige vrouwen zo vatbaar voor relaties die onze onzekerheden niet wegnemen, maar juist bevestigen? Een onderschreven onzekerheid is een waarheid, hoe negatief ook, en neemt twijfel weg. Zie je wel, ik ben zo, mijn beste vriendin ziet het ook. Of, zoals ze in mijn aflevering van The Real Housewives zouden zeggen: met zo’n vriendin heb je geen vijanden meer nodig.
Als ze zegt dat ze me gemist heeft, doe ik mijn best het te geloven. We besluiten nog eens af te spreken, we besluiten om het bij te leggen.
Wanneer ik iets na vier uur ‘s nachts de sleutel in het slot steek, weet ik nog steeds niet wat ik had willen zeggen, maar wel wat ik niet wil voelen. In de dagen die volgen schrijft Karlien me.
[11-03 20:07] Karlien: Hey Lot, ik vond het echt heel fijn je weer te spreken! Wilde je nog dat wijntje doen waar we het over hadden?
[15-03 10:42] Karlien: Ik kan vrijdag na werk? Laat maar weten XX
[16-03 20:07] Karlien: Vanmiddag tijd?
Ik besluit te zwijgen, zoals ik dat in de afgelopen jaren ook al heb gedaan. Maar nu is het niet iets passiefs. Ik zwijg om niet meer haar ondergeschikte te zijn.
Ik stel me voor dat ze dit verhaal leest, het doorstuurt aan anderen. Dat ze het me verwijt dat ik haar verzoeningspoging heb genegeerd, dat ik ons verhaal heb opgeschreven zonder rekening te houden met haar perspectief, iets kinderachtigs wat ik met mijn volle geweten heb gedaan en wat ik niet kan weerleggen. Iets waarvan ik geen spijt heb, iets waarvoor ik geen sorry zal zeggen.
*Karlien is niet haar echte naam.

Lotte Krakers is neerlandica en schrijfster. Ze publiceerde o.a. in De Groene Amsterdammer, Tirade, NRC, De Gids en op De Optimist. In 2023 werd zij genomineerd voor de Joost Zwagerman Essayprijs. Lotte werkt aan een roman bij uitgeverij Atlas Contact.

Jaantje Anna is een illustrator die zich laat inspireren door mensen. Ze wil contact maken met anderen om vervolgens hun verhalen te verbeelden in haar illustraties. Door deze verhalen te delen wil ze mensen aan elkaar voorstellen en verbinden.