‘Ik ben bang om jou, de hele groep en de goede sfeer te verliezen, en geschokt, boos en verbaasd, want ik wil jou en dit alles niet kwijt. Marthe.’
Het is half één ’s nachts, ik lig in bed en typ dit naar een vriend. Ik sluit af met ‘Marthe’, alsof een vriend die een appje van mij krijgt niet zou weten dat het van Marthe is. Toch voelt mijn bericht op dit moment als een brief, die ik formeel wil ondertekenen – alsof ik daarmee iets bezegel. De goede vriend aan wie ik dit schrijf, heeft een dag daarvoor het contact opgezegd. Om redenen ver buiten het bereik van dit verhaal: een verdrietige combinatie van snijden in bezigheden en overmacht. We hebben het vaak over vriendschappen, maar zwijgen over het einde van vriendschappen. Relaties, die maak je uit, maar vriendschappen verwateren, zo lijkt het. Vriendschappen die eindigen zijn in verhalen geen nare scheidingen, maar lieve herinneringen met een hoog das-war-einmalgehalte. ‘Oeroeg was mijn vriend,’ schrijft Hella Haasse dromerig, of neem Nescio in Titaantjes: ‘Jongens waren we. Maar aardige jongens.’ De ik-figuren spreken geen kwaad van hun ex-vrienden. Vriendschap die abrupt, hard en bot eindigt – een friendship breakup – lijkt taboe. Met vrienden deel je meestal geen huis, seksleven, of kind, dingen die om abrupte regelingen vragen, dus de boel zachtjes laten verwateren kan prima. Als de ander de vriendschapsband toch echt actief wil doorsnijden, wat bén je dan eigenlijk voor vreselijk persoon? Als iemand een liefdesrelatie met je uitmaakt, kun je op luid uitgesproken steun rekenen. Maar wie gedumpt is door een vriend zal wel iets op de kerfstok hebben, en zelf ook wat verkeerds gedaan hebben. Men houdt zich erbuiten. De bitterheid, het missen en de verwarring van de verbroken vriendschap – het vriendschapsverdriet – wordt alleen gedragen. In stilte, in dat moeras in ons waar alle onbegrepen dingen rondkolken.
Woensdag zei hij nog ‘tot vrijdag’, donderdag was het gedaan
De vriend maakte het ‘uit’ per appje, met mijn hele vriendengroep tegelijk. Woensdag zei hij nog ‘tot vrijdag’, donderdag was het gedaan. Deze vriend was de spil van de groep. Mijn vrienden, die allemaal zo verschillend zijn, innerlijk en uiterlijk: de één heeft een afro, de ander scheerde haar hoofd kaal, de één zont naakt, de ander draagt een hoofddoek, de één schaakt naast me bij het haardvuur, de ander danst naast me in de club. Een veelvoud aan beroepen, interesses, leeftijden: hij was wat ons bij elkaar hield. Ik draai me in bed naar mijn rechterzij. Had ik dit kunnen zien aankomen? Linkerzij: ja, er waren signalen, hij was verhuisd, nieuwe relatie. Rechterzij: had ik het kunnen voorkomen? Linkerzij: ja, maar ook rechterzij, nee, zijn keus stond vast, hooguit had hij het een weekje later uitgemaakt. Linkerzij: hoe kan ik wat we hadden zo snel mogelijk vervangen? Ik mis zijn onvoorspelbaarheid, zijn energie. Zelfs al zijn het precies die ingrediënten die maakten dat hij mij zo abrupt kon afstoten. Ja, ik mis zelfs dát aan hem, zijn totale onverbiddelijkheid. Rechterzij: wat nou vervangen? Ik wil hem terug.
In de ochtend word ik wakker uit een nachtmerrie en ben ik het even vergeten. ‘Er was iets naars,’ denk ik. Dan schiet het me te binnen, opnieuw als een trap in mijn lendenen. Vriend J. belt me, hij zegt: ‘Het is net alsof er iemand dood is.’ Dan is er hoop, de vriend krabbelt terug, geeft aan eens in de zoveel tijd wel contact te willen. Hij wil het alleen niet organiseren. Misschien af en toe. Geen vastigheid.
Ik merk een nieuwe emotie bij mezelf: weerzin. Ik zie ineens haarscherp een beeld voor me dat we nieuwe afspraken maken, zonder vastigheid, en die toch altijd net niet goed uitkomen, ander keertje? ‘Net een gescheiden vader,’ zegt vriend L., ‘zo één die altijd moet overwerken op de afspraak, maar dan wel een Game Boy naar je opstuurt.’ Ik knik. Ik merk dat ik liever één keer heel erg teleurgesteld wil zijn dan nog heel veel keren een beetje.
Als we elkaar voor de laatste keer zien, huilt hij. Hij vertelt wat er bij hem speelt en waarom er geen ruimte is voor ons. En tja, wij waren er toch ook niet altijd? Het wordt me duidelijk dat hij geen idee heeft wat hij zes jaar lang voor me heeft betekend. Tijdens het gesprek denk ik aan onze in-jokes. Bij de jassen zeg ik bijna 'tot volgende week.' De rest en ik beloven elkaar plechtig te blijven zien, dit mag niet het einde zijn. Er is een korte opleving van solidariteit, we geloven het allemaal heel erg op dat moment, maar ik voel een vraagteken. L. heeft gelijk: we zijn als broers en zusjes van wie de ouders uit elkaar zijn. We weten precies van elkaar wat we voelen – en we zitten allemaal in stilte op onze eigen kamer. En mijn vriend? Hij knuffelt me, kruipt met zijn hoofd als een katje in mijn nek en spint even, gaat dan zijn eigen weg. Ik heb nooit geweten dat hij zo goed kon knuffelen. Nu weet ik het.
Mijn prachtig technicolor stekeldoornboeket
Vrienden!
Jullie zijn het, met jullie trouw ik
met jullie rouw ik, mijn bruiden, mijn gom,
op jullie drink ik, als elftal hink ik
samen op anderhalf been krom
zo schrijden we naast elkaar naar het altaar
zondaars, bastaards, wij zijn priesters en altaar aldaar
wij zijn de guirlandes, de sarabandes,
wij zijn de tributeband en het danspaar
jullie mijn prachtig technicolor stekeldoornboeket
zo zijn jullie ook mijn vangende handen –
En ik draag jullie op mijn hoofd,
zo lang ik het prikken verdragen kan.
Dit is waar ik ja op zei, beloofd.
Wij zijn het, de holle speeches, weeë wijnen, scheve ogen,
wij zijn die kwade dronken omen, envelopjes met niet-ingeloste beloftes
als poederbrieven zonder poffertjes wegens hoge bezorgkosten –
ad fundum: wij de slaagsgeraakten, de in- en handgemenen,
de achterover in de taart gevallen tante, sherryvlek op een kanten manchet,
– van harte welkom op de borrel maar niet voor het eten –
betaald parkeren, o, hadden we een afspraak? Glad vergeten.
Wij zijn elkaars te krappe pakken die we zo graag nog pasten:
altijd zitten we scheef.
In elk van jullie weerspiegel ik als een kiezel,
laten jullie mij worden wie ik al was en niet meer anders willen.
Met één polsbeweging draaien we de caleidoscoop om
vallen we samen op een andere plaats, een andere pasvorm.
Is dit wat jullie ook beloven? Zeg alsjeblieft geen nee.

Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.

Jill Heesbeen is een illustrator die graag werk maakt over de relaties tussen personen op maatschappelijk en op persoonlijk niveau. Zo laat ze je nadenken over de omgang met je medemens. Ook de relatie met jezelf (en de mentale problematiek die daarmee gepaard kan gaan) is een onderwerp dat ze graag verbeeldt.